Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Procedure in hoger beroep
2.Feiten
Verhuurder neemt zowel onderhoudsplicht als vervangingsplicht van de pomp in de pompput voor haar rekening. Maandelijks komen wij u tegemoet in de kosten voor het elektra verbruik van de pomp, vanaf 1 januari 2014 zullen wij per maand € 25,- exclusief btw vergoeden op uw huurnota. Constateert u wateroverlast in de kelderruimte dan dient u dit direct te melden, tevens zorgt u te allen tijde voor de elektra-aansluiting van de pomp.”
(…) Misschien is het toch handig een signalering te plaatsen in de put die een signaal geeft als het waterniveau te hoog komt, heb ik bij de eerste melding ook met Theo besproken (…)”.
De heer [X] van de [geïntimeerde] Groep en onze heer [Y] hebben gezamenlijk op bovenstaand adres gekeken naar de lekkage problemen en stank klachten. Gezamenlijk zijn ze gekomen tot de volgende werkzaamheden:
3.Vorderingen en beoordeling in eerste aanleg
4.De vorderingen in hoger beroep
grief 2komt Emry’s op tegen de vermindering van de huurprijs met 10%, in plaats van de door Emry’s gevorderde 50%.
Grief 3is gericht tegen de begroting van de schade van Emry’s als gevolg van de lekkages op € 3.600,-, in plaats van het door Emry’s gevorderde bedrag van € 15.000,-.
Grief 4bestrijdt het oordeel van de kantonrechter dat Emry’s geen belang meer heeft bij een veroordeling van [geïntimeerde] om het gebrek te herstellen.
Grief 5is gericht tegen rov. 2.13, voor zover de kantonrechter daarin slechts een huurprijsvermindering tot 10% tot en met 15 maart 2014 heeft toegewezen. Met
grief 6komt Emry’s op tegen de afwijzing van haar beroep op opschorting.
Grief 7is gericht tegen de toewijzing van de boeterente, en met
grief 8komt Emry’s op tegen de toewijzing van de buitengerechtelijke kosten.
Grief 2is gericht tegen de vermindering van de huurprijs met 10%. Met
grief 3komt [geïntimeerde] op tegen het oordeel van de kantonrechter dat [geïntimeerde] gehouden is de schade te vergoeden die Emry’s heeft geleden als gevolg van het gebrek.
Grief 4is gericht tegen de toewijzing van de vorderingen van Emry’s tot huurprijsvermindering en schadevergoeding.
Grief 5is gericht tegen rov. 2.14 waarin de kantonrechter heeft geoordeeld dat Emry’s betaling van de huur voor de maanden februari, maart en april 2014 ten onrechte heeft opgeschort. Met
grief 6bestrijdt [geïntimeerde] de vaststelling van de kantonrechter dat sprake is van een betalingsachterstand van € 15.959,39.
Grief 7is gericht tegen het oordeel van de kantonrechter dat ontbinding van de huurovereenkomst niet gerechtvaardigd is. In
grief 8komt [geïntimeerde] op tegen de afwijzing van de boeterente van € 300,- per maand voor de maanden februari en maart 2014.
Grief 9is gericht tegen rov. 2.20, waarin de kantonrechter heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] aanspraak kon maken op buitengerechtelijke incassokosten. Naast deze kosten vordert [geïntimeerde] ook vergoeding van de totale (buitengerechtelijke en gerechtelijke) kosten die zij heeft gemaakt in het hoger beroep.
Grief 10is gericht tegen de kostenveroordeling van [geïntimeerde] in reconventie.
5.Beoordeling in hoger beroep
in ieder gevalop een schadevergoeding van € 15.000,- aanspraak kan maken.
