ECLI:NL:GHDHA:2018:2102

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2018
Publicatiedatum
24 augustus 2018
Zaaknummer
200.230.332/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met minderjarigen en inschrijving op nieuwe school

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder om vervangende toestemming voor verhuizing met haar minderjarige kinderen naar een andere woonplaats en voor inschrijving op een nieuwe basisschool. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. M. Soytekin, was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, waarin haar verzoeken waren afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door mr. A.J.H.M. Hopmans, verzette zich tegen de verhuizing en stelde dat de minderjarigen het goed hadden in hun huidige situatie.

Het hof heeft de feiten vastgesteld en de belangen van beide ouders en de minderjarigen afgewogen. De moeder voerde aan dat zij een stabiele relatie had met haar nieuwe partner en dat de verhuizing noodzakelijk was voor hun toekomst. De vader betoogde dat de verhuizing schadelijk zou zijn voor de band met de kinderen en dat er geen noodzaak was om te verhuizen. De raad voor de kinderbescherming heeft geen bezwaar tegen de verhuizing, maar heeft wel opgemerkt dat de contactmomenten tussen de vader en de kinderen zouden verminderen.

Na zorgvuldige overweging heeft het hof geoordeeld dat de belangen van de moeder om te verhuizen zwaarder wegen dan die van de vader. Het hof heeft de bestreden beschikking vernietigd en de moeder vervangende toestemming verleend om met de minderjarigen te verhuizen en hen in te schrijven op de nieuwe basisschool. De verzoeken van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator en een raadsonderzoek zijn afgewezen, aangezien deze niet meer aan de orde waren. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.230.332/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 17-707
zaaknummer rechtbank : C/10/519515
beschikking van de meervoudige kamer van 22 augustus 2018
inzake
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M. Soytekin te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.J.H.M. Hopmans te Rotterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 29 september 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 28 december 2017 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- een journaalbericht van 18 januari 2018 met bijlage, ingekomen op 18 januari 2018;
- een journaalbericht van 2 juli 2018 met bijlagen, ingekomen op 6 juli 2018;
van de zijde van de vader:
- een journaalbericht van 10 juli 2018 met bijlagen, ingekomen op 10 juli 2018.
2.3
Ter zitting heeft de advocaat van de moeder bezwaar gemaakt tegen de stukken die de vader op 10 juli 2018 heeft ingediend. Het hof heeft het bezwaar toegewezen, gelet op de omvang van de stukken en het feit dat deze stukken zonder noodzaak zo laat in het geding zijn gebracht dat de advocaat niet meer in de gelegenheid was om deze stukken voor de zitting met de moeder te bespreken. Het hof zal de stukken dan ook buiten beschouwing laten.
2.4
De mondelinge behandeling heeft op 13 juli 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader bijgestaan door zijn advocaat;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
De advocaat van de vader heeft ter zitting een pleitnota overgelegd. De Raad voor de Kinderbescherming een stuk met daarop kort de bevindingen van het onderzoek naar een kinderbeschermingsmaatregel.
2.5
Na de mondelinge behandeling is ingekomen een journaalbericht van mr. A.J.H.M. Hopmans van 16 augustus 2018 met bijlagen. Nu de mondelinge behandeling is gesloten en het hof partijen geen toestemming heeft gegeven nog stukken na te zenden, slaat het hof daarop geen acht.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2
Uit de inmiddels verbroken relatie van de moeder en de vader zijn geboren:
-[de minderjarige 1] , [in] 2008 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige 1] );
-[de minderjarige 2] , [in] 2010 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige 2] );
hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen.
De vader heeft de minderjarigen erkend. De ouders oefenen gezamenlijk het gezag uit over de minderjarigen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking is – voor zover thans van belang – het verzoek van de moeder om een bijzondere curator te benoemen ingevolge artikel 1:250 van het Burgerlijk Wetboek (BW), afgewezen. Voorts is haar verzoek om vervangende toestemming voor verhuizing met de minderjarigen naar [beoogde woonplaats] en om vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarigen op de [basisschool] in [beoogde woonplaats] , afgewezen.
4.2
De moeder is het niet eens met deze beslissingen.
4.3
De moeder verzoekt de bestreden beschikking deels te vernietigen en opnieuw recht te doen inhoudende:
I. Een bijzondere curator te benoemen die namens de minderjarigen zal optreden betreffende de hoofdverblijfplaats, vervangende toestemming scholen en verhuizing;
II. De moeder vervangende toestemming te verlenen voor verhuizing met de minderjarigen naar [beoogde woonplaats] en voor het inschrijven op de [basisschool] in [beoogde woonplaats] ;
Kosten rechtens.

