ECLI:NL:GHDHA:2018:1912

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
6 augustus 2018
Zaaknummer
200.237.665/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor verhuizing en inschrijving op school in het kader van zorgregeling voor minderjarigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vervangende toestemming voor verhuizing van de moeder met haar minderjarige kinderen naar een andere gemeente en hun inschrijving op een nieuwe basisschool. De moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. B. Beekman, verzocht het hof om toestemming om met de kinderen te verhuizen naar [plaats] en hen in te schrijven op de basisschool '[naam school]'. De vader, vertegenwoordigd door mr. E.C.C. Blomjous, verzette zich tegen deze verzoeken en vroeg het hof om het hoofdverblijf van de kinderen bij hem te bepalen.

De moeder stelde dat de huidige woonsituatie onhoudbaar was en dat zij een gezin wilde vormen met haar nieuwe partner in [plaats]. De vader betwistte de noodzaak van de verhuizing en stelde dat de kinderen in [woonplaats] geworteld waren. Het hof heeft de belangen van beide partijen afgewogen en vastgesteld dat de moeder al geruime tijd met de kinderen bij haar ouders woont, wat leidt tot spanningen en een gebrek aan privacy.

Het hof oordeelde dat de moeder toestemming kreeg om met de kinderen te verhuizen naar [plaats] en hen in te schrijven op de nieuwe basisschool. De zorgregeling werd aangepast, waarbij de kinderen drie keer per maand van vrijdag na school tot zondag bij de vader verblijven. De kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. De beslissing van het hof werd als uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de moeder direct met de kinderen kan verhuizen, ondanks het eventuele hoger beroep van de vader.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 25 juli 2018 (
bij vervroeging)
Zaaknummer : 200.237.665/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 17-8897
Zaaknummer rechtbank : C/09/543392
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster, tevens incidenteel verweerster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B. Beekman te Noordwijk,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. E.C.C. Blomjous te Amsterdam.
Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming regio Haaglanden,
locatie Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De moeder is op 20 april 2018 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 7 maart 2018 van de rechtbank Den Haag (hierna: de bestreden beschikking).
De vader heeft op 1 juni 2018 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
De moeder heeft op 29 juni 2018 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 9 mei 2018 een brief van diezelfde datum met als bijlage een V-formulier van diezelfde datum met bijlage;
- op 29 juni 2018 een brief van diezelfde datum met bijlagen;
- op 2 juli 2018 een V-formulier van diezelfde datum met bijlagen;
van de zijde van de vader:
- op 2 juli 2018 een V-formulier van diezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 4 juli 2018 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
De beide advocaten hebben ter zitting pleitnotities overgelegd.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij de bestreden beschikking is, voor zover in hoger beroep van belang, het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te verlenen met de hierna te noemen minderjarigen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] te verhuizen naar [plaats] en hen in te schrijven op een nieuwe school, “ [naam school] ” te [plaats] , afgewezen. Tevens is het verzoek van de vader om het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de vader te bepalen, indien en voor zover de vervangende toestemming tot verhuizing wordt verleend of moeder sowieso voornemens is te verhuizen, afgewezen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
- Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad en zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [de minderjarige 1] , geboren [in] 2009 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige 1] );
- [de minderjarige 2] , geboren [in] 2012 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: [de minderjarige 2] )
(hierna gezamenlijk te noemen: de minderjarigen).
- De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.
- De minderjarigen hebben de hoofdverblijfplaats bij de moeder.
Bij beschikking van 7 maart 2018 van dit hof is bepaald dat de minderjarigen bij de vader zullen zijn:
- in de even weken van woensdagavond 18.00 uur tot vrijdagochtend 09.00 uur, met dien verstande dat de vader de minderjarigen bij voetbal op zaterdag begeleidt en de vader zorgdraagt voor het halen en brengen;
- in de oneven weken van woensdagavond 18.00 uur tot zondagavond 18.30 uur.

BEOORDELING VAN HET HOGER BEROEP

1. In geschil zijn de vervangende toestemming tot verhuizing en tot inschrijving op een school, de zorgregeling, de bepaling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen en het benoemen van een bijzondere curator.
2. De moeder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. vervangende toestemming te verlenen om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats] (adres [adres] );
b. vervangende toestemming te verlenen om de minderjarigen in te schrijven op een nieuwe school, “ [naam school] ” te [plaats] ;
c. te bepalen dat de zorgregeling vanaf de datum van verhuizing als volgt zal zijn: de minderjarigen zullen steeds drie weken achtereen van vrijdag na school tot en met zondag 17:00 uur bij de vader verblijven, waarbij de vader de minderjarigen op vrijdag haalt in [plaats] en de moeder de minderjarigen op zondag haalt in [woonplaats van de vader] ;
d. te bepalen dat de vader wordt gecompenseerd door de moeder vanwege extra reiskosten in het kader van de zorgregeling tot een bedrag van € 42,25 per maand.
