ECLI:NL:GHDHA:2018:2172

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
22-002717-16
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van fietsen in vereniging met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 februari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte en zijn medeverdachte zijn beschuldigd van diefstal van fietsen, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De feiten vonden plaats op 14 februari 2016 te Rotterdam, waar de aangever, afgezonderd van zijn vriend en omringd door grotere jongens, niet in staat was om de diefstal te voorkomen. Het hof oordeelt dat de omstandigheden de diefstal in vereniging zo ernstig maken dat deze benadert als een beroving. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd, die een zwaardere straf had geëist, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de afpersing. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte aansprakelijk is gesteld voor materiële schade van € 125,00. Het hof heeft de strafmotivering gebaseerd op de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waarbij het hof ook rekening heeft gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002717-16
Parketnummer: 10-700110-16
Datum uitspraak: 7 februari 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 2 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1997,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 24 januari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde. Voorts is beslist omtrent de vordering van de benadeelde partij als vermeld in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 februari 2016 te Rotterdam op of aan de openbare wegen, de Randweg en/of Hollandsestraat, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en/of een of meer fietsen en/of een mes en/of kleding (2 truien en/of één broek) en/of speakers en/of een subwoofer, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en/of een of meer fietsen en/of een mes en/of kleding (2 truien en/of één broek) en/of speakers en/of een subwoofer, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- achtervolgen van die [aangever] en/of
- zich opdringen aan die [aangever] en/of
- die [aangever] gebieden om te gaan zitten en/of
- meermalen, althans eenmaal die [aangever] gebieden/dwingen om mee te lopen en/of
- die [aangever] gebieden/dwingen om zijn kelder(box/deur) te openen en/of
- ( met kracht) slaan/stompen in/op/tegen het gezicht van die [aangever] en/of
- aan die [aangever] tonen en/of voorhouden van een mes en/of
- rukken/trekken van een telefoon uit de hand(en) van die [aangever] en/of
- ( daarbij) aan die [aangever] (dreigend) toevoegen van de woorden: "Geef je fona" en/of "Geef die kankerfona" en/of "Jij weet niet wie ik ben kill" en/of "Ik ben geen kleine jongen" en/of "Maak die kelderdeur open" en/of "Hé, BJ geef die fiets" en/of "Ga goud pakken en spullen van waarde"" en/of "En pinpas van je moeder" en/of "Ik loop wel mee" en/of "Ik kan je ook gewoon djoeken" en/of "Geef je telefoon"" en/of "Nu, is het mijn fona" en/of "Ik zweer als je aangifte doet, ik neuk je kankermoeder".
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte ter zake van het onder tweede cumulatief/alternatief (diefstal in vereniging met geweld en bedreiging met geweld) ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht, waarvan 33 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarden – kort gezegd – reclasseringstoezicht, dat de verdachte zal deelnemen aan een CoVa plus training en met oplegging van een contactverbod met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
(Partiële) vrijspraak
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij zich op 14 februari 2016 schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing van [aangever] en/of dat hij op voornoemde datum zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde aangever.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig de aan het hof overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities, bepleit dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Hiertoe heeft de raadsvrouw - zakelijk weergegeven - betoogd dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is voor de rol van de verdachte als medepleger bij de afpersing en de diefstal met geweld en bedreiging met geweld.
Met de advocaat-generaal en de verdediging acht het hof dat de ten laste gelegde afpersing, ook in de vorm van medeplegen, niet wettig en overtuigend bewezen zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van de zich in het dossier bevindende stukken – in onderling verband en samenhang bezien – en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet worden vastgesteld dat het opzet van de verdachte, ook niet in voorwaardelijke zin, gericht was op het door één of twee andere medeverdachte(n) gepleegde geweld en bedreiging met geweld, zodat de verdachte ten aanzien van dat deel van de tenlastelegging partieel dient te worden vrijgesproken. In het bijzonder is niet komen vast te staan dat de verdachte betrokken was bij de uitvoering van een gemeenschappelijk plan om de aangever af te persen of door geweld of bedreiging met geweld goederen van de aangever te stelen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks14 februari 2016 te Rotterdam
op of aan de openbare wegen, de Randweg en/of Hollandsestraat,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,
met het oogmerk om zich of een of meer anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en / of bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en/of een of meer fietsen en/of een mes en/of kleding (2 truien en/of één broek) en/of speakers en/of een subwoofer, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigeningheeft weggenomen
een mobiele telefoon (merk Apple, type Iphone) en/of een of meerfietsen
en/of een mes en/of kleding (2 truien en/of één broek) en/of speakers en/of een subwoofer, in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten deletoebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader
(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- achtervolgen van die [aangever] en/of
- zich opdringen aan die [aangever] en/of
- die [aangever] gebieden om te gaan zitten en/of
- meermalen, althans eenmaal die [aangever] gebieden/dwingen om mee te lopen en/of
- die [aangever] gebieden/dwingen om zijn kelder(box/deur) te openen en/of
- (met kracht) slaan/stompen in/op/tegen het gezicht van die [aangever] en/of
- aan die [aangever] tonen en/of voorhouden van een mes en/of
- rukken/trekken van een telefoon uit de hand(en) van die [aangever] en/of
- (daarbij) aan die [aangever] (dreigend) toevoegen van de woorden: "Geef je fona" en/of "Geef die kankerfona" en/of "Jij weet niet wie ik ben kill" en/of "Ik ben geen kleine jongen" en/of "Maak die kelderdeur open" en/of "Hé, BJ geef die fiets" en/of "Ga goud pakken en spullen van waarde"" en/of "En pinpas van je moeder" en/of "Ik loop wel mee" en/of "Ik kan je ook gewoon djoeken" en/of "Geef je telefoon"" en/of "Nu, is het mijn fona" en/of "Ik zweer als je aangifte doet, ik neuk je kankermoeder".
