ECLI:NL:GHDHA:2018:2379
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- I. Obbink-Reijngoud
- A.E. Sutorius-Van Hees
- K. van Barneveld-Peters
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van partneralimentatie na samenwoning als waren zij gehuwd
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 augustus 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende de beëindiging van partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft betoogd dat zij en haar nieuwe partner niet samenwonen als waren zij gehuwd, en heeft geprobeerd het bewijs dat door de man was geleverd te ontzenuwen. Het hof oordeelde echter dat de vrouw geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangedragen die het voorshands aangenomen bewijs ontzenuwen. De ontkenning van de samenwoning door de vrouw en haar nieuwe partner werd niet als voldoende bewijs gezien om het vermoeden van samenwoning te weerleggen. Het hof concludeerde dat de vrouw samenwoont als ware zij gehuwd in de zin van artikel 1:160 BW, wat leidde tot de beëindiging van de verplichting van de man om levensonderhoud aan haar te verschaffen. De ingangsdatum van deze samenwoning werd vastgesteld op 1 januari 2015, zoals eerder door de rechtbank was bepaald. De beslissing van het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank, waarbij de vrouw niet was geslaagd in haar bewijsopdracht.