De moeder verzoekt het hof voorts een bijzondere curator te benoemen en de door de vader in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingediende grief te verwerpen. Kosten rechtens.
3. De vader verweert zich daartegen en verzoekt het hof de verzoeken van de moeder af te wijzen met bekrachtiging van de bestreden beschikking.
De vader verzoekt in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep het hof te bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, dat de minderjarigen met ingang van de dag van de in deze te wijzen beschikking hun hoofdverblijf bij de vader hebben, met vaststelling van een zorgregeling voor de moeder inhoudende dat de moeder om het weekend de minderjarigen vrijdag uit school haalt en zondagavond naar de vader terugbrengt.
4. Het hof ziet aanleiding het in principaal en incidenteel aangevoerde gezamenlijk te behandelen en overweegt als volgt.
De door de moeder op 29 juni 2018 ingediende stukken
5. De vader heeft expliciet bezwaar gemaakt tegen het meenemen bij de behandeling door het hof van de door de moeder op 29 juni 2018, derhalve te laat, ingediende brief met producties 11 en 12. Het hof overweegt dat de betreffende stukken eenvoudig te doorgronden zijn en daarom, zoals ook ter zitting aangegeven, door het hof zullen worden meegenomen bij de beoordeling.
De vervangende toestemming tot verhuizing en inschrijving van de minderjarigen op een nieuwe basisschool
6. De moeder stelt dat de noodzaak van de verhuizing erin is gelegen dat het voor haar enerzijds onmogelijk is om met de minderjarigen een eigen woning in de regio [woonplaats] te betrekken en dat zij anderzijds graag een gezin wil vormen met haar nieuwe partner in [plaats] . De moeder legt in hoger beroep diverse stukken over, waaruit blijkt dat zij vanaf oktober 2014 zonder succes heeft gereageerd op vele woningen in de regio Holland Rijnland. Uitbreiding van haar uren bij de bakkerij in [woonplaats] om door middel van een hoger salaris voor meer woningen in aanmerken te komen acht de moeder in verband met de opvoeding en verzorging van de minderjarigen niet wenselijk. Daarnaast is uitbreiding van haar uren bij haar werkgever ook niet mogelijk. Het gevolg is dat de moeder al ruim drie jaar met de minderjarigen ‘tijdelijk’ inwoont bij haar moeder en stiefvader. Dit levert veel spanningen op en inmiddels is de situatie onhoudbaar geworden. De minderjarigen en de moeder kennen geen privacy. Haar nieuwe partner in [plaats] , met wie zij drie jaar een relatie heeft, is in het bezit van een koopwoning in [plaats] en is daar werkzaam in het familiebedrijf [naam familiebedrijf] . In het kader van een zorgregeling verblijven zijn kinderen uit een andere relatie ieder weekend en twee dagen doordeweeks bij hem. De moeder kan in het familiebedrijf van haar nieuwe partner administratieve werkzaamheden gaan verrichten. De moeder stelt dat de minderjarigen in (in ieder geval) [plaats] zijn geworteld. De moeder heeft de minderjarigen in de weekenden, dat zij bij haar verblijven, meegenomen naar [plaats] . De minderjarigen voelen zich thuis in [plaats] , hebben daar een sociaal netwerk en de moeder heeft een school voor hen in [plaats] gevonden. De moeder heeft tot slot nog benadrukt dat de kans zeer groot is dat zij in de regio [woonplaats] alleen een woning zal (kunnen) krijgen, welke zo ver van de school van de minderjarigen is – zoals [plaats] – dat het gevolg daarvan ook is dat de kinderen van school moeten veranderen en er wijzigingen in de doordeweekse omgang met de vader plaats zullen (moeten) gaan plaatsvinden.