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte 1] hebben zich schuldig gemaakt aan diefstal van fietsen. Met zijn handelwijze heeft de verdachte er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen. Daarnaast heeft hij overlast veroorzaakt voor de betrokkenen.
Het hof heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf gelet op de verzwarende omstandigheden waaronder de onderhavige diefstallen naar het oordeel van het hof hebben plaatsgevonden. De verdachte en de medeverdachte hebben immers gebruik gemaakt van de omstandigheid dat de aangever op het moment dat verdachte en zijn medeverdachte de fietsen wegnamen, zich in een kwetsbare positie bevond, te weten afgezonderd van zijn vriend en omringd door grote en oudere jongens. De aangever was daardoor niet in staat de diefstal van zijn fiets en de fiets van zijn moeder te verhinderen. Onder deze omstandigheden benadert deze diefstal in vereniging voor wat betreft de ernst ervan een beroving. De verdachte en zijn medeverdachte hebben geen enkel mededogen met het slachtoffer getoond; zij werden slechts gedreven door geldelijk gewin. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 januari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof heeft voorts onder meer acht geslagen op een rapport van Reclassering Nederland d.d. 20 april 2016, alsmede op hetgeen omtrent de persoonlijke omstandigheden van de verdachte door zijn raadsvrouw ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht.
Het hof ziet onvoldoende noodzaak om aan de verdachte een bijzondere voorwaarde op te leggen en acht, alles overwegende een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Deze straf is door de verdachte reeds in voorlopige hechtenis uitgezeten.
Vordering tot schadevergoeding van [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [benadeelde partij] zich als wettelijk vertegenwoordiger van [aangever] als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde tot een bedrag van € 1.305,00 (bestaande uit € 305,00 materiële schade en € 1.000,00 immateriële schade), vermeerderd met de wettelijke rente.
De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij, te weten tot € 1.000,- (bestaande uit immateriële schade), met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, met dien verstande dat hetgeen ter terechtzitting is geconcludeerd – kennelijk abusievelijk – niet op de schriftelijke vordering staat vermeld.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist. Primair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, gelet op de hierboven bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de gevorderde materiële schade voor de fiets niet kan worden toegewezen, dat het gevorderde bedrag voor de kleding dient te worden gematigd, nu bij het bepalen van de schade niet kan worden uitgegaan van de nieuwwaarde en dat de gevorderde immateriële schade eveneens gematigd dient te worden.
Het hof is van oordeel dat het bewezenverklaarde geen rechtstreeks verband heeft met de gevorderde vergoeding voor de kleding à € 180,-, aangezien de verdachte is vrijgesproken voor de ten laste gelegde afpersing, waar de gevorderde vergoeding voor de kleding wel rechtstreeks verband mee heeft. De benadeelde partij dient derhalve in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Het hof is voorts van oordeel dat het bewezenverklaarde geen rechtstreeks verband heeft met de gevorderde immateriële schade, aangezien de verdachte is vrijgesproken voor het onderdeel van de tenlastelegging dat ziet op de afpersing en het geweld en bedreiging met geweld. De benadeelde partij dient derhalve in zoverre niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 125,00 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag hoofdelijk worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening met dien verstande dat de betalingsverplichting vervalt, indien de mededader aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 125,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de hoofdelijke verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever], met dien verstande dat de betalingsverplichting vervalt indien de mededader aan zijn betalings-verplichting heeft voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 125,00 (honderdvijfentwintig euro) ter zake van materiële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige niet ontvankelijk.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 februari 2016.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever], ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 125,00 (honderdvijfentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
2 (twee) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 14 februari 2016.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels, mr. A.E. Mos-Verstraten en mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen, in bijzijn van de griffier mr. H. Hafti.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 februari 2018.