In deze zaak gaat het om de vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige door de man, die de verwekker is van het kind. De vrouw, verzoekster in hoger beroep, heeft de bestreden beschikking van de rechtbank Rotterdam aangevochten, waarin de rechtbank toestemming heeft verleend voor de erkenning. De vrouw verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een advies van de raad voor de kinderbescherming af te wachten voordat er een beslissing wordt genomen. De man verzoekt om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken en de bestreden beschikking te bekrachtigen. Het hof heeft de zaak op 5 juli 2018 mondeling behandeld en heeft de relevante feiten vastgesteld, waaronder de relatie tussen de partijen en de geboorte van de minderjarige op 10 december 2016. Het hof overweegt dat de vrouw zich verzet tegen de erkenning vanwege een incident in het verleden, maar dat dit niet voldoende is om aan te nemen dat de erkenning de belangen van de vrouw bij een ongestoorde verhouding met de minderjarige zou schaden. Het hof bekrachtigt de bestreden beschikking en verleent de man vervangende toestemming tot erkenning van de minderjarige. Daarnaast wordt de voorlopige informatieregeling bekrachtigd, waarbij de vrouw verplicht wordt om de man informatie over de minderjarige te verstrekken. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.