ECLI:NL:GHDHA:2018:1877
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek vervangende toestemming tot erkenning van een minderjarige in het kader van familierechtelijke betrekkingen
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 25 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het verzoek van de man om vervangende toestemming te verkrijgen voor de erkenning van zijn minderjarige kind. De man, die de verwekker is van de minderjarige, had in eerste aanleg een verzoek ingediend dat door de rechtbank was afgewezen. De vrouw, de moeder van de minderjarige, heeft zich verzet tegen dit verzoek, onder andere vanwege de angst voor de man en de impact die erkenning op haar en de minderjarige zou hebben. Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waaronder de psychische toestand van de vrouw, haar eerdere ervaringen met mishandeling door de man, en de mogelijke gevolgen van erkenning voor de ontwikkeling van de minderjarige. Het hof heeft geconcludeerd dat de belangen van de vrouw en de minderjarige zwaarder wegen dan het belang van de man bij erkenning. De rechtbank had terecht geoordeeld dat er reële risico's zijn dat de minderjarige door erkenning zou worden belemmerd in zijn evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. Het hof heeft daarom het verzoek van de man afgewezen en de bestreden beschikking bekrachtigd. Tevens is besloten dat de proceskosten in hoger beroep worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.