ECLI:NL:GHDHA:2018:225

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 februari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
200.227.304-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid in hoger beroep en incidenteel appel wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de vrouw hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in kort geding van 4 oktober 2017. De vrouw heeft haar hoger beroep ingesteld bij exploot van 2 november 2017, maar het hof constateert dat de appeldagvaarding niet binnen de wettelijke termijn van vier weken is uitgebracht, zoals voorgeschreven in artikel 339 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De vrouw heeft aangevoerd dat de termijn met één dag is overschreden door een onjuiste telling, en heeft het hof verzocht om de zaak desondanks te behandelen, verwijzend naar het belang van partijen en de beperkte overschrijding van de termijn. De man, die in incidenteel appel is gegaan, heeft echter aangevoerd dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het principaal appel, terwijl zijn eigen incidenteel appel wel ontvankelijk zou zijn.

Het hof heeft de ontvankelijkheid van het hoger beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de overschrijding van de termijn niet kan worden gerechtvaardigd. De termijn is van openbare orde en kan, behoudens zeer bijzondere gevallen, niet worden overschreden. Het hof heeft ook opgemerkt dat het zelfstandig karakter van het incidenteel appel niet betekent dat er ruimte is voor ontvankelijkheid in het geval van niet-ontvankelijkheid van het principaal appel. Uiteindelijk heeft het hof de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep en ook de man niet-ontvankelijk verklaard in zijn incidenteel hoger beroep. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.227.304/01
Zaak-/rolnummer rechtbank: C/09/535641/ KG ZA 17-924

Arrest van 6 februari 2018

inzake

[naam],

wonende te [woonplaats],
appellante in het principaal appel,
verweerster in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat: mr. P. Bosma te Almere,
tegen

[naam],

wonende te [woonplaats],
geïntimeerde in het principaal appel,
appellant in het incidenteel appel,
hierna te noemen: de man,
advocaat: mr. R. van Venetiën te Alphen aan den Rijn.

Het geding

Bij exploot van 2 november 2017 (met daarin twee grieven) is de vrouw in hoger beroep gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter (in kort geding) van 4 oktober 2017; daarbij is de man in spoedappel gedagvaard. De man heeft de grieven bij memorie van antwoord bestreden en van zijn kant incidenteel appel ingesteld onder aanvoering van twee grieven. Hierop heeft de vrouw een memorie van antwoord in het incidenteel appel genomen. Vervolgens zijn partijen door het hof in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de ontvankelijkheid van het hoger beroep wegens door het hof geconstateerde termijnoverschrijding. De vrouw heeft bij akte uitlating gesteld dat de appeltermijn met één dag is overschreden door een onjuiste telling van de termijn. Zij heeft het hof verzocht desondanks de zaak te behandelen, gelet op (i) het belang van partijen, (ii) de beperkte overschrijding van de termijn en (iii) het feit dat ook door de man incidenteel appel is ingesteld. De man heeft bij antwoordakte aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat de vrouw niet-ontvankelijk moet worden verklaard in het principaal appel. Het door hemzelf ingestelde incidenteel appel is volgens hem wel ontvankelijk. Hierna is arrest bepaald.

Beoordeling van de ontvankelijkheid van het hoger beroep

De vrouw kan niet in haar hoger beroep worden ontvangen, aangezien de appeldagvaarding niet is uitgebracht binnen de in artikel 339 lid 2 Rv voorgeschreven beroepstermijn van vier weken. Deze termijn is van openbare orde. Hier kan, behoudens zeer bijzondere gevallen, niet van worden afgeweken. Hetgeen de vrouw heeft aangevoerd rechtvaardigt een dergelijke afwijking niet. Het zelfstandig karakter van het incidenteel appel gaat niet zover dat daarvoor ook ruimte is in geval van niet-ontvankelijkheid van het principaal appel wegens overschrijding van de appeltermijn (vgl. HR 18 februari 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1274,
NJ1994, 606).
Het hof ziet in de omstandigheden van het geval aanleiding de proceskosten te compenseren.

Beslissing

Het hof:
- verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in het door haar ingestelde hoger beroep van het vonnis in kort geding van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 4 oktober 2017;
  • verklaart de man niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde incidenteel hoger beroep van datzelfde vonnis;
  • bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van het geding in hoger beroep draagt.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, E.J. van Sandick en J.W. Frieling en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 februari 2018 in aanwezigheid van de griffier.