ECLI:NL:GHDHA:2018:2377
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor verhuizing naar Zweden en herstelbeschikking
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 12 september 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende een verzoek om vervangende toestemming voor een verhuizing naar Zweden. De appellant, aangeduid als de man, had eerder op 18 juli 2018 een beschikking aangevraagd, waarin hij verzocht om toestemming om met zijn minderjarige kind naar Zweden te emigreren. In de eerdere beschikking was echter geen uitvoerbaarverklaring bij voorraad opgenomen, wat de man als een kennelijke fout beschouwde. Hij diende een verzoek in om deze beschikking te herstellen of aan te vullen, omdat hij meende dat het hof de intentie had om de beschikking uitvoerbaar te verklaren tijdens de zomervakantie van 2018.
De vrouw, aangeduid als de verweerster, heeft zich verzet tegen het verzoek tot herstel, stellende dat zij had verzocht om het beroep op alle onderdelen te verwerpen, inclusief het verzoek om uitvoerbaarverklaring bij voorraad. Het hof heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen debat tussen partijen heeft plaatsgevonden over de uitvoerbaarheid bij voorraad, en dat het hof abusievelijk verzuimd heeft om dit onderdeel in de beschikking op te nemen. Het hof heeft daarom besloten om de beschikking aan te vullen met de verklaring dat deze uitvoerbaar bij voorraad is, terwijl de overige onderdelen van de beschikking ongewijzigd blijven.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van het hof, waarbij de griffier A.N. Hansler aanwezig was. De beschikking is openbaar uitgesproken, en de datum van uitspraak blijft ongewijzigd.