ECLI:NL:GHDHA:2018:2043

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2018
Publicatiedatum
17 augustus 2018
Zaaknummer
200.240.222/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Noodzaak van gesloten plaatsing van minderjarige in verband met risico op loverboy circuit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gesloten plaatsing van een minderjarige. De minderjarige, die verblijft in een gesloten jeugdzorginstelling, heeft hoger beroep ingesteld tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had een machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend, die op 28 maart 2018 inging en tot 11 september 2018 zou duren. De minderjarige is van mening dat deze gesloten plaatsing niet in haar belang is en verzoekt de beschikking te vernietigen, met het verzoek om een voorwaardelijke machtiging te verlenen of de machtiging te beperken tot drie maanden. De gecertificeerde instelling, Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de gesloten plaatsing noodzakelijk is vanwege de ernstige zorgen over de veiligheid van de minderjarige, die in het verleden in aanraking is gekomen met loverboys en andere problematische situaties. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 juli 2018 zijn de minderjarige, haar moeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling verschenen. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat de gronden voor de gesloten plaatsing nog steeds aanwezig zijn. De minderjarige heeft in het verleden meerdere kansen gehad om aan hulpverlening mee te werken, maar heeft dit niet gedaan. Het hof bekrachtigt daarom de bestreden beschikking en wijst het verzoek van de minderjarige af.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.240.222/01
rekestnummer rechtbank : JE RK 18-625
zaaknummer rechtbank : C/10/545910
beschikking van de meervoudige kamer van 8 augustus 2018
inzake
[appellante] ,
thans verblijvende in de gesloten Jeugdzorginstelling [jeugdzorginstelling] ,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de minderjarige,
advocaat mr. S. Bosmans te Rotterdam,
tegen
Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond te Rotterdam,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.
Als belanghebbende is aangemerkt:
- [de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. L den Ouden te Rotterdam.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming,
locatie: Rotterdam,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 16 maart 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer, hierna: de bestreden beschikking.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De minderjarige is op 5 juni 2018 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.
2.2
De moeder heeft op 21 juni 2018 een verweerschrift ingediend.
2.3
De gecertificeerde instelling heeft op 12 juli 2018 een verweerschrift ingediend.
2.3
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- op 5 juni 2018 een brief van de advocaat van de minderjarige met bijlage;
- op 14 juni 2018 een faxbericht van de zijde van de minderjarige van diezelfde datum met bijlage, op 18 juni 2018 ingekomen per post;
- op 21 juni 2018 een faxbericht van de zijde van de minderjarige van diezelfde datum met bijlage, op 25 juni 2018 ingekomen per gewone post.
2.4
De raad heeft bij brief van 2 juli 2018, ingekomen bij het hof op 4 juli 2018, medegedeeld niet ter zitting aanwezig te zijn.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 20 juli 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
- de minderjarige (later ter zitting aanwezig), bijgestaan door haar advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] .
2.6
Aan de partner van de moeder, de heer [partner van de moeder] , wonende te [woonplaats] , is als toehoorder bijzondere toegang verleend om de zitting bij te mogen wonen.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 28 maart 2018 tot uiterlijk 11 september 2018 betreffende de minderjarige. Het meer of anders verzochte is afgewezen.
4.2
De minderjarige is het niet eens met deze beslissing. Zij verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, het verzoek van de gecertificeerde instelling tot verlenging van de machtiging gesloten jeugdhulp af te wijzen, dan wel te bepalen dat die machtiging slechts voor de duur van drie maanden wordt afgegeven.
4.3
De gecertificeerde instelling verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen en mitsdien het verzoek in hoger beroep, strekkende tot vernietiging van de beschikking, af te wijzen.
4.4
De minderjarige begrijpt dat er zorgen om haar zijn maar zij acht voortzetting van de huidige plaatsing niet in haar belang. Zij is nog steeds niet gemotiveerd voor een behandeling binnen een gesloten setting. Zij voelt zich er ongelukkig en wil graag een andere vorm van hulpverlening. Om haar kans daartoe te vergroten heeft de minderjarige inmiddels met de recherche gepraat over hetgeen zich heeft afgespeeld in het loverboycircuit. De minderjarige en de moeder worstelen met de vraag hoe de toekomst van de minderjarige er uit zal komen te zien. De huidige hulpverlening heeft nauwelijks verandering teweeg gebracht. De minderjarige voelt zich nog steeds niet gehoord en heeft daarom een plan op papier gezet, dat als productie III bij het beroepschrift is gevoegd. De minderjarige geeft blijk van het feit dat zij heeft nagedacht over afspraken die zij met haar moeder wil maken, waarbij een voorwaardelijke machtiging als stok achter de deur kan dienen indien zij haar afspraken niet nakomt. Een voorwaardelijke machtiging kan worden verleend wanneer de ernstige belemmering in de ontwikkeling naar volwassenheid alleen buiten de opvang kan worden afgewend door het stellen en naleven van voorwaarden en aan de rechter een hulpverleningsplan wordt overhandigd. De gecertificeerde instelling heeft echter een andere visie op de toekomst van de minderjarige waardoor een dergelijk plan niet opgesteld kan worden.
Primair meent de minderjarige dat er gewerkt moet worden aan het opstellen van een hulpverleningsplan conform artikel 6.1.4 van de Jeugdwet, subsidiair verzoekt de minderjarige de machtiging slechts voor drie maanden te verlenen zodat er een toetsmoment komt om te beoordelen of de jeugdhulp mogelijk in een andere vorm kan worden omgezet.
Ter zitting van het hof is door of namens de minderjarige nog het volgende naar voren gebracht.