5.De motivering van de beslissing

Vervangende toestemming verhuizing / inschrijving school
5.1
De moeder voert – kort weergegeven – het navolgende aan. De moeder is van mening dat bij haar de noodzaak bestaat om te verhuizen naar [beoogde woonplaats] . Zij heeft een aantal jaar een stabiele relatie met haar huidige partner, die in [beoogde woonplaats] woont, en binnenkort zullen zij in het huwelijk treden. Het is voor de partner van de moeder niet mogelijk om naar de moeder te verhuizen omdat hij een co-ouderschapsregeling heeft met zijn ex-partner. Daarin is afgesproken dat hij en zijn ex-partner niet meer dan vijftien kilometer van elkaar vandaan mogen wonen. Daarnaast werkt de partner van de moeder in het zuiden van het land en in België. Voorts hebben de minderjarigen een goede band met de kinderen van de partner van de moeder en willen zij graag in [beoogde woonplaats] wonen. Daar komt bij dat de verhuizing naar [beoogde woonplaats] voor de vader geen verandering in de zorgregeling zal opleveren, aldus de moeder. Het is namelijk onjuist dat hij de minderjarigen buiten de reguliere zorgregeling opvangt. De moeder is voorts van mening dat zij voldoende compensatie heeft aangeboden, te weten het voor haar rekening nemen van het halen en brengen van de minderjarigen en een uitbreiding van de vakantieverdeling. De moeder vraagt zich overigens af of de vader wel een uitbreiding van de zorgregeling wenst. Zij komt tot de conclusie dat er een noodzaak is om met de minderjarigen te verhuizen naar [beoogde woonplaats] .
5.2
De vader verweert zich daartegen als volgt. De stelling van de moeder dat de minderjarigen de wens hebben om een nieuw leven op te bouwen is – gelet op de leeftijd van de kinderen – onwaarschijnlijk, aldus de vader. De vader is van mening dat de minderjarigen het in de huidige situatie goed naar hun zin hebben, hetgeen ook blijkt uit de rapportage van [jeugdzorg instelling] van 12 april 2018. De wens om te verhuizen komt niet terug in dit rapport. De vader vraagt zich overigens af hoe serieus de relatie van de moeder met haar nieuwe partner is. Voorts vinden tussen de vader en de minderjarigen contactmomenten plaats buiten de reguliere omgangsregeling. Zo slapen zij gemiddeld één extra dag per maand bij hem, gaat hij vaak bij voetbaltrainingen van [de minderjarige 1] kijken en ziet hij de minderjarigen ook in de vakanties waarbij zij bij de moeder verblijven. Met de verhuizing kan de vader geen deel meer uitmaken van het sociale leven van de kinderen. De vader vreest er verder voor dat met een verhuizing het halen en brengen van de minderjarigen problemen zal opleveren, nu dat in het verleden ook het geval is geweest. Bovendien is er geen financiële noodzaak voor de moeder om te verhuizen, aangezien zij een urgentieverklaring heeft. De vader concludeert tot afwijzing van het verzoek van de moeder om met de minderjarigen te verhuizen naar [beoogde woonplaats] .
5.3
De raad voert ter zitting aan dat bij een verhuizing van de moeder met de minderjarigen naar [beoogde woonplaats] , de contactmomenten die de vader nu tussendoor heeft met de minderjarigen niet meer zullen plaatsvinden. Daarentegen heeft de raad geen enkele indicatie dat de moeder de minderjarigen bij de vader weg wil houden. De raad merkt op dat de moeder de vader heeft aangeboden om in de zomervakantie de minderjarigen vaker bij zich te hebben, maar dit heeft de vader afgehouden. De raad heeft geen onderzoek gedaan naar de vraag of vervangende toestemming moet worden verleend voor de verhuizing.
5.4
Op grond van het bepaalde in artikel 1:253a BW dient het hof in een geschil als het onderhavige, waarbij de ouders met het gezamenlijk gezag over het kind belast zijn en er een verschil van mening bestaat over een verhuizing van de verzorgende ouder en het kind / de schoolkeuze van het kind, een zodanige beslissing te nemen als het hof in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Uit vaste jurisprudentie volgt dat, hoezeer het belang van het kind een overweging van de eerste orde dient te zijn bij de te verrichten afweging van belangen, andere belangen zwaarder kunnen wegen. Het hof zal bij zijn beslissing alle omstandigheden van het geval in acht dienen te nemen.
5.5
Overeenkomstig vaste rechtspraak dient het hof bij de beslissing in een geschil als het onderhavige alle omstandigheden van het geval in aanmerking te nemen en alle betrokken belangen af te wegen, waaronder:
- de noodzaak om te verhuizen;
- de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
- de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor de minderjarige en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
- de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
- de rechten van de andere ouder en de minderjarige op onverminderd contact met elkaar in een vertrouwde omgeving;
- de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
