ECLI:NL:GHDHA:2018:2041
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot doorhaling aantekening gezamenlijk gezag in gezagsregister na misbruik DigiD-gegevens
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder tot doorhaling van de aantekening van het gezamenlijk gezag in het gezagsregister. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. A.H. van Haga, was in hoger beroep gekomen van een eerdere beschikking van de rechtbank Den Haag. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. G.B. van de Bunt, had zich verzet tegen dit verzoek. De moeder stelde dat de vader misbruik had gemaakt van haar DigiD-gegevens om het gezamenlijk gezag digitaal aan te vragen, zonder haar toestemming. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stelling dat de vader haar DigiD-gegevens heeft misbruikt. De vader heeft gemotiveerd betwist dat hij toegang had tot de DigiD-gegevens van de moeder en heeft aangetoond dat hij op het moment van de digitale aanvraag niet op zijn werk aanwezig was. Het hof oordeelde dat de moeder niet kon aantonen dat de vader misbruik had gemaakt van haar gegevens en dat er geen reden was om de aantekening in het gezagsregister door te halen. De kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De beschikking van de rechtbank werd bekrachtigd voor zover deze aan het oordeel van het hof was onderworpen.