Aan doelen wordt niet meer gewerkt. Er komen steeds ideeën maar de minderjarige werkt er niet aan mee of het kan niet. Erkend wordt dat er wettelijk gezien zorgen zijn maar gezien de nog korte periode totdat de minderjarige meerderjarig wordt is een gesloten uithuisplaatsing voor de resterende periode nutteloos. De gecertificeerde instelling acht een thuisplaatsing of andere setting niet veilig maar de minderjarige vraagt zich af hoe het verder moet zodra ze 18 jaar wordt. De minderjarige wil alleen naar huis en niet naar [plaats] of [plaats] . De minderjarige accepteert geen hulp van de gecertificeerde instelling, is oud genoeg om zelf te bepalen wie haar vriendinnen zijn en weet wat wel en niet goed is. De minderjarige benadrukt nogmaals dat zij naar huis wil met een voorwaardelijke machtiging als stok achter de deur voor het geval het fout gaat in de thuissituatie.
4.5
De gecertificeerde instelling acht het niet in het belang van de minderjarige om de gesloten jeugdhulp te beëindigen dan wel deze om te zetten in een voorwaardelijke machtiging. De gecertificeerde instelling acht het van belang dat de minderjarige zo lang mogelijk de noodzakelijke begeleiding en bescherming krijgt, omdat de veiligheid van de minderjarige buiten de gesloten jeugdhulp niet gewaarborgd kan worden. De gecertificeerde instelling hoopt dat de minderjarige na afloop van de huidige machtiging en na het bereiken van de meerderjarige leeftijd meewerkt en zich open stelt voor de aangeboden hulpverlening.
Ter zitting van het hof heeft de gecertificeerde instelling nog het volgende gesteld. Er wordt heel hard gewerkt aan een vervolgplan maar de minderjarige wil niet meewerken. Er hebben ernstige incidenten plaatsgevonden en de minderjarige terug naar huis laten gaan is te risicovol. De gecertificeerde instelling begrijpt dat de minderjarige terug wil naar huis maar acht behandeling voor haar noodzakelijk. Verschillende opties zijn bekeken ( [professionele instelling] in [plaats] , [professionele instelling] in [plaats] en de [professionele instelling] in [plaats] ) maar de minderjarige werkt er niet aan mee of werkt alsnog niet mee nadat ze aanvankelijk had ingestemd. De gecertificeerde instelling heeft de wens van de minderjarige om een voorwaardelijke machtiging af te geven geëvalueerd maar niet veilig bevonden.
4.6
Door en namens de moeder is ter zitting van het hof het volgende gesteld. De moeder heeft een dubbel gevoel. Ze ziet een dochter die nergens aan mee wil werken en vraagt zich af wat een gesloten plaatsing nog voor zin heeft de komende maanden. De moeder ziet geen ruimte in het gedwongen kader en schaart zich achter het verzoek van haar dochter om een voorwaardelijke machtiging af te geven waarbij de moeder ook wil dat de minderjarige een dagbesteding heeft. De partner van de moeder heeft twee horecaondernemingen waar de minderjarige kan werken en hij kan dan toezicht houden op de minderjarige. Volgens de moeder heeft de minderjarige te weinig kansen gehad om te laten zien dat zij wel degelijk om kan gaan met vrijheden. De moeder vindt EMDR belangrijk en de strafzaken jegens de minderjarige die er aan komen zijn ook een stok achter de deur voor de minderjarige. Alle instanties hebben volgens de moeder gefaald. Hulp komt niet op gang ook al beseft de moeder dat de minderjarige daar ook de hand in heeft. De moeder ziet niet in dat er in de komende drie maanden nog hulpverlening van de grond komt en wil haar dochter thuis hebben.
4.7
Gelet op de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting verenigt het hof zich met het oordeel van de rechtbank en de gronden waarop dat berust. Er is sprake geweest van ernstige incidenten (het in aanraking komen met loverboys, het ronselen van “vriendinnen” voor loverboys, het bedreigen van medewerkers, meerdere keren diefstal) en de minderjarige heeft ernstige gedragsproblemen (zelfbepalend gedrag, wegloopgedrag, het schenden van maatschappelijke normen, manipulatief gedrag). Gelet op de ernst van de zorgen is het hof van oordeel dat de gronden voor een gesloten plaatsing aanwezig waren en nog steeds aanwezig zijn. Dat de minderjarige in oktober 18 jaar wordt en weigert om aan elke vorm van behandeling mee te werken betekent nog niet dat er geen gronden meer zijn voor voortzetting van de gesloten plaatsing. De minderjarige heeft naar het oordeel van het hof genoeg kansen gehad om haar leven weer een positieve wending te kunnen geven maar vanwege haar zelfbepalend gedrag en het feit dat zij geen hulp van de gecertificeerde instelling accepteert is hulpverlening niet van de grond gekomen. Gezien de problematiek van de minderjarige acht het hof een voorwaardelijke machtiging, zoals door de minderjarige verzocht en waarin zij wordt gesteund door de moeder, niet passend, mede vanwege het feit dat er dan geen toezicht is van een professionele instelling. De minderjarige doet er verstandig aan om alsnog mee te werken aan een plaatsing bij [professionele instelling] te [plaats] , alsmede om ook na het bereiken van haar meerderjarigheid open te staan voor hulpverlening, zodat zij te zijner tijd zo goed mogelijk kan functioneren in de huidige maatschappij.
4.8
Dit alles leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.

5.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.H.N. Stollenwerck, A.N. Labohm en M.A.J. Burgers-Thomassen, bijgestaan door A.J. Suderée als griffier, en is op 8 augustus 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.