Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
beschikking van 24 juli 2018
de gemeenschappelijke ondernemingsraad van Royal IHC,
Het geding
Beoordeling van het principaal en incidenteel hoger beroep
custom builtoffshore- schepen,
engineering,
equipmenten
servicesdie in de schepen worden verwerkt en productondersteuning voor klanten.
blue collars) en niet-metaal (
white collars), met dien verstande dat het aantal OR-zetels over de beide kiesgroepen verdeeld zal worden in de verhouding 50-50;
OR-reglement aangepast conform de beschikking, waarbij het aantal leden (in verband met de door de kantonrechter voorgeschreven 50/50-verdeling) is gesteld op 18. De kiesgroepen zijn hierin aangeduid als "blue collar" en "white collar" De OR-verkiezingen hebben vervolgens – conform dit reglement – plaatsgevonden van 16 tot 20 april 2018. Alle plaatsten zijn gevuld.
principaal hoger beroepheeft de OR verzocht om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en de verzoeken van Royal IHC uit de eerste aanleg alsnog af te wijzen.
incidenteel hoger beroepheeft Royal IHC verzocht de beschikking van de kantonrechter in zoverre te vernietigen dat de OR wordt geboden – samengevat – het OR-reglement aan te passen door daarin te bepalen dat:
art. 6 lid 4 WOR tussen Royal IHC en de OR is gesloten en het reglement in overeenstemming is gebracht met een zodanige schriftelijke door beide partijen ondertekende overeenkomst; en
principale grievenhebben alle betrekking op de vraag of de OR moe(s)t worden geboden het OR-reglement aan te passen door daarin twee kiesgroepen op te nemen: metaal (blue collars) en niet-metaal (white collars), waarbij het aantal OR-zetels over de beide kiesgroepen verdeeld zal worden in de verhouding 50-50. Bij verweerschrift in principaal hoger beroep, verzoekschrift in incidenteel hoger beroep 7.4 heeft Royal IHC bij wijze van
incidentele griefverzocht de zetelverdeling in de OR vast te stellen op 37,5% voor de blue collars en 62,5% voor de white collars. Deze grieven zien op dezelfde onderwerpen en lenen zich daarom voor gezamenlijke behandeling.
integration solution provider– waarbij design & engineering, project management en services voorop staan.
gemeenschappelijke kenmerkenhebben, waarmee deze groep zich onderscheidt van de metaalgerelateerde medewerkers, en dat zij daardoor – vanuit een goede werking van de WOR bezien – een redelijk belang hebben bij een afzonderlijke kiesgroep. Naar het oordeel van het hof dient deze vraag bevestigend te worden beantwoord, om de volgende redenen.
aard van hun activiteitenen hun werkplek. Het gaat dan om de werf voor de klassieke op productie van schepen gerichte activiteiten van de groep Metaal en het kantoor voor het design, de engineering en de service-activiteiten van de groep Niet-metaal.
belangenvan deze groepen bij de transformatie naar een kennisbedrijf. Zo wijst de OR er - als gezegd - op dat door de transformatie de (maak)activiteiten van de metaalgerelateerde medewerkers onder druk staan. De (veelal hoger opgeleide) niet-metaalgerelateerde medewerkers hebben bovendien een ander belang bij de personeels-employment discussie (zie hiervoor onder 9.3) dan de metaalgerelateerde medewerkers. Bij deze ontwikkeling kunnen er uiteenlopende belangen ontstaan tussen deze groepen.
borgen, wordt bereikt dat deze in ieder geval in zoverre representatief is voor de onderneming van Royal IHC. Het deelnemen van niet-metaalgerelateerde medewerkers aan de door de OR ingestelde of nog in te stellen deelcommissies en vaste commissies (beroepschrift 28 en 31) vormen geen waarborg voor een representatieve vertegenwoordiging van deze medewerkers in de OR zelve. Dat het bij een integraal kiesstelsel in voorkomend geval ook zo kan uitpakken dat de OR representatief is samengesteld maakt dit niet anders, omdat het er om gaat dat deze samenstelling in het reglement is gewaarborgd.
3 jaar is en niet 4 jaar zoals de OR in het OR- reglement heeft bepaald. Een termijn van 3 jaar moet voldoende zijn voor overdracht aan en inwerken van OR- leden. Een periode van 4 jaar is een veel te lange commitment dat wordt gevraagd, aldus nog steeds Royal IHC.
level playing field. Dat de vakbonden tijd nodig hebben om over de kieslijsten hun achterban te raadplegen is – zo al juist – van onvoldoende gewicht om aan dit fundamentele beginsel af doen. Daar komt bij dat niet is in te zien waarom de achterbanraadpleging niet intern zou kunnen plaatsvinden, voordat de kandidatenlijst wordt ingeleverd. Het enkele feit dat de OR op dit punt het SER-voorbeeldreglement volgt leidt niet tot een ander oordeel.
Royal IHC ter zake zullen worden toegewezen. Een proceskostenveroordeling is vanwege het bepaalde in art. 22a WOR niet aan de orde.
Beslissing in principaal en in incidenteel hoger beroep
voor zover daarbij de verzoeken om (i) de OR te gebieden het OR-reglement aan te passen door de termijn waarbinnen kandidatenlijsten namens de vakbonden en vrije lijsten kunnen worden ingediend op een zelfde moment te laten aanvangen en even lang te laten duren en (ii)e OR te gebieden het OR-reglement aan te passen waardoor ingeleende arbeidskrachten niet verkiesbaar en niet kiesgerechtigd zijn, zijn afgewezen;
in zoverre opnieuw rechtdoende:
OR-reglement zodanig aan te passen dat:
art. 6 lid 1 WOR aan de hand van het dan bij Royal IHC in dienst zijnde aantal werkzame personen, tenzij Royal IHC met een afwijkend aantal instemt;
- bekrachtigt de beschikking voor het overige;
- wijst af het anders of meer verzochte;
C.J. Loonstra en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 juli 2018 in aanwezigheid van de griffier.