Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak van 1 augustus 2018
[X] te [Z] , belanghebbende,
de inspecteur van de Belastingdienst Rotterdam, de Inspecteur,
Procesverloop
Feiten
De goedkeuring geldt onder de volgende voorwaarden (…)
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraken van de Rechtbank Den Haag met betrekking tot aanslagen schenkbelasting en erfbelasting. De belanghebbende, een achternicht van de erflaatster, heeft in 2013 een schenking van € 50.000 ontvangen van de erflaatster, die ook haar opvoeding voor een groot deel heeft verzorgd. De Inspecteur heeft een aanslag schenkbelasting opgelegd, maar belanghebbende heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt. In 2015 volgde een aanslag erfbelasting ter waarde van € 57.596 uit de nalatenschap van de erflaatster. De Rechtbank verklaarde het beroep tegen de aanslag schenkbelasting niet-ontvankelijk en het beroep tegen de aanslag erfbelasting ongegrond. In hoger beroep heeft het Hof geoordeeld dat de Rechtbank het beroep tegen de aanslag schenkbelasting ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het Hof heeft besloten het bezwaarschrift alsnog door te zenden aan de Inspecteur. Tevens heeft het Hof geoordeeld dat de aanslag erfbelasting terecht is opgelegd naar het derdentarief, gezien de relatie tussen belanghebbende en erflaatster. Het Hof heeft de uitspraak van de Rechtbank bevestigd voor zover het de aanslag erfbelasting betreft, maar de beschikking belastingrente vernietigd. De Inspecteur is veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht aan belanghebbende.