In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, is de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen in geschil. De man, verzoeker in hoger beroep, verzoekt de bestreden beschikking van de rechtbank te vernietigen, waarin was bepaald dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw in Suriname zou zijn. De vrouw, verweerster in hoger beroep, verzoekt de beschikking te bekrachtigen en heeft tevens een incidenteel appel ingediend met betrekking tot de zorgregeling en kinderalimentatie. Het hof heeft vastgesteld dat de communicatie tussen de ouders onvoldoende is om de belangen van de minderjarigen te waarborgen. Het hof benadrukt het belang van gelijkwaardig ouderschap en heeft partijen de gelegenheid gegeven om met behulp van een mediator afspraken te maken over de zorg- en opvoedingstaken. De behandeling van de zaak is pro forma aangehouden voor negen maanden, waarbij de bestaande zorgregeling voorlopig van kracht blijft. De uitspraak van het hof is gedaan op 21 februari 2018, waarbij de betrokken minderjarigen zijn geboren in 2012 en 2014.