ECLI:NL:GHDHA:2018:221

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2018
Publicatiedatum
12 februari 2018
Zaaknummer
200.228.125/01 en 200.228.128/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van de schuldsaneringsregeling en begeleiding door beschermingsbewindvoerder

In deze zaak gaat het om de verlenging van de schuldsaneringsregeling voor de appellanten, die in financiële problemen verkeren. De rechtbank had eerder de schuldsaneringsregeling beëindigd omdat de appellanten niet voldaan hadden aan hun verplichtingen, waaronder de sollicitatieverplichting. De appellanten hebben hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing. Tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2018 hebben de appellanten, vergezeld van hun advocaat en de bewindvoerder, hun situatie toegelicht. De bewindvoerder heeft bevestigd dat de tekortkomingen in de informatieverplichting zijn hersteld en dat nieuwe schulden zijn afgelost. Echter, de appellanten hebben een langere periode niet aan de sollicitatieverplichting voldaan.

Het hof heeft geoordeeld dat, hoewel de appellanten tekort zijn geschoten in hun verplichtingen, er voldoende aanleiding is om een uitzondering te maken. De appellanten hebben blijk gegeven van inspanning om hun situatie te verbeteren, waaronder het vinden van parttime werk en het solliciteren naar een fulltime baan. Het hof heeft besloten om de schuldsaneringsregeling met 12 maanden te verlengen, tot 18 april 2020, en heeft bepaald dat de appellanten zich moeten laten begeleiden door een beschermingsbewindvoerder. Dit is noodzakelijk om hen te ondersteunen in het voldoen aan hun verplichtingen. Het hof heeft benadrukt dat dit een laatste kans is voor de appellanten om de schuldsaneringsregeling succesvol af te ronden, en dat falen in het nakomen van de verplichtingen kan leiden tot beëindiging van de regeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.228.125/01 en 200.228.128/01
Insolventienummer rechtbank : C/09/16/187 R en C/09/16/188 R

arrest van 16 januari 2018

inzake

1. [naam 1] ,

2. [naam 2] ,

beiden wonende te [woonplaats] ,
appellanten,
hierna afzonderlijk te noemen: [appellant] respectievelijk [appellante] , en tezamen: [appellanten] ,
advocaat: mr. L.A. Bettonvil te Zoetermeer.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 april 2016 is ten aanzien van [appellanten] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Deze schuldsaneringsregelingen zijn op voordracht van de rechter-commissaris beëindigd bij vonnissen van deze rechtbank van 17 november 2017. Tegen laatstbedoelde vonnissen hebben [appellanten] hoger beroep ingesteld bij de op 24 november 2017 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschriften (met producties). Bij brief van 21 december 2017 is nog een aantal producties aan het hof toegezonden. Bij brieven van 2 januari 2018 en 3 januari 2018 heeft M.A.T. Noordzij, de bewindvoerder, de openbare verslagen en zijn reactie op het beroepschrift aan het hof toegezonden.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 9 januari 2018. Verschenen zijn: [appellanten] , vergezeld van D.A. Holswilder
,beoogd beschermingsbewindvoerder, en bijgestaan door hun advocaat, alsmede de bewindvoerder.
Mr. Bettonvil heeft de zaak bepleit aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.

