Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
1.Het verdere verloop van het geding
2.De verdere beoordeling van het hoger beroep
grief 2 in incidenteel appel– die ziet op de berekening van de schade die [geintimeerde] heeft geleden doordat [appellante] niet tijdig een arbeidsongeschiktheidsverzekering voor hem had afgesloten – heeft het hof [geintimeerde] in de gelegenheid gesteld zijn schade opnieuw te berekenen. In rov. 2.34 van het tussenarrest heeft het hof samengevat aan welke eisen de berekening van de jaarrente en de daaruit af te leiden behorende schadevergoeding dient te voldoen:
- Er wordt uitgegaan van het bruto jaarsalaris op 1 maart 2000, zijnde € 29.014,71, en een daarbij behorende (fictieve) jaarrente van € 20.310,30.
- Deze jaarrente wordt jaarlijks met de algemene indexering als bedoeld in artikel 26 van de polis van 2004 verhoogd.
- Per 1 maart 2003 wordt de jaarrente aangepast aan het alsdan geldende salaris en per 1 maart 2006 wordt de jaarrente met 15% verhoogd.
- Bij de omrekening van het door [appellante] in dollars uitbetaalde laatste salaris wordt uitgegaan van de in de detacheringsovereenkomst opgenomen wisselkoers.
- Er wordt gerekend met de eindleeftijd van 65 jaar.
- Er wordt gerekend met de rekenrente die geldt ten tijde van de nieuwe berekening.
- De door [appellante] te betalen schadevergoeding is niet hoger dan de uitkering die [geintimeerde] zou hebben ontvangen indien [appellante] wel tijdig een arbeidsongeschiktheidsverzekering had gesloten ter afdekking van het WAO/WIA-risico.
- De uitkering uit de bij Zwitserleven gesloten excedent-verzekering wordt niet in mindering gebracht op de schadevergoeding.
- Er dient geen verrekening van inkomsten genoten van Lubcore plaats te vinden (rov. 2.25).
- De peildatum is de datum van berekening van de contante waarde (rov. 2.32).
- De wettelijke rente over de reeds verschenen termijnen is verschuldigd telkens vanaf de vervaldatum (rov. 2.32).
rapport BDO II)concludeert [geintimeerde] dat hij per 1 juli 2017 aanspraak kan maken op een schadevergoeding van
€ 1.441.179,-, nog te verminderen met een bedrag van € 157.799,-, zijnde de betaling die heeft plaatsgevonden op grond van het bestreden vonnis.
€ 777.333,- (bruto)en subsidiair op een schadevergoeding van
€ 1.151.130,-. In de door [naam accountants] berekende schadevergoeding is volgens [appellante] al rekening gehouden met de juist genoemde betaling van € 122.000,- vermeerderd met rente die [geintimeerde] uit hoofde van het bestreden vonnis heeft ontvangen. Dit tegenrapport (
rapport [naam accountants] I) is door [appellante] bij antwoordakte overgelegd.
- De peildatum is gesteld op 1 juli 2017.
- Het aanvangsbedrag van de jaarlijkse uitkering per 1 oktober 2008 bedraagt € 31.042,89 (zijnde 70% van het jaarsalaris van € 44.346,98).
- De voor 1 juli 2017 verstreken termijnen worden vanaf de vervaldatum opgerent met de wettelijke rente tot 1 juli 2017.
- De uitkeringen stijgen jaarlijks wegens indexatie met 3% conform clausule 63 van de 4 arbeidsongeschiktheidsverzekering die [appellante] in 2014 ten behoeve van [geintimeerde] heeft gesloten.
- Voor de berekening van de contante waarde voor de toekomstige uitkeringen wordt een rekenrente van 1% gehanteerd.
- Voor de berekening van de contante waarde van de toekomstige uitkeringen wordt de sterftetabel GBM/GBV 2009-2014 gehanteerd met een leeftijdsterugstelling van 5 jaar voor mannen en 6 jaar voor vrouwen.
- De peildatum is gesteld op 1 juli 2017.
- Er wordt gerekend met een rekenrente van 2%.
- De contante waarde van de toekomstige uitkeringen is berekend op basis van de sterftetabel GBM/GBV 2009-2014, zonder een leeftijdsterugstelling.
- De aan [geintimeerde] uit te keren schade mag niet hoger zijn dan de uitkering die [geintimeerde] zou hebben ontvangen onder de geldende WAO/WIA, een en ander conform rov. 2.26 van het tussenarrest.
