ECLI:NL:GHDHA:2018:2009

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
9 augustus 2018
Zaaknummer
22-005076-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling en bedreiging in een relatie met openbare confrontatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van mishandeling van zijn vriendin en bedreiging van een ex-vriend van haar. De feiten vonden plaats op 10 maart 2017 in Katwijk, waar de verdachte zijn vriendin in het openbaar heeft mishandeld, wat leidde tot een gevoel van onveiligheid bij omstanders. De verdachte heeft de ex-vriend van zijn vriendin bedreigd met de dood, wat hij deed door dreigende woorden te uiten. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 250,00 en een taakstraf van 40 uren, met een voorwaardelijke proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld op basis van de bewezen feiten. Het hof heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen en heeft verklaard dat hij nog steeds een relatie heeft met zijn vriendin.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005076-17
Parketnummer: 09-047837-17
Datum uitspraak: 25 juli 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 23 november 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1970,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 11 juli 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 10 maart 2017 te Katwijk, in elk geval in Nederland, [benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Kankerlijer! Ik krijg je te pakken. Dit weekend nog. Jij overleeft het weekend niet! Ik maak je dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:
hij op of omstreeks 10 maart 2017 te Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een mobiele telefoon (Apple iPhone 6), dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3:
hij op of omstreeks 10 maart 2017 te Katwijk zijn levensgezel, althans een persoon, te weten [benadeelde partij 2], heeft mishandeld door
- die [benadeelde partij 2] (met kracht) tegen een hek aan te duwen en/of
- ( vervolgens) op die [benadeelde partij 2] te gaan zitten en/of
- die [benadeelde partij 2] bij de keel/hals vast te grijpen en/of
- die [benadeelde partij 2] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de (rechter)arm te slaan/stompen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 250,-, subsidiair 5 dagen vervangende hechtenis, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof komt tot een andere bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op
of omstreeks10 maart 2017 te Katwijk,
in elk geval in Nederland,[benadeelde partij 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde partij 1] dreigend de woorden toegevoegd: "Kankerlijer! Ik krijg je te pakken. Dit weekend nog. Jij overleeft het weekend niet! Ik maak je dood!", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:
hij op
of omstreeks10 maart 2017 te Katwijk opzettelijk en wederrechtelijk een goed, te weten een mobiele telefoon (Apple iPhone 6), dat
geheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan [benadeelde partij 2] heeft
vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/ofweggemaakt;
3:
hij op
of omstreeks10 maart 2017 te Katwijk
zijn levensgezel, althanseen persoon, te weten [benadeelde partij 2], heeft mishandeld door
- die [benadeelde partij 2]
(met kracht
)tegen een hek aan te duwen en
/of
-
(vervolgens
)op die [benadeelde partij 2] te gaan zitten
en/of
- die [benadeelde partij 2] bij de keel/hals vast te grijpen en/of
- die [benadeelde partij 2] meermalen, althans eenmaal in/op/tegen het gezicht en/of het hoofd en/of de (rechter)arm te slaan/stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting op het standpunt gesteld dat de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten wel wettig maar niet overtuigend bewezen kunnen worden verklaard, zodat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft hij - kort gezegd - aangevoerd dat de verdachte wel dingen heeft geroepen tegen de aangever terwijl hij telefonisch contact met hem had, maar gelet op de context waarin dit gebeurde was er geen sprake van een redelijke vrees dat de aangever daadwerkelijk zijn leven zou kunnen verliezen. Voorts stelt de raadsman dat er geen sprake is van mishandeling, maar dat er slechts een schermutseling heeft plaatsgevonden waarbij de verdachte niet doelbewust zijn vriendin pijn of letsel heeft willen toebrengen.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat zijn vriendin nog steeds contact had met haar ex-vriend, aangever [benadeelde partij 1], en dat zij over dat contact had gelogen tegen de verdachte. Toen de verdachte daarachter kwam werd hij ontzettend boos en heeft hij in die toestand de telefoon van zijn vriendin gepakt en de aangever daarmee opgebeld en verrot gescholden. De verdachte wilde naar eigen zeggen dat de contacten tussen zijn vriendin en [benadeelde partij 1] ophielden. Juist in de deze context bezien is het hof van oordeel dat de in de bewezenverklaring van feit 1 opgenomen doodsbedreigingen die door de verdachte zijn geuit wel degelijk van dien aard en onder zodanige omstandigheden zijn geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou kunnen verliezen.
Tussen de verdachte en zijn vriendin (hierna ook: de aangeefster) is naar aanleiding van het contact tussen de aangeefster en [benadeelde partij 1] ruzie ontstaan en heeft vervolgens ook een worsteling plaatsgevonden, waarbij de verdachte aangeefster tegen een hek heeft aangeduwd en op haar is gaan zitten. Meerdere getuigen hebben de mishandeling gezien. Deze getuigen waren toevallige voorbijgangers en het hof acht niet aannemelijk dat de getuigen redenen hebben om in strijd met de waarheid belastend over de verdachte te verklaren. De door de getuigen afgelegde verklaringen komen overeen met de aangifte en ondersteunen die. Op grond van de gebezigde bewijsmiddelen acht het hof dan ook bewezen dat de verdachte de aangeefster met kracht tegen een hek heeft geduwd en (met zijn knie) op haar is gaan zitten.
Het hof overweegt voorts dat uit de bewijsmiddelen eveneens volgt dat de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet heeft gehad op het toebrengen van pijn bij de aangeefster. Het op de bewezenverklaarde wijze met kracht tegen een hek aan duwen en het met zijn knie op de aangeefster gaan zitten, levert naar het oordeel van het hof naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans op het veroorzaken van pijn op. Voorts dienen de gedragingen van de verdachte in de gegeven omstandigheden naar hun uiterlijke verschijningsvorm te worden aangemerkt als zo zeer gericht op het toebrengen van pijn, dat de verdachte door deze gedragingen de aanmerkelijke kans op het desbetreffende gevolg heeft aanvaard. Van contra-indicaties daarvoor is het hof niet gebleken. Dat het bewezen verklaarde handelen van de verdachte er mogelijk (mede) op was gericht zijn autosleutels te bemachtigen, doet daar niet aan af.
Het hof verwerpt dan ook de verweren.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort wegmaken.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn vriendin. Hij heeft dit in het openbaar gedaan waardoor de aanwezige voorbijgangers zich plotseling geconfronteerd zagen met de mishandeling. De verdachte heeft met deze handelswijze niet alleen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn vriendin, maar heeft daarmee ook bij de omstanders een gevoel van onrust en onveiligheid teweeggebracht. Daarnaast heeft de verdachte in zijn boosheid de telefoon van zijn vriendin weggemaakt door deze in het water te gooien en heeft hij de ex-vriend van zijn vriendin bedreigd met de dood.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 25 juni 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte, alsmede een geheel voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur, een passende en geboden reactie vormen.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft het hof in ogenschouw genomen dat de verdachte naar eigen zeggen met zijn vriendin nog steeds een relatie heeft waarbij zij inmiddels zelfs samenwonen. Ook is bij de vaststelling van de vermogensstraf rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57, 285, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. J.M. van de Poll,
mr. R.J. de Bruijn en mr. B.P. de Boer, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 25 juli 2018.