- links en rechts wand stukwerk afhakken ca 50 m² € 475
- wanden priemeren en stukken + souzen € 1650
50 m² tapaijt verwijderen en nieuwe tapaijt aanbrengen incl materiaal
(…)
gelijmd vloer beschadigingen repareren met (egalisatie) vloeibare dekvloer ± 270 m²” voor een bedrag van € 2.700,- exclusief btw. Het hof kan deze post niet in verband brengen met een mogelijke beschadiging van de vloerbedekking in de kelderruimte als gevolg van de lekkage op 5 oktober 2016. Uit de offerte van 2 augustus 2014 blijkt immers dat het vloeroppervlak in de kelderruimte slechts 50 m² omvat. Daarmee kan het hof ook de posten “
beschadigde vloerbedekking slopen en afvoeren” van € 475,- exclusief btw en “
wand en vloer vocht drogen incl. materiaal huur kosten” van € 600,- exclusief btw, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet relateren aan de lekkage van 5 oktober 2016. Hetzelfde geldt voor de posten “
beschadigde wanden schimmel vrij verven” van € 1.400,- exclusief btw en “
beschadigde wanden op kleur brengen (latex)” van € 2.400,- exclusief btw.
december 2014. Daarnaast staat omzetderving niet zonder meer gelijk aan geleden schade. De schade wordt immers gevormd door de misgelopen winst, die niet alleen van de omzet maar ook van de kosten afhankelijk is. Een bedrijf dat later opstart, hoeft veel kosten (inkoop, personeel, etc.) niet of pas later te maken. Belangrijk is verder dat Emry’s niet (voldoende) heeft onderbouwd dat de lagere omzet in 2014 te wijten is aan problemen met de pompput. Uit de stellingen van Emry’s volgt dat de winkelruimte is verbouwd nadat de huurovereenkomst is ingegaan op 1 december 2013. Een latere opening van de winkel kan mede het gevolg zijn geweest van deze verbouwing. Verder valt niet uit te sluiten dat de omzet van de winkel vanwege de opstartfase lager is uitgevallen. Er zijn dus andere verklaringen mogelijk voor de lagere omzet in 2014. Daarmee is ook de gestelde schade door omzetderving onvoldoende onderbouwd.
1juni 2017, maar het hof gaat er vanuit dat dat een verschrijving is en dat Emry’s tot en met juni 2017 bedoelt, nu het door Emry’s genoemde bedrag precies overeenkomt met het door [geïntimeerde] als genoemde productie 9 overgelegde overzicht vermeerderd met de huur over de maanden april, mei en juni 2017, en Emry’s tegen dat overzicht geen bezwaar heeft gemaakt). Er bestaat evenmin verschil van mening over het totale bedrag dat Emry’s heeft betaald. Volgens genoemde productie 9 van [geïntimeerde] heeft Emry’s tot en met 31 maart 2017 betaald € 188.126,56. Volgens Emry’s heeft zij tot en met juni 2017 betaald € 208.125,90 (memorie van antwoord in incidenteel appel, randnummer 23). Het verschil van (afgerond) € 20.000,- kan worden verklaard door de vier bedragen van € 5.000 die Emry’s volgens productie 2 bij memorie van antwoord in incidenteel appel heeft betaald in april, mei en juni 2017. Er bestaat tussen partijen dus geen verschil van mening over dat de huurachterstand van Emry’s tot en met 31 maart 2017, uitgaande van de geïndexeerde huur, € 97.801,31 bedraagt (de huurprijsvermindering buiten beschouwing gelaten). Partijen verschillen evenmin over de hoogte van de (geïndexeerde) huur verschuldigd vanaf december 2016 van € 7.681,16 per maand.
6.Beslissing
- ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen,
- veroordeelt Emry’s de winkelruimte te ontruimen binnen drie maanden na betekening van dit arrest,
- veroordeelt Emry’s tot betaling van (i) € 88.021,20, (ii) € 6.913,04 per maand voor de periode vanaf 1 april 2017 tot de datum van ontbinding, onder aftrek van de betalingen die Emry’s in deze periode heeft gedaan, (iii) een boete van 2% van het verschuldigde per maand, waarbij elke ingetreden maand als een volle maand geldt, met een minimum van € 300,- per maand, voor iedere maand waarin Emry’s achterstallig is geweest met de betaling van de huur, en (iv) € 1.210,93 voor buitengerechtelijke kosten;
- veroordeelt Emry’s tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 6.913,04 per maand, voor iedere maand na de datum van ontbinding waarin Emry’s in de winkelruimte verblijft, pro rata te berekenen indien een maand niet wordt volgemaakt;
- wijst af het meer of anders gevorderde;