ECLI:NL:GHDHA:2018:1839

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2018
Publicatiedatum
27 juli 2018
Zaaknummer
200.224.283/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van onderbewindstelling van goederen van de rechthebbende

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de opheffing van de onderbewindstelling van de goederen van de rechthebbende. De rechthebbende had eerder een verzoek ingediend om de beschikking van de kantonrechter Den Haag van 26 juli 2017 te vernietigen, waarin zijn verzoek tot opheffing van het bewind was afgewezen. Het hof heeft de zitting geschorst voor overleg in raadkamer en na hervatting mondeling uitspraak gedaan.

Het hof overweegt dat ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek de kantonrechter het bewind kan opheffen indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat. De bewindvoerder heeft ter zitting verklaard dat de financiële situatie van de rechthebbende is verbeterd. Hij is in staat gebleken om zijn financiën zelfstandig te beheren en heeft inmiddels een baan. Ook zijn echtgenote heeft verklaard dat zij samen met de rechthebbende een goed financieel beheer kunnen voeren.

Gelet op deze omstandigheden concludeert het hof dat de wettelijke gronden voor de onderbewindstelling niet langer aanwezig zijn. Het hof heeft daarom besloten het bewind op te heffen, met ingang van 9 mei 2018, en heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De griffier is verzocht om een afschrift van de uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Den Haag voor aantekening in het curatele- en bewindregister. De voorzitter heeft de zitting gesloten en het proces-verbaal van de uitspraak zal binnen veertien dagen aan de partijen worden verstrekt.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.224.283/01
Zaaknummer rechtbank : 6095724 EJ VERZ 17-91827
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in artikel 30p Wetboek van
Burgerlijke Rechtsvordering
Proces-verbaal van een ter openbare zitting gedane mondelinge uitspraak van de meervoudige familiekamer van het gerechtshof Den Haag van 9 mei 2018, waar tegenwoordig waren: mr. E.A. Mink, voorzitter, mr. F.R. Salomons en mr. J. van der Hoeven, leden van het hof, bijgestaan door mr. A. Wijtzes als griffier,
inzake
[appellant] ,
voorheen wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de rechthebbende,
advocaat mr. S.J. Veltkamp te Waddinxveen.
Als belanghebbenden zijn aanmerkt:
1. [de echtgenote] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna: de echtgenote van de rechthebbende;
2. [de bewindvoerder]
gevestigd te [plaats] ,
hierna te noemen: de bewindvoerder.
Verschenen zijn:
  • de rechthebbende, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de echtgenote van de rechthebbende;
  • de bewindvoerder, in de persoon van [naam bewindvoerder] .
Na de mondelinge toelichting heeft het hof de zitting geschorst voor overleg in raadkamer. Na hervatting van de zitting heeft het hof op de voet van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) mondeling uitspraak gedaan. Deze luidt als volgt.

De beoordeling

1. In geschil is de opheffing van de onderbewindstelling betreffende de goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende.
2. De rechthebbende verzoekt in zijn op 29 september 2017 ingekomen beroepschrift de beschikking van de kantonrechter Den Haag van 26 juli 2017, hierna: de bestreden beschikking, te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zijn verzoek tot opheffing van het bewind alsnog toe te wijzen. Bij de bestreden beschikking is het verzoek tot opheffing van het ingestelde bewind over alle goederen die (zullen) toebehoren aan de rechthebbende, afgewezen.
3. Het hof overweegt als volgt. Ingevolge artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter het bewind opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, zulks op verzoek van de bewindvoerder of degene die gerechtigd is het bewind te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 BW, alsmede ambtshalve.
4. Het hof is van oordeel dat de bovengenoemde wettelijke gronden voor de onderbewindstelling van de rechthebbende niet langer aanwezig zijn. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat de bewindvoerder ter zitting heeft verklaard dat de situatie van de rechthebbende in financieel opzicht stabiel is geworden. De rechthebbende is in de afgelopen periode in staat gebleken een goed beheer over zijn financiën te voeren, waarbij hij nu ook zijn belastingaangifte zelfstandig doet. Het hof neemt voorts in aanmerking dat ter zitting is gebleken dat de rechthebbende inmiddels over een baan beschikt (evenals zijn echtgenote) en dat hun inkomen als gevolg daarvan ruim voldoende is om hun gezamenlijke uitgaven te bekostigen en daarnaast af te lossen op de laatste, in omvang beperkte, schuld. Ook de echtgenote van de rechthebbende heeft ter zitting verklaard dat zij en de rechthebbende in staat zijn samen een goed beheer over hun financiën te voeren. Gelet op het voorgaande is de onderbewindstelling naar het oordeel van het hof niet langer noodzakelijk en zinvol gebleken, zodat het hof het bewind zal opheffen en wel met ingang van heden.

De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover het betreft de periode vanaf heden en, in zoverre opnieuw beschikkende:
wijst het inleidend verzoek van de rechthebbende in zoverre alsnog toe en heft het eerder ingestelde bewind over de goederen, toebehorende aan [de rechthebbende] , geboren [in] 1985 te [geboorteplaats] , op en wel met ingang van 9 mei 2018;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Den Haag in verband met de aantekening in het curatele- en bewindregister;
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
De voorzitter deelt mede dat het proces-verbaal van deze mondelinge uitspraak binnen veertien dagen na heden aan partijen zal worden verstrekt. De voorzitter sluit de zitting.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal dat conform artikel 30p lid 4 Rv is ondertekend door de voorzitter en de griffier.
Afschrift aan partijen verzonden op: 17 mei 2018