ECLI:NL:GHDHA:2018:1690

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
22-003476-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mensenhandel van twee vrouwen in de prostitutie door geweld, misleiding en misbruik van een kwetsbare positie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag. De verdachte is veroordeeld voor mensenhandel van twee vrouwen, waarbij geweld, misleiding en misbruik van een kwetsbare positie zijn aangewend. De verdachte heeft zich gedurende een periode van meer dan een jaar schuldig gemaakt aan het uitbuiten van de slachtoffers, die werkzaam waren in de prostitutie. De rechtbank had de verdachte eerder vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar het hof heeft deze vrijspraak gedeeltelijk teruggedraaid. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 44 maanden. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de slachtoffers schadevergoeding hebben gekregen voor zowel materiële als immateriële schade. De vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1] is toegewezen tot een bedrag van € 36.000,-, en de vordering van [aangeefster 2] tot € 29.900,-. Het hof heeft de vordering tot gevangenneming van de verdachte afgewezen en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003476-17
Parketnummers: 09-767189-16 en 16-145668-13 (TUL)
Datum uitspraak: 27 juni 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 2 augustus 2017 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1988,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 31 mei en 27 juni 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 en 2 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 3 en 4 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts is beslist op de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf en de vorderingen van de benadeelde partijen zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Op 16 april 2018 heeft de advocaat-generaal ter griffie verklaard het op 8 augustus 2017 door de officier van justitie ingestelde beroep partieel in te trekken, met dien verstande dat zij het appel met betrekking tot de feiten 3 en 4 op de voet van en overeenkomstig het bepaalde in artikel 453, tweede lid, juncto artikel 454, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, intrekt. De verdachte heeft tegen het vonnis van de rechtbank geen hoger beroep ingesteld. Het onderhavige hoger beroep is aldus niet gericht tegen de in eerste aanleg gegeven veroordeling ter zake van het onder 3 en 4 ten laste gelegde. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover thans nog aan de orde en na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 12 december 2013 tot en met 31 maart 2015 te 's-Gravenhage en/of Utrecht en/of Breukelen en/of elders in Nederland,
A) een ander, te weten naam [aangeefster 1], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 1] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [aangeefster 1], seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 1], (sub 6°),
immers heeft verdachte
- een (liefdes)relatie met die [aangeefster 1] gehad en/of
- die [aangeefster 1] gehuisvest en/of
- die [aangeefster 1] van en naar haar werk vervoerd en/of
- tegen die [aangeefster 1] gezegd "Samen tot het eind, of jij gaat dood, of ik ga dood", althans woorden gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [aangeefster 1] een (vuur)wapen getoond en/of
- ( meermalen) de telefoon van die [aangeefster 1] heeft weggegooid om te zorgen dat er geen bewijs zou zijn en/of - die [aangeefster 1] (meermalen) mishandeld (door haar met een pen te steken in de hand en/of te trappen en/of schoppen en/of slaan en/of stompen) en/of
- die [aangeefster 1] mishandeld als zij niet wilde gaan werken en/of wanneer zij haar verdiende geld niet aan verdachte af wilde staan en/of
- ( aldus) bepaald wanneer en/of hoe lang die [aangeefster 1] moest werken en/of
- tegen die [aangeefster 1] gezegd dat hij haar in de prostitutie verdiende geld voor haar zou sparen en/of bewaren en/of een (kappers)zaak voor haar/hen zou openen en/of
- die [aangeefster 1] geïsoleerd en/of verhinderd dat zij contact met familie en/of vrienden zou hebben en/of
- die [aangeefster 1] (meermalen) gedurende een werkdag gevraagd hoeveel zij had verdiend en/of
- die [aangeefster 1] gedwongen althans bewogen lange dagen te werken in de prostitutie en/of
- die [aangeefster 1] (aldus) gedwongen, althans bewogen (een groot deel van) haar met de prostitutie verdiende geld aan hem af te staan;
2:
hij op een of meer tijdstippen in de periode van 1 februari 2014 tot en met 31 maart 2015 te Amsterdam en/of 's-Gravenhage en/of IJsselstein en/of elders in Nederland en/of Antwerpen te België
A) een ander of anderen, te weten [aangeefster 2], (telkens) door dwang, geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 2] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
- heeft gedwongen dan wel bewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar, [aangeefster 2], seksuele handelingen met en/of voor een derde (sub 9°) en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 2], (sub 6°),
immers heeft verdachte:
- een (liefdes)relatie met die [aangeefster 2] gehad en/of
- misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van die [aangeefster 2] (door het recente overlijden van haar voormalige vriend) en/of
- die [aangeefster 2] overgehaald in Antwerpen te gaan werken