7. De vader betwist dat sprake is van een noodzaak om te verhuizen. Zijns inziens blijkt uit niets dat de huidige woonsituatie voor de moeder en de minderjarigen onhoudbaar is geworden. Bovendien kan de nieuwe partner van de moeder ook in [woonplaats moeder] gaan wonen. De vader betwist voorts dat de moeder actief op zoek is gegaan naar eigen woonruimte. Uit de door de moeder overgelegde stukken volgt dat de frequentie waarmee de moeder heeft gereageerd op woningen, in de afgelopen jaren is afgenomen. Uit de stukken blijkt ook dat de moeder op 10 april 2017 op de wachtlijst voor een sociale huurwoning ‘plaats zeven’ had. Het einde van haar huidige woonsituatie is derhalve in zicht. De vader stelt verder dat er veel mogelijkheden zijn voor de moeder om haar inkomsten uit te breiden om op die manier sneller voor een (huur)woning in aanmerking te komen. De vader betwist ook dat de moeder de verhuizing goed heeft voorbereid. Hij voert aan dat de moeder geen sociaal netwerk in [plaats] heeft. De vader stelt dat de minderjarigen in [woonplaats] zijn geworteld. De minderjarigen gaan in [woonplaats] naar school, zitten daar op sport en de familie van beide ouders woont er. De vader benadrukt dat de ouders op 12 december 2014 een ouderschapsplan hebben getekend, waarin zij overeenkwamen om niet verder dan een half uur rijden van elkaar te gaan wonen.
8. Het hof neemt waar dat de belangen van beide partijen in de onderhavige zaak groot zijn. De moeder heeft enerzijds immers de vrijheid om haar leven opnieuw vorm te geven en de vader neemt anderzijds wekelijks een groot deel van de zorgtaken ten behoeve van de minderjarigen voor zijn rekening, sinds hij samenwoont met zijn huidige partner. Vast staat dat de moeder een bestendige relatie heeft met haar huidige partner, nu deze al drie jaren voortduurt. Verder is het zo dat de moeder nu al ongeveer drie jaren met de minderjarigen bij haar moeder en stiefvader inwoont, nadat de vader weer in de voormalig gezamenlijke woning is getrokken en die hij thans met zijn huidige partner bewoont. Duidelijk is dat dit geen ideale situatie is, ook niet voor de minderjarigen en dat deze situatie niet lang meer zo kan voortduren. Het hof stelt verder vast dat er een grote kans is, dat de leefsituatie van de minderjarigen in ieder geval gaat veranderen zodra de moeder een andere woning betrekt. De moeder heeft onweersproken gesteld dat het aantal vrijkomende woningen in [woonplaats] waarop zij mag reageren, gering is. In het geval de moeder een woning in de regio kan accepteren, niet zijnde in [woonplaats] , is de kans groot dat de minderjarigen niet langer in [woonplaats] naar school kunnen blijven gaan, zoals moeder terecht opmerkt. Derhalve ligt een schoolovergang en wijziging van de zorgregeling sowieso in de lijn van de verwachting. Het hof stelt voorts vast dat van de nieuwe partner van de moeder niet verwacht kan worden dat hij verhuist naar [woonplaats] . Hij heeft een zorgregeling in verband met zijn eigen kinderen van een ex-partner, die meebrengt dat deze kinderen in het weekend en twee dagen doordeweeks bij hem verblijven. Ook zijn werk maakt verhuizen in feite onmogelijk. Ten aanzien van het huidige dienstverband van de moeder acht het hof het reëel dat van de moeder niet verwacht kan worden dat zij meer uren gaat werken, enkel om voor meer woningen in aanmerking te komen, terwijl partijen het er tijdens de relatie over eens waren dat de moeder primair de verzorging en opvoeding van de minderjarigen voor haar rekening zou nemen. De moeder is weliswaar betaalde werkzaamheden gaan verrichten, maar heeft bij deze werkzaamheden altijd rekening gehouden met haar zorgtaken. In het familiebedrijf van haar nieuwe partner zal de moeder haar betaalde werkzaamheden wederom vorm kunnen geven op een wijze, die aansluit bij de verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
Het hof zal, alle belangen, waaronder die van de minderjarigen, zoals hiervoor weergegeven, afwegende, het verzoek van de moeder om met de minderjarigen te mogen verhuizen naar [plaats] en hen aldaar in te schrijven op een nieuwe basisschool als door de moeder genoemd dan ook toewijzen.
De benoeming van een bijzondere curator
9. Nu het hof de verzoeken van de moeder betreffende de vervangende toestemming tot verhuizing en inschrijving op een nieuwe school zal toewijzen, is de behandeling van het verzoek van de moeder tot benoeming van een bijzondere curator niet meer aan de orde. Dit verzoek zal daarom worden afgewezen.
De hoofdverblijfplaats
10. De vader stelt dat het hoofdverblijf van de minderjarigen, indien de moeder met hen naar [plaats] verhuist, bij de vader moet worden bepaald. Zo wordt voorkomen dat hun sociale leven verstoord raakt.
11. De moeder stelt dat de minderjarigen te zeer gehecht zijn aan haar om gedwongen te worden bij de vader te gaan wonen indien de moeder verhuist naar [plaats] . De minderjarigen hebben ook in [plaats] een sociaal netwerk.
