Op 24 september 2018 heeft het Gerechtshof Den Haag een beslissing genomen op een verzoek tot verschoning van raadsheer mr. J.W. Wabeke in een beklagzaak. Dit verzoek was ingediend naar aanleiding van een verdenking die door de raadsvrouw van de klagers tegen hem was geuit. Mr. Wabeke achtte deze verdenking ongefundeerd, maar vreesde desondanks dat hij niet meer onbevangen over de zaak zou kunnen oordelen door de publiciteit die de zaak had gegenereerd.
De meervoudige kamer voor de behandeling van wrakings- en verschoningsverzoeken heeft de zaak behandeld en op basis van artikel 517 in verbinding met artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering geoordeeld dat de gronden voor het verschoningsverzoek voldoende waren om de onpartijdigheid van de rechter in het geding in gevaar te brengen.
Daarom heeft het hof het verzoek om verschoning toegewezen. De beslissing is genomen door de rechters I.E. de Vries, J.A. van Kempen en F.R. Salomons, in aanwezigheid van griffier mr. J. van der Vegte. Een afschrift van de beslissing zal worden verzonden aan de raadsvrouw van de klagers, het Openbaar Ministerie en de raadsheer die om verschoning had verzocht.