ECLI:NL:GHDHA:2018:2169

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 maart 2018
Publicatiedatum
28 augustus 2018
Zaaknummer
22-003317-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor bezit van kinderpornografische afbeeldingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte was beschuldigd van het bezit van kinderpornografische afbeeldingen, welke hij in de periode van 14 augustus 2014 tot en met 2 september 2015 in zijn bezit had. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bezit van deze afbeeldingen, die op een laptop waren opgeslagen. De verdachte ontkende opzet te hebben gehad op het bezit, maar het hof oordeelde dat hij opzettelijk deze afbeeldingen in zijn bezit had, gezien zijn eerdere verklaringen en het feit dat hij zich in chatprogramma's bevond waarover hij met anderen sprak over kinderporno.

De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 91 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, en een taakstraf van 240 uren. Het hof heeft de straffen bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met het reclasseringsadvies, waaruit bleek dat de verdachte in een sociaal isolement verkeerde en dat zijn seksuele socialisatie scheef was gegroeid. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 91 dagen, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uren, met bijzondere voorwaarden voor reclasseringstoezicht en behandeling.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003317-17
Parketnummer: 10-812019-16
Datum uitspraak: 7 maart 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 24 juli 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [geboortejaar] 1989 te [geboorteplaats],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 21 februari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 91 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, onder algemene en bijzondere voorwaarden, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet (naar behoren) verrichten daarvan te vervangen voor 120 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks 14 augustus 2014 tot en met 2 september 2015 te Maassluis, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, telkens afbeeldingen, te weten foto's en/of films - en/of gegevensdragers, bevattende afbeeldingen, te weten een laptop (Hewlet Packard) - van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid, aangeboden, verworven, in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (bestandnaam: [1])
en/of
het in de mond nemen en/of aanraken van een penis door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (bestandsnaam: [2])
en/of
het in de mond nemen en/of aanraken van een penis door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (bestandsnaam: [3]);
en/of
het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon zich in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de foto’s/film(s) nadrukkelijk het (ontblote)
(geslachtsdeel), de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus)(telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (bestandsnaam: [4].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 91 dagen met aftrek, waarvan 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, onder algemene en bijzondere voorwaarden, alsmede een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet (naar behoren) verrichten daarvan te vervangen voor 120 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Partiële vrijspraken
Het hof is – met de advocaat-generaal en de raadsman – van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het hem ten laste gelegde verspreiden, aanbieden en verwerven van en het zich toegang verschaffen tot de tenlastegelegde kinderpornografische afbeeldingen, noch dat de verdachte – gelet op het relatief geringe aantal kinderpornografische afbeeldingen - van het bewezenverklaarde misdrijf een gewoonte heeft gemaakt. Derhalve moet de verdachte van al deze onderdelen worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep, overeenkomstig zijn overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitnota, vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad, ook niet in voorwaardelijke zin, op het bezit van kinderpornografische afbeeldingen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Op de Hewlett-Packard laptop die onder verdachte in beslag is genomen zijn 4 afbeeldingen (twee foto’s met bestandsnamen
[1]en
[2]alsmede twee films met bestandsnamen
[3]en [
4]) aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat deze laptop aan hem toebehoort en dat alleen hij gebruik maakt van deze laptop.
Het hof heeft — na kennisname van de in de tenlastelegging feitelijk omschreven afbeeldingen en de bijbehorende bestandsinformatie (metadata) ter terechtzitting in hoger beroep en derhalve op grond van eigen waarneming — vastgesteld dat:
  • bij het afbeeldingsbestand
  • bij het afbeeldingsbestand
  • bij het bestand
  • bij het bestand
en voorts dat al deze bestanden voor de gebruiker van de laptop vrij toegankelijk en benaderbaar waren. Het hof stelt voorts vast dat de bestanden zijn opgeslagen in directories van de gebruiker ‘[naam]’. Verdachte noemt zichzelf in accountnamen vaak ‘[naam]’. Voorts heeft het hof vastgesteld dat de bovengenoemde afbeeldingen aan te merken zijn als kinderpornografisch materiaal. Zulks is ter terechtzitting in hoger beroep overigens ook niet betwist.
Ten aanzien van de vraag of verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de vier hierboven genoemde kinderpornografische afbeeldingen overweegt het hof als volgt. Verdachte heeft ten overstaan van de politie verklaard dat hij zich begaf in chatprogramma’s als Skype, Bullchat en Torchat. Daarin sprak hij met anderen over kinderporno. In deze chats werd hem soms gevraagd of hij films wilde hebben, en verdachte antwoordde dan ‘ja’. Verdachte kreeg van anderen zowel foto’s als films toegezonden. Hij wist dat die bestanden onder meer automatisch werden bewaard in de (toegankelijke) map ‘Video’s’.
Verdachte heeft ter zitting in hoger beroep – anders dan eerder bij de politie – verklaard dat hij, terwijl hij chatte via Bullchat en Torchat, weliswaar meermaals kinderpornografische afbeeldingen te zien kreeg, maar dat hij niet wist dat deze afbeeldingen ook daadwerkelijk op zijn laptop werden opgeslagen, en dat hij dat ook niet heeft gewild.