- de frequentie van het contact tussen de minderjarige en de andere ouder voor en na de verhuizing;
- de leeftijd van de minderjarige, zijn mening en de mate waarin de minderjarige geworteld is in zijn omgeving of juist extra gewend is aan verhuizingen;
- de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
5.6
Op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep is het volgende gebleken. De moeder heeft sinds vier jaar een bestendige relatie met haar nieuwe partner die in [beoogde woonplaats] woont, waarmee zij binnenkort in het huwelijk zal treden. Haar nieuwe partner is aldaar in de omgeving werkzaam en heeft een co-ouderschapsregeling, welke zich tegen een verhuizing uit de omgeving van [beoogde woonplaats] verzet. Na het uiteengaan van partijen zijn de minderjarigen bij de moeder blijven wonen. Bij haar ligt het zwaartepunt van de dagelijkse verzorging en opvoeding van de minderjarigen. Ter zitting is gebleken dat tussen de vader en de minderjarigen – mede vanwege de geringe afstand tussen de woningen van de ouders – ook (af en toe) buiten de reguliere omgangsregeling contactmomenten plaatsvinden. De vader vreest dat het contact tussen hem en de minderjarigen bij een verhuizing naar [beoogde woonplaats] aanzienlijk zal verminderen, hetgeen niet in het belang van de minderjarigen is. Hoewel het hof de vrees van de vader begrijpt, ontbreekt naar het oordeel van het hof enige feitelijke grondslag voor die vrees. De moeder heeft zich immers bereid getoond de vader voldoende ruimte te bieden om invulling te geven aan zijn ouderrol op afstand. Niet alleen heeft zij aangeboden dat de vader de minderjarigen in vakanties vaker bij zich kan hebben, ook heeft zij zich bereid verklaard de minderjarigen zowel bij de vader te brengen als bij de vader op te halen, waarbij haar oudere zoon of haar partner zullen bijspringen in het geval de moeder niet zou kunnen. Het hof gaat ervan uit dat de moeder zich hiervoor zal inzetten. Verder heeft de moeder de verhuizing voldoende doordacht en voorbereid en daarbij ook de belangen van de minderjarigen in acht genomen. Zij kan de financiële lasten van haar huidige woning niet langer dragen. Hoewel zij een urgentieverklaring heeft, zal zij sowieso met de minderjarigen moeten verhuizen. Met de verhuizing naar [beoogde woonplaats] kan de moeder met de minderjarigen intrekken in de woning van haar partner, kunnen de minderjarigen naar basisschool [basisschool] , kan [de minderjarige 1] zijn voetbal voortzetten bij voetbalclub [voetbalclub] en is er voor [de minderjarige 2] , die op paardrijden zit, een manege in de buurt. Naast het belang van de minderjarigen om contact te hebben met hun vader, waaraan de moeder genoegzaam tegemoet wil komen, is het hof niet gebleken van andere belangen van de minderjarigen die zich mogelijk tegen de verhuizing naar [beoogde woonplaats] verzetten. Al het vorenstaande in aanmerking nemend en de belangen van alle betrokkenen tegen elkaar afwegend, komt het hof tot het oordeel dat het belang van de moeder om te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader. Daarbij neemt het hof in het bijzonder in aanmerking dat met de verhuizing van de moeder met de minderjarigen naar [beoogde woonplaats] de huidige zorgregeling gecontinueerd zal worden. Weliswaar zullen de doordeweekse contacten tussen de vader en de minderjarigen minder worden, maar dit zal naar het oordeel van het hof geen substantiële vermindering van de zorgregeling opleveren. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en de moeder alsnog vervangende toestemming verlenen om met de minderjarigen naar [beoogde woonplaats] te verhuizen.
5.7
Nu het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarigen naar [beoogde woonplaats] wordt toegewezen, zal het hof ook het verzoek tot vervangende toestemming voor inschrijving van de minderjarigen op de door de moeder voorgestelde school in [beoogde woonplaats] , toewijzen.
Bijzondere curator en raadsonderzoek
5.8
Nu het hof de verzoeken van de moeder betreffende de vervangende toestemming tot verhuizing en inschrijving op de nieuwe school zal toewijzen, zijn de behandeling van de verzoeken van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator en een raadsonderzoek niet meer aan de orde. Deze verzoeken zullen daarom worden afgewezen.
Proceskosten
5.9
Gelet op de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep aldus compenseren dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en, in zoverre opnieuw beschikkende:
verleent de moeder vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarigen naar [beoogde woonplaats] ;
verleent de moeder vervangende toestemming tot inschrijving van de minderjarigen op de openbare basisschool [basisschool] in [beoogde woonplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. van Baardewijk, I. Obbink-Reijngoud en J. van der Hoeven, bijgestaan door mr. Z. Vis als griffier en is op 22 augustus 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.