ECLI:NL:GHDHA:2018:1711

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
22-005178-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in poging tot diefstal van lege schoenendozen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht weken, waarvan vier weken voorwaardelijk, voor een poging tot diefstal van lege schoenendozen uit een geparkeerde auto. De tenlastelegging betrof het voornemen om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening één of meerdere schoenendozen weg te nemen uit een Peugeot 106, die geparkeerd stond op de Ceintuurbaan in Rotterdam. De verdachte heeft echter geen geld of andere waardevolle goederen beoogd te stelen, wat cruciaal was voor de beoordeling van de zaak.

Tijdens de zitting heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis vroeg. Het hof heeft echter geconcludeerd dat de tenlastelegging niet voldoende bewijs bood voor het oogmerk van de verdachte om de schoenendozen te stelen. Het hof oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om de lege schoenendozen weg te nemen, en sprak de verdachte vrij van het ten laste gelegde.

Daarnaast werd ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, aangezien de verdachte werd vrijgesproken van de huidige beschuldiging. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen, waarmee het hof recht deed aan de onduidelijkheid in de tenlastelegging.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005178-17
Parketnummers: 10-158987-17 en 10-136270-16 (TUL)
Datum uitspraak: 20 juni 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 6 december 2017 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1974,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 20 juni 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht weken waarvan vier weken voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Tevens is de tenuitvoer-legging gelast van een voorwaardelijke veroordeling als nader in het vonnis vermeld.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 augustus 2017 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een op de Ceintuurbaan geparkeerd staande auto (merk/type: Peugeot 106) weg te nemen één of meerdere schoenendoos/schoenendozen, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking, met een schroevendraaier, althans met een breekvoorwerp het (portier)slot van die auto heeft verbroken, althans heeft geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Uit het dossier blijkt dat de tenlastelegging uitsluitend is toegespitst op een poging tot het wegnemen van één of meer schoenendozen en dat in die tenlastelegging niet staat vermeld dat de verdachte (daarnaast ook) het oogmerk had tot het wegnemen van geld en/of goederen van zijn gading.
Het hof acht het niet aannemelijk dat de verdachte het oogmerk had tot het wegnemen van drie lege schoenendozen, zodat de verdachte van het ten laste gelegde behoort te worden vrijgesproken.
Vordering tenuitvoerlegging
Het Openbaar Ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Rotterdam van 14 oktober 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één week.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het tenlastegelegde zal die vordering worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Rotterdam van 19 augustus 2017, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 14 oktober 2016, parketnummer 10-136270-16, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. M.C.R. Derkx en mr. R.J. de Bruijn, in bijzijn van de griffier A. van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 juni 2018.