In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Roemenië in 1980, was eerder vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar veroordeeld voor het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het witwassen van twee zonnebrillen van het merk Bvlgari. De verdachte had op 23 juli 2017 in Zoetermeer deze zonnebrillen verworven, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat deze goederen van misdrijf afkomstig waren. Het hof heeft vastgesteld dat de zonnebrillen van diefstal afkomstig waren, aangezien ze op die datum waren weggenomen bij een vestiging van Sunglass Hut in Den Haag. De verdachte had de zonnebrillen zonder verpakking in zijn jaszak, wat ongebruikelijk was voor dure zonnebrillen, en dit droeg bij aan de overtuiging van het hof dat hij op de hoogte was van de criminele herkomst van de goederen.
Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, waarvan twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan. Het hof heeft ook rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder onherroepelijk was veroordeeld voor strafbare feiten. Daarnaast heeft het hof gelast dat de in beslag genomen zonnebrillen worden teruggegeven aan de rechthebbende. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 63 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.