Het hof acht deze latere verklaring echter ongeloofwaardig en is van oordeel dat verdachte de in de tenlastelegging genoemde afbeeldingen opzettelijk in zijn bezit had. Verdachte heeft op meerdere afzonderlijke momenten kinderpornografisch materiaal toegezonden gekregen, waarvan hij blijkens zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep ook kennis heeft genomen. Deze bestanden zijn opgeslagen op voor hem eenvoudig te benaderen locaties, namelijk in de mappen ‘Pictures’, ‘Video’s’ (in een submap) en ‘Downloads’.
Het hof overweegt in dit verband dat reeds uit het zich in de ten laste gelegde periode laten toezenden en bekijken van kinderpornografische afbeeldingen tevens volgt dat verdachte die afbeeldingen – in ieder geval op het moment van ontvangst c.q. bekijken - feitelijk in zijn bezit had en dat zijn opzet ook op die bezitsverschaffing gericht was. Nu verdachte zich voorts ook na dat moment niet effectief heeft ontdaan van de in de bewezenverklaring vermelde afbeeldingen, heeft verdachte ook nadien, in ieder geval tot het moment van inbeslagname, deze afbeeldingen opzettelijk in zijn bezit gehad.
Gezien de bewijsmiddelen, bezien in het licht van het hiervoor overwogene, is het hof dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte in de ten laste gelegde periode een gegevensdrager bevattende kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit heeft gehad.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in
of omstreeksde periode van14 augustus 2014 tot en met 2 september 2015 te Maassluis,
in elk geval in Nederland, meermalen,
althans eenmaal, telkens afbeeldingen, te weten foto's en/of films - en/ofeengegevensdrager
s, bevattende afbeeldingen, te weten een laptop (Hewlet
t-Packard)
-van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
verspreid, aangeboden, verworven,in bezit
heeftgehad
en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaftwelke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de penis anaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (bestandnaam [1])
en
/of
het in de mond nemen en/of aanraken van een penis door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (bestandsnaam: [2])
en
/of
het in de mond nemen en/of aanraken van een penis door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet had bereikt (bestandsnaam: [3]
en
/of
het gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon zich in opeenvolgende
afbeeldingen/filmfragmenten van zijn/haar kleding ontdoet en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de uitsnede van de foto’s/film(s) nadrukkelijk het (ontblote)
(geslachtsdeel), de borsten en/of billen van deze persoon in beeld gebracht worden (waarbij) de afbeelding (aldus)(telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling (bestandsnaam: [4]).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. Het bezit van kinderporno is buitengewoon verwerpelijk, met name omdat bij de vervaardiging van deze afbeeldingen kinderen seksueel worden misbruikt en geëxploiteerd. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen en verspreiden, maar zeker ook degenen die kinderporno bezitten, omdat zij bevorderen dat dit materiaal wordt vervaardigd met alle schadelijke gevolgen van dien.
Justitiële documentatie
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 7 februari 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
De persoon van verdachteHet hof heeft bij het bepalen van de straf onder meer acht geslagen op de inhoud van het ten aanzien van verdachte opgemaakte reclasseringsadvies van 25 januari 2017. Uit dit advies blijkt onder meer dat de seksuele socialisatie van verdachte is scheefgegroeid, door telkens niet te slagen in het op een normale manier leggen van contact met anderen van de eigen sekse. Verdachte bezocht voor de vervulling van zijn behoeften op het gebied van relaties en seksualiteit enkel nog chat- en datingsites, en is zich in zijn chatgesprekken in de zoektocht naar spanning extreem en veel verder gaan uiten dan dat hij –naar eigen zeggen - in het echte leven zou willen doen, waarbij het steeds meer over kinderporno en bijbehorende fantasieën ging. De reclassering adviseert behandeling op het gebied van zeden, relatievorming en omgaan met seks en seksualiteit bij Het Dok te Rotterdam, alwaar verdachte ook is aangemeld.
Het hof heeft verder in zijn oordeel betrokken dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit een moeilijke periode doormaakte en in bepaalde opzichten in een sociaal isolement verkeerde. Daarnaast heeft het hof in zijn oordeel meegewogen dat het aantal aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen in de laptop van verdachte relatief gering is.
Gelet op het hiervoor overwogene is het hof van oordeel dat de straffen zoals deze door de rechtbank zijn opgelegd en door de advocaat-generaal zijn gevorderd passend en geboden zijn. Het hof zal echter ten aanzien van de deels voorwaardelijke gevangenisstraf, rekening houdend met de reeds ingezette behandeling bij een psycholoog, de betreffende bijzondere voorwaarde zo vormgeven dat verdachte enkel indien de reclassering dit naast of na het reeds gevolgde behandeltraject noodzakelijk acht, ambulante behandeling zal dienen te ondergaan.
Het hof is - alles afwegende – van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf alsmede een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
91 (eenennegentig) dagen;
bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
90 (negentig) dagen,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenna te melden voorwaarden overtreedt;
stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken;
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • zich gedurende de volledige proeftijd zal houden aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, en zich daartoe zal melden bij de reclassering voor zolang en zo frequent als zij gedurende deze periode nodig acht;
  • indien en voor zover dit gezien de reeds ingezette behandeling bij een psycholoog naar het oordeel van de reclassering (nog) noodzakelijk is, een ambulante behandeling bij De Dok of bij een soortgelijke instelling of behandelaar zal ondergaan;
beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. A. Kuijer en mr. J.W. van den Hurk, in bijzijn van de griffier mr. S.J. de Vries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 maart 2018.