De beoordeling van het hoger beroep

1. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling van [appellanten] beëindigd op grond van het oordeel dat zij een of meer van hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomen, meer in het bijzonder de sollicitatie-, informatie- en afdrachtverplichting en dat zij bovenmatige schulden doen of laten ontstaan (artikel 350 lid 3 aanhef en onder c en d Fw).
2. De grieven en argumenten van [appellanten] kunnen als volgt worden samengevat.
Voorafgaand aan de schuldsaneringsregeling maakten [appellanten] gebruik van budgetbeheer. [appellanten] verkeerden in de veronderstelling dat het budgetbeheer gedurende de schuldsaneringsregeling zou doorlopen. Omdat dit niet het geval bleek te zijn, hebben zij sinds de toelating tot de schuldsaneringsregeling hun financiën zelf beheerd. [appellanten] zijn hier echter zelfstandig niet toe in staat. Daarom is inmiddels een verzoek tot beschermingsbewind bij de rechtbank ingediend.
[appellanten] erkennen dat zij niet voldoende hebben gesolliciteerd, maar de sollicitaties die zij wel hebben verricht, hebben geleid tot parttime banen. Op dit moment solliciteren zij beiden naar een fulltime baan.
Ten aanzien van de boedelachterstand hebben [appellanten] het volgende naar voren gebracht. [appellante] heeft nog een ING-bankrekening, welke door de bewindvoerder geblokkeerd blijkt te zijn en waar vanaf het begin van de schuldsaneringsregeling maandelijks het kindgebonden budget op is gestort. [appellanten] weten niet waarom deze rekening geblokkeerd is, maar dit bedrag kan volledig worden aangewend voor het inlopen van de boedelachterstand. De tekortkoming in de informatieverplichting is inmiddels hersteld en de nieuwe schulden zijn volledig voldaan.
Gelet op het voorgaande verzoeken [appellanten] het hof hen nog een kans te geven om de schuldsaneringsregeling naar behoren te doorlopen, al dan niet met een verlenging van de regeling.
3. De bewindvoerder heeft bevestigd dat de boedelachterstand kan worden ingelopen met het saldo dat op de ING-bankrekening staat, dat de tekortkoming in de informatieverplichting is hersteld en dat de nieuwe schulden zijn afgelost. [appellanten] hebben echter een langere periode niet aan de sollicitatieverplichting voldaan.
De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard in te kunnen stemmen met een verlenging van de schuldsaneringsregeling, mits de uitspraak van het hof wordt aangehouden totdat door de rechtbank op het ingediende verzoek tot beschermingsbewind is beslist. Zonder beschermingsbewind acht de bewindvoerder [appellanten] namelijk niet in staat om aan hun verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling te voldoen.
4. Vooropgesteld dient te worden dat van personen ten aanzien van wie de schuldsanering is uitgesproken, mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Het hof is met de rechtbank van oordeel dat [appellanten] hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren zijn nagekomen. De tekortkomingen zijn van zodanige ernst dat zij in beginsel dienen te leiden tot beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling. In dit geval is er echter aanleiding voor een uitzondering. Het hof is er voldoende van overtuigd geraakt dat [appellanten] alles in het werk hebben gesteld om de tekortkomingen te corrigeren. Zo is de tekortkoming in de informatieverplichting hersteld, zijn de nieuwe schulden afgelost en kan de boedelachterstand worden ingelopen met het saldo dat op de ING-bankrekening staat. Verder hebben [appellanten] beiden een parttime baan en solliciteren zij daarnaast naar een fulltime baan. Gelet op voornoemde ontwikkelingen acht het hof een tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling op dit moment een te zware sanctie voor het tekortschieten en zal het [appellanten] in de gelegenheid stellen om de tekortkoming in de sollicitatieverplichting te herstellen en wordt een verlenging van de looptijd met 12 maanden meer op zijn plaats geacht.
Het hof hecht eraan toe te voegen dat hoewel het ervan is overtuigd dat [appellanten] er binnen hun mogelijkheden nu wel alles aan doen om aan hun verplichtingen te voldoen, het hof hen onvoldoende in staat acht om die verplichtingen steeds zelfstandig op de juiste wijze na te komen. Om hen in de nakoming van de verplichtingen te ondersteunen, dienen [appellanten] zich dan ook te laten begeleiden door een beschermingsbewindvoerder. Ter zitting van het hof is gebleken dat een verzoek tot beschermingsbewind reeds is ingediend bij de rechtbank. Dat betekent echter niet dat [appellanten] niet nadrukkelijk een eigen verantwoordelijkheid hebben om de verplichtingen na te komen. Het hof ziet geen aanleiding om, zoals door de bewindvoerder is verzocht, de uitspraak aan te houden totdat door de rechtbank op het verzoek tot beschermingsbewind is beslist. Immers, ter zitting heeft de advocaat van [appellanten] verklaard dat zij beschikbaar blijft om [appellanten] te helpen en dat door de beoogd beschermingsbewindvoerder, zodra de ING-rekening is gedeblokkeerd, met budgetbeheer zal worden aangevangen. Het hof wijst [appellanten] er wel met klem op dat aan hen hiermee een laatste kans wordt geboden om de schuldsaneringsregeling tot een goed einde te brengen. Indien de verplichtingen, waaronder de sollicitatieverplichting, niet stipt worden nagekomen, zal dit alsnog leiden tot beëindiging van de regeling dan wel het weigeren van de schone lei.
5. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden vernietigd.

De beslissing

Het hof:
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 17 november 2017;
en opnieuw rechtdoende:
- verlengt de looptijd van de schuldsaneringsregelingen van [appellanten] met 12 maanden, derhalve tot 18 april 2020, waarbij [appellanten] dienen te blijven voldoen aan alle uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen;
- verwijst de zaak naar voornoemde rechtbank ter verdere uitvoering van de schuldsaneringsregeling.
Dit arrest is gewezen door mrs. M. Flipse, D. Aarts en H.J. Steinvoort en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 16 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.
Bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. D. Aarts.