12. Uit de beslissing van het hof, dat de moeder toestemming verkrijgt om met de minderjarigen naar [plaats] te verhuizen volgt reeds dat het hoofdverblijf van de minderjarigen bij de moeder zal blijven. Het hof is bovendien van oordeel dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de moeder moet blijven, omdat zij hun gehele leven het merendeel van de verzorging en opvoeding op zich heeft genomen. Het hof zal het verzoek van de vader in het incidenteel hoger beroep afwijzen.
De zorgregeling in geval van verhuizing naar [plaats]
13. De moeder stelt voor dat de minderjarigen, in geval van verhuizing naar [plaats] , drie van de vier weekenden per maand bij de vader verblijven. De vader zal met een dergelijke zorgregeling meer quality time met de minderjarigen kunnen doorbrengen dan nu het geval is. De vader kan de minderjarigen op vrijdag van school halen, zodat hij bijna iedere week contact zal hebben met hun nieuwe school. De moeder stelt daarnaast voor om de extra reiskosten van de vader geheel voor haar rekening te nemen, welke kosten naar haar mening € 39,- per vier weken bedragen.
14. De vader stelt dat de door de moeder voorgestelde zorgregeling meebrengt, dat zijn quality time met de minderjarigen afneemt. De ouders vervullen zoveel als mogelijk een gelijkwaardige ouderrol en de vader is altijd betrokken geweest bij de zorg voor de minderjarigen. Indien de minderjarigen naar [plaats] verhuizen, zullen zij hun sociale leven niet meer in [woonplaats] hebben en naarmate zij ouder worden zullen zij minder weekenden in [woonplaats] willen verblijven. In april 2018 heeft de vader met zijn nieuwe partner een dochter gekregen. Indien de vader de minderjarigen in ‘zijn’ weekenden zal begeleiden bij het sporten in [plaats] , zal zijn eigen gezin in [woonplaats] hem moeten missen. Het voorstel van de moeder is daarnaast niet reëel: de vader zal bijna iedere vrijdag vrij moeten nemen om de minderjarigen op te halen in [plaats] . De vader meent dat de moeder in ieder geval op de vrijdagen de minderjarigen zal moeten brengen in plaats van zijn extra reiskosten financieel te compenseren.
15. Het hof heeft begrip voor de zorgen van de vader ten aanzien van zijn quality time met de minderjarigen op de langere termijn. Nu het hof de moeder toestemming verleent om met de minderjarigen naar [plaats] te verhuizen acht het hof de door de moeder voorgestelde zorgregeling het meest passend. Het doordeweeks verzorgen van de minderjarigen door de vader is dan immers niet meer mogelijk. Wel zal het hof bepalen, de onderbouwde stelling van de vader volgend, dat de moeder de minderjarigen op de vrijdag na school naar de vader brengt. De vader behoudt hierbij het recht om aan te geven dat hij de minderjarigen op bepaalde vrijdagen zelf wil ophalen, waaraan de moeder gehoor zal dienen te geven. Het hof zal daarnaast bepalen dat de vader één keer in de drie weken de minderjarigen op zondag zal terugbrengen naar [woonplaats] . In deze regeling komt het halen en brengen grotendeels op de moeder neer, maar dat is een gevolg van de door de moeder gecreëerde reisafstand.
De proceskosten
16. Zoals gebruikelijk in zaken van familierechtelijke aard zal het hof de kosten van het geding in hoger beroep compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
17. Dit leidt tot de volgende beslissing.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover deze de afwijzing betreft van de door de moeder verzochte vervangende toestemming tot verhuizing met de minderjarigen naar [plaats] en tot aanmelding van de minderjarigen op de basisschool “ [naam school] ” te [plaats] en, opnieuw rechtdoende:
verleent de moeder vervangende toestemming om met de minderjarigen te verhuizen naar [plaats] , gemeente [gemeente] ;
wijst toe het verzoek van de moeder tot inschrijving van de minderjarigen op de basisschool “ [naam school] ” te [plaats] , gemeente [gemeente] ;
bepaalt dat de minderjarigen drie keer per maand van vrijdag na school tot zondag 17:00 uur bij de vader zullen zijn, waarbij:
- de moeder drie vrijdagen per maand de minderjarigen op vrijdag na school naar de vader in [woonplaats] brengt;
- de moeder twee vrijdagen per maand de minderjarigen op zondag ophaalt in [woonplaats] ;
- de vader één vrijdag per maand de minderjarigen op zondag terugbrengt naar de moeder in [plaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het hoger beroep in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
wijst het in hoger beroep meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, P.B. Kamminga en O.I.M. Ydema, bijgestaan door mr. H.B. Brandwijk als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2018.