In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, wegens mishandeling van een slachtoffer op 19 april 2016 te Rotterdam. De verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij handelde uit noodweerexces, omdat zij voorafgaand aan de mishandeling met water werd bekogeld door het slachtoffer. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen en geoordeeld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding. Hoewel het hof oordeelt dat de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging heeft overschreden, komt het tot de conclusie dat het beroep op noodweerexces slaagt. Hierdoor wordt de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte wordt ontslagen van rechtsvervolging. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en spreekt de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten.