In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis, voor openlijk geweld gepleegd op een openbare plaats. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een veroordeling tot een taakstraf van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis. De verdediging stelde dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat niet adequaat was voldaan aan de inspanningsverplichting om mediation te bevorderen. Het hof overwoog dat de beslissing van het Openbaar Ministerie om tot vervolging over te gaan, in dit geval niet in strijd was met de beginselen van een goede procesorde. Het hof concludeerde dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Echter, het hof kon niet vaststellen wat de feitelijke gang van zaken was geweest en oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde had begaan. Daarom sprak het hof de verdachte vrij en vernietigde het vonnis waarvan beroep.