- Het jaarsalaris van € 44.346,98 in 2008 zou hebben geleid tot een tijdelijke loondervingsuitkering onder de WAO van € 2.771,69 en een vervolguitkering van € 2.201,94. (Met dien verstande dat het onder de WAO/WIA van belang zou zijn geweest welke neveninkomsten [geintimeerde] had.) Op basis van deze gegevens heeft [naam accountants] de WAO-uitkering voor [geintimeerde] per 1 juli 2017 berekend op € 30.491,66.
- [naam accountants] acht het redelijk om voor de periode vanaf 1 juli 2017 uit te gaan van een stijging van de WAO/WIA-uitkering met 2% per jaar.
- Het aanvangsbedrag van de jaarlijkse uitkering per 1 oktober 2008 bedraagt € 31.042,89;
- Er wordt jaarlijks geïndexeerd met 3%.
Schadevergoeding op basis van een fictieve WAO/WIA-uitkering?
De reeds verstreken termijnen tot 1 juli 2017; rekenverschillen
de reeds verstreken termijnentot en met juni 2017 geldt het volgende. [geintimeerde] en [appellante] (in haar subsidiaire schadeberekening) noemen hier verschillende bedragen. [geintimeerde] berekent dit bedrag op € 348.451,- (inclusief wettelijke rente tot peildatum), waarop dan nog een aftrek moet plaatsvinden van € 157.799,-, zijnde de betaling die in november 2014 heeft plaatsgevonden op grond van het bestreden vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente van 1 november 2014 tot 1 juli 2017. Die rekensom komt uit op € 190.652,-. [appellante] komt in haar subsidiaire schadeberekening uit op een bedrag van € 191.232,- (inclusief de hiervoor bedoelde aftrek en de wettelijke rente tot peildatum). Het is voor het hof niet duidelijk waar dit (relatief kleine) verschil in zit. Nu het iets lagere bedrag door [geintimeerde] wordt genoemd, kan dat in het midden blijven. Toewijsbaar is € 190.652,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de peildatum (1 juli 2017).
Contante waarde van toekomstige termijnen (vanaf 1 juli 2017) (rekenrente, contante waarde)
contante waarde van de toekomstige termijnenvanaf 1 juli 2017 zijn er twee geschilpunten. Het eerste geschilpunt betreft de rekenrente en het tweede betreft de sterftetabellen. Als gevolg hiervan verschillen tussen partijen van mening over de contante waarde van de toekomstige termijnen. Volgens [geintimeerde] gaat het om een bedrag van € 1.092.728,- en volgens [appellante] om een bedrag van € 959.898,-, in beide gevallen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de peildatum (1 juli 2017).
eerste geschilpuntgeldt het volgende. BDO heeft de rekenrente op 1% gesteld na vergelijking van (1) de 20-jaarsrente van de AAA
rated euro central government bondsper 13 april 2017 (0,839% per jaar), (2) een Zwitserleven lijfrenteverzekering met een looptijd van ruim 22 jaar, ingaande per 1 juli 2017 (0,91% per jaar) en (3) de bancaire lijfrentes op basis van banksparen (circa 1,7% per jaar). BDO heeft bij dit laatste product opgemerkt dat [geintimeerde] daaraan niet kan deelnemen omdat hij in Amerika woonachtig is.
ultimate forward ratevoor verzekeraars in 2017 uitkwam op 3,65% (2% inflatie vermeerderd met de gemiddelde reële rente van 1,65%) en bij de
ultimate forward ratevoor pensioenverzekeraars die voor een 20-jaars rente uitkomt op 2,16%. [naam accountants] heeft verder toegelicht waarom de rekenrente van 1%, die door BDO wordt gehanteerd, volgens haar niet deugdelijk is.
tweede geschilpuntbetreft de sterftetabellen. Partijen zijn het erover eens dat moet worden gerekend op basis van de sterftetabel GBM/GBV 2009-2014. BDO heeft daarbij een leeftijdsterugstelling van 5 jaar toegepast, zonder dit overigens te onderbouwen. [naam accountants] meent dat er geen leeftijdsterugstelling moet plaatsvinden. Volgens [naam accountants] is het een gegeven dat gezondere mensen (met een lange leeftijdsverwachting) eerder een arbeidsongeschiktheidsverzekering sluiten dan zieke en/of arbeidsongeschikte mensen (autoselectie). Dit is niet verdisconteerd in de sterftetabellen. Verzekeraars gebruiken leeftijdsterugstelling als tegenmaatregel tegen autoselectie. Omdat in dit geval geen sprake is van autoselectie, behoeft er geen leeftijdsterugstelling te worden toegepast.
3.Beslissing
opnieuw rechtdoende: