ECLI:NL:GHDHA:2018:2096

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
14 juni 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
22-005471-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugddetentie voor meerdere vermogensdelicten, waaronder diefstal en heling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 14 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich in een periode van vijf maanden schuldig heeft gemaakt aan meerdere vermogensdelicten. De verdachte heeft onder andere op klaarlichte dag iPhones en een portemonnee met inhoud uit een woning gestolen door via een openstaande deur binnen te sluipen. Tevens heeft hij contactloos gepind met een bankpas uit de door hem weggenomen portemonnee. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een paspoort en een kentekenplaat. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 148 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Een bijzondere voorwaarde is dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd bij de Stichting Jeugdbescherming West moet melden op door de reclassering te bepalen dagen en tijdstippen. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dat gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. De vorderingen van benadeelde partijen zijn deels toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005471-17
Parketnummers: 09-808985-17 en 09-112601-17 (gev.)
Datum uitspraak: 14 juni 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 18 december 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 2001,
[BRP-adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 31 mei 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het 4 primair en 6 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair en 5 impliciet primair ten laste gelegde veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 148 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan de voorwaardelijk opgelegde straf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, een en ander zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts zijn door de rechtbank beslissingen genomen op de vorderingen van vier benadeelde partijen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 6 is ten laste gelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Dit brengt met zich mee dat de vorderingen van benadeelde partijen [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet aan de orde zijn in hoger beroep.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover thans nog aan de orde - ten laste gelegd dat:
1:
Zaak 2.1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2017 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan [adres], heeft weggenomen:
- een of meer iPhones en/of
- een portemonnee met inhoud (creditcards en/of bankpassen en/of een paspoort en/of diverse (lidmaatschap)pasjes),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s)
2:
Zaak 2.1.
hij op of omstreeks 14 augustus 2017 te 's-Gravenhage, meermalen,(telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 1] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de/het weg te nemen goederen en/of geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een of meer gestolen en/of onrechtmatig verworven bankpas(sen) toebehorende aan [aangever 1]
3 primair:
Zaak 2.2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 april 2017 tot en met 12 april 2017 te 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in/uit een woning gelegen aan de [adres]) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen - twee horloges en/of - een laptop en/of een tablet en/of - een of meerdere fietssleutel(s) en/of een of meerdere huissleutel(s) en/of - een fiets, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zij/hun bereik te hebben gebracht door een valse sleutel (te weten een of meer gestolen en/of onrechtmatig verkregen huis- en/of fietssleutels, toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4])
3 subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 8 april 2017 tot en met 23 augustus 2017 te 's-Gravenhage, (een) goed(eren) te weten twee horloges heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4 primair:
Zaak 2.3.
hij op of omstreeks 27 juli 2017 te Almere in/uit een woning gelegen aan de [adres] met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen: - een paspoort op naam van [aangeefster 5] en/of - een Gucci reistas en/of - een of meerdere (Gucci) brillen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te hebben gebracht door inklimming;
4 subsidiair:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 27 juli 2017 tot en met 23 augustus 2017 te 's-Gravenahage, een goed te weten een paspoort op naam van [aangeefster 5] heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5:
Zaak 2.4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 juni 2017 tot en met 23 augustus 2017 te 's-Gravenhage, een goed te weten een kentekenplaat ([X]) heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair en 5 impliciet subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 148 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarde jeugdreclassering.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de eerste rechter.
Vrijspraak
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 4 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair en 5 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
Zaak 2.1.
hij op
of omstreeks14 augustus 2017 te 's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningin/uit een woning gelegen aan [adres], heeft weggenomen:
-
een of meeriPhones en
/of
- een portemonnee met inhoud (creditcards en
/ofeenbankpas
senen
/ofeen paspoort en
/ofdiverse (lidmaatschap)pasjes),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/ of zijn mededader(s);
2:
Zaak 2.1.
hij op
of omstreeks14 augustus 2017 te 's-Gravenhage, meermalen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag
geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 1]
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte de
/hetweg te nemen
goederen en/ofgeldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een
of meergestolen
en/of onrechtmatig verworvenbankpas
(sen)toebehorende aan [aangever 1];

3.Aprimair:Zaak 2.2.

hij op
een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van8 april 2017
tot en met 12 april 2017te 's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in
/uiteen woning gelegen aan de [adres]
)met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningheeft weggenomen
- twee horloges en/of
- een laptop en/of een tablet en/of
- een
of meerderefietssleutel
(s)en
/of een ofmeerdere huissleutel
(s
) en/of
- een fiets,
in elk geval enig goed,
geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2]
en/of [aangever 3] en/of [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zij/hun bereik te hebben gebracht door een valse sleutel (te weten een of meer gestolen en/of onrechtmatig verkregen huis- en/of fietssleutels, toebehorende aan [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4]); en

3.Bprimair:Zaak 2.2.

hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 8 april 2017 tot en met 12 april 2017 te 's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in/uit een woning gelegen aan de [adres])met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningheeft weggenomen
- twee horloges en/of
- een laptop en/of een tablet en/of
- een of meerdere fietssleutel(s) en/of een of meerdere huissleutel(s) en/of
- een fiets,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangever 2]
en/of [aangever 3] en/of [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n), zulks na
zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goed
erenonder zij
n/hunbereik te hebben gebracht door een valse sleutel (te weten een
of meergestolen
en/of onrechtmatig verkregen huis- en/offietssleutel
s, toebehorende aan [aangever 2]
en/of [aangever 3] en/of [aangever 4])
; en

3.Cprimair:Zaak 2.2.

hij
op een of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 8 april 2017 tot en met 12 april 2017 te 's-Gravenhage,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (in
/uiteen woning gelegen aan de [adres]
)met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigeningtoe-eigeningheeft weggenomen
-
tweehorloges en
/of
- een laptop en
/ofeen tablet en
/of
- een of meerdere fietssleutel(s) en/of een of meerdere huissleutel(s) en/of
- een fiets,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan
[aangever 2] en/of[aangever 3]
en/of [aangever 4],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn medeverdachte(n),zulks na zich de toegang tot de plaats des misdrijfs te hebben verschaft
en/of die/dat weg te nemen goederen onder zij/hun bereik te hebben gebrachtdoor een valse sleutel (te weten
een of meergestolen
en/of onrechtmatig verkregenhuis
- en/of fietssleutels, toebehorende aan [aangever 2]
en/of [aangever 3] en/of [aangever 4])
;
4
subsidiair:
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 27 juli 2017 tot en met 23 augustus 2017 te
’s-Gravenahage‘s-Gravenhage, een goed te weten een paspoort op naam van [aangeefster 5] heeft
verworven,voorhanden gehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
5:
Zaak 2.4.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 juni 2017 tot en met 23 augustus 2017 te 's-Gravenhage, een goed te weten een kentekenplaat ([X]) heeft verworven
,envoorhanden
heeftgehad,
en/of overgedragen,terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed
wist, althansredelijkerwijs had moeten vermoeden
,dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:

diefstal

en

diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd
Het onder 4 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

opzetheling.

Het onder 5 impliciet subsidiair bewezen verklaarde levert op:

schuldheling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in een periode van vijf maanden aan vijf vermogensfeiten schuldig gemaakt. Hij heeft onder meer op klaarlichte dag iPhones en een portemonnee met inhoud uit een woning gestolen, door die woning via een openstaande deur binnen te sluipen. Diezelfde dag nog heeft de verdachte twee keer bij een horecagelegenheid contactloos gepind met een bankpas uit de door hem weggenomen portemonnee.
Een aantal maanden eerder heeft de verdachte zich ook al schuldig gemaakt aan diefstal uit een woning: toen de verdachte zich op uitnodiging van één van de bewoners in die woning bevond, heeft hij daar een fietssleutel en huissleutels weggenomen. Op een later moment is de verdachte teruggegaan naar de woning en heeft hij zichzelf toegang tot de woning verschaft met de gestolen huissleutel. Uit de woning heeft de verdachte meerdere waardevolle goederen weggenomen. Tevens heeft de verdachte een fiets weggenomen, met behulp van de door hem gestolen fietssleutel.
Tot slot heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan heling van een paspoort en een kentekenplaat.
De verdachte heeft er met zijn handelen blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van anderen en hun persoonlijke levenssfeer. De verdachte heeft zich kennelijk laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van diefstallen uit woningen – ook als er geen confrontatie tussen de dader en de bewoners heeft plaatsgevonden – in de regel last hebben van het idee dat een onbekend persoon in hun woning is geweest.
Heling maakt het plegen van diefstallen en inbraken lucratief en houdt een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 mei 2018.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft het hof onder meer acht geslagen op de rapportage van Jeugdbescherming West d.d. 25 januari 2018, opgesteld door K. Ruhulessin, jeugdbeschermer.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na vermelde duur een passende en geboden reactie vormt. Aan het voorwaardelijke gedeelte van de straf zal de na te melden bijzondere voorwaarde worden verbonden.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 3]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 1.064,03.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 769,03, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 769,03 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 769,03 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3].
Vordering tot schadevergoeding [aangever 4]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 4] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 primair ten laste gelegde, tot een bedrag van € 703,99.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 403,99, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 403,99 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg is van het onder 3 primair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 8 april 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 4]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 403,99 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 4].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 311, 416 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 6 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 4 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair en 5 impliciet subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 primair, 4 subsidiair en 5 impliciet subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van
148 (honderdachtenveertig) dagen.
Bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie, groot
30 (dertig) dagen,niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd op dagen en tijdstippen zoals nader te bepalen door de jeugdreclassering te melden bij Stichting Jeugdbescherming West, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de Stichting Jeugdbescherming West tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 3] ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 769,03 (zevenhonderdnegenenzestig euro en drie cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 3], ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 769,03 (zevenhonderdnegenenzestig euro en drie cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
15 (vijftien) dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 8 april 2017.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 4]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 4] ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 403,99 (vierhonderddrie euro en negenennegentig cent) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 4], ter zake van het onder 3 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 403,99 (vierhonderddrie euro en negenennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen jeugddetentie, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die jeugddetentie de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 8 april 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. J.A.C. Bartels,
mr. C.P.E.M. Fonteijn-Van der Meulen en mr. O.E.M. Leinarts, in bijzijn van de griffier mr. M.T. Sluis.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 juni 2018.