ECLI:NL:GHDHA:2018:1713

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 juni 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
22-001745-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag inzake mishandeling en diefstal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in Tunesië in 1985, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 200,00, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis, voor mishandeling en diefstal. De tenlastelegging omvatte mishandeling van de aangeefster op 20 mei 2016 te Voorburg, waarbij de verdachte haar bij de hals en armen vastpakte en een mobiele telefoon van haar wegnam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 28 mei 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 30 uren eiste en toewijzing van de schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Het hof heeft de verklaring van de aangeefster als onbetrouwbaar beoordeeld, vooral gezien de inconsistenties in haar verhaal en de bewijsstukken, waaronder een WhatsApp-gesprek. Hierdoor heeft het hof geoordeeld dat de verdachte van de mishandeling moest worden vrijgesproken. Wel is bewezen verklaard dat de verdachte de mobiele telefoon heeft gestolen. Ondanks de bewezenverklaring heeft het hof besloten geen straf of maatregel op te leggen, rekening houdend met de omstandigheden waaronder de diefstal heeft plaatsgevonden. De vordering van de benadeelde partij is afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de mishandeling, en de kosten voor de verdediging zijn op nihil vastgesteld.

Het arrest is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op de zitting van 11 juni 2018.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001745-17
Parketnummer: 09-852154-16
Datum uitspraak: 11 juni 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 14 april 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Tunesië) op [geboortejaar] 1985,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 28 mei 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 200,00, subsidiair 4 dagen vervangende hechtenis. Voorts is er een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 20 mei 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, [aangeefster] heeft mishandeld door
-(met kracht) bij/om de hals/nek vast te pakken en/of (vervolgens) (dicht) te knijpen en/of
-(vervolgens) (met kracht) bij/om de arm(en) en/of schouder(s) vast te pakken en/of
-(vervolgens) (meermalen) (met kracht) tegen/op de muur en/of (massage)tafel te duwen en/of
- (vervolgens) de deur (met kracht) open te rukken/trekken (waardoor die deur tegen/op het hoofd van die [aangeefster] is gekomen);
2:
hij op of omstreeks 20 mei 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon (merk Samsung, type Galaxy S7), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen vervangende hechtenis. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen zoals in het vonnis waarvan beroep.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van de ten laste gelegde mishandeling dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft hij - kort gezegd – aangevoerd dat de verklaring van de aangeefster dermate twijfelachtig is en onwaarheden bevat dat deze niet voor het bewijs kan worden gebezigd.
Het hof overweegt als volgt.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal (pagina 49) met als bijlage een afschrift van het WhatsApp gesprek (pagina 51) dat tussen de verdachte en aangeefster heeft plaatsgevonden aangaande de aard en het doel van de afgesproken massage. Hetgeen hierin staat vermeld komt overeen met de verklaring van de verdachte daarover.
Nu aangeefster, kennelijk tegen beter weten in volhardend, aard en inhoud van de volgens dit WhatsAppgesprek afgesproken massage is blijven ontkennen, acht het hof de verklaring van aangeefster over de aanleiding van de mishandeling waarvan zij aangifte deed en die erop neerkomt dat verschil van mening over aard en doel van de afgesproken massage ontstond, onbetrouwbaar.
Nu de verklaring van de aangeefster met betrekking tot de aanleiding om die reden niet betrouwbaar is, rijst ook twijfel over de betrouwbaarheid van haar verklaring omtrent de door de verdachte consequent ontkende mishandeling zelf. Die twijfel wordt niet weggenomen door andere bewijsmiddelen. Integendeel: verband tussen de fotografische opnamen en de letselverklaring kan alleen worden vastgesteld op basis van de verklaring van aangeefster. Ofschoon uit de erkenning van de verdachte en de verklaringen van getuigen kan worden afgeleid dat de verdachte aangeefster bij de deur heeft geduwd, is deze duw niet in verband te brengen met enige vorm van pijn of letsel.
Gelet op het bovenstaande oordeel van het hof met betrekking tot de betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster, kan daaraan voor het bewijs niet de betekenis worden toegekend die voor bewezenverklaring van het tenlastegelegde noodzakelijk is.
Gelet daarop behoort de verdachte van de ten laste gelegde mishandeling te worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2:
hij op
of omstreeks20 mei 2016 te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon
(merk Samsung,
type Galaxy S7), in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [aangeefster]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Geen straf of maatregel
De verdachte heeft erkend dat hij zich –hoezeer ook tijdelijk- meester heeft gemaakt van een aan aangeefster toebehorende telefoon teneinde de teruggave van een hem toebehorend geldbedrag dat de aangeefster onder zich had, af te dwingen. Ook indien wordt aangenomen dat de verdachte het recht op dat geldbedrag terecht pretendeerde, dient eigenrichting te worden vermeden en doet dat er dus niet aan af dat de verdachte aldus een diefstal heeft begaan.
Anders dan de advocaat-generaal, kent het hof aan de omstandigheden waaronder de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan evenwel zodanige betekenis toe dat het hof van oordeel is dat van strafoplegging behoort te worden afgezien.
Gelet op de door de verdachte naar voren gebrachte omstandigheden waaronder het feit is begaan en die naar het oordeel van het hof – mede bezien in het licht van de verklaring van de door de raadsheer-commissaris gehoorde getuige [getuige], met name zoals weergegeven in paragraaf 26 - voldoende aannemelijk zijn geworden, acht het hof het raadzaam om te bepalen dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 630,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 100,- met wettelijke rente, alsmede de eigen bijdrage voor de gemaakte proceskosten ad € 143,-.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Nu de verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde wordt vrijgesproken, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Bepaalt dat ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]

Verklaart de benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verwijst de benadeelde partij in de door verdachte gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. R.M. Bouritius,
mr. S. Verheijen en mr. J.J.H.M. van Gennip,
in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 juni 2018.
Mr. J.J.H.M. van Gennip is buiten staat dit arrest te ondertekenen.