ECLI:NL:GHDHA:2018:215

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
8 februari 2018
Zaaknummer
2200143217
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake mishandeling met beroep op noodweerexces

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, wegens mishandeling van een slachtoffer op 19 april 2016 te Rotterdam. De verdachte heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij handelde uit noodweerexces, omdat zij voorafgaand aan de mishandeling met water werd bekogeld door het slachtoffer. Het hof heeft de feiten en omstandigheden in overweging genomen en geoordeeld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding. Hoewel het hof oordeelt dat de verdachte de grenzen van noodzakelijke verdediging heeft overschreden, komt het tot de conclusie dat het beroep op noodweerexces slaagt. Hierdoor wordt de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging. De vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte wordt ontslagen van rechtsvervolging. Het hof vernietigt het eerdere vonnis en spreekt de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001432-17
Parketnummer: 10-082923-16
Datum uitspraak: 23 januari 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [dag] 1943,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 23 januari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, zoals nader in het vonnis omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 19 april 2016 te Rotterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door tegen die [slachtoffer] aan te rennen/springen/lopen waardoor die ten val kwam en /of door die [slachtoffer] in/tegen het gezicht te slaan en/of te krabben.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging, omdat haar een gerechtvaardigd beroep op noodweerexces toekomt.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij op
of omstreeks19 april 2016 te Rotterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door
tegen die [slachtoffer] aan te rennen/springen/lopen waardoor die ten val kwam en /of doordie [slachtoffer] in
/tegenhet gezicht
te slaan en/ofte krabben.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
De raadsvrouw heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde heeft gehandeld uit noodweer dan wel noodweerexces en dat zij dientengevolge dient te worden vrijgesproken dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging. De raadvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte, alvorens zij de bewezen verklaarde geweldshandeling verrichtte, een emmer water over haar heen kreeg gegooid door de buurvrouw. De verdachte zag zich derhalve geconfronteerd met een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en was gerechtigd zich daartegen te verdedigen. Mocht het hof van oordeel zijn dat de verdachte disproportioneel heeft gereageerd, dan is dat volgens de raadsvrouw het gevolg geweest van een hevige gemoedsbeweging, veroorzaakt door voornoemde aanranding.
Het hof gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden:
Het slachtoffer heeft bij onenigheid met de verdachte water uit een door haar meegedragen emmer naar en over de verdachte gegooid, waarop de verdachte de aangeefster heeft beetgepakt en in haar gezicht heeft gekrabd. De verdachte heeft verklaard dat ze zo geschrokken was van het feit dat de aangeefster uit het niets een emmer water over haar heen gooide dat ze vanuit emotie heeft gehandeld, om zichzelf te verdedigen.
Het hof is van oordeel dat het onder de hiervoor in overweging genomen omstandigheden gooien naar en over de verdachte van water moet worden beoordeeld als onmiddellijke en wederrechtelijke aanranding van het lichaam van de verdachte. Met het bewezenverklaarde gedrag heeft de verdachte evenwel de grenzen van de noodzakelijke verdediging daartegen overschreden.
Het hof zal de verdachte echter ontslaan van alle rechtsvervolging, nu aannemelijk is dat de overschrijding van de grenzen van de noodzakelijke verdediging werd veroorzaakt door een door het slachtoffer met de onmiddellijke wederrechtelijke aanranding bij de verdachte veroorzaakte hevige gemoedsbeweging, zodat het beroep van de verdachte op noodweerexces slaagt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte ten laste gelegde, tot een bedrag van € 200,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 17,80.
De advocaat-generaal heeft – met de verdediging - geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
Nu de verdachte ter zake van het tenlastegelegde wordt ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius, mr. R.F. de Knoop en mr. S. Verheijen, in bijzijn van de griffier mr. M. Rouw.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 23 januari 2018.
mr. S. Verheijen is buiten staat dit arrest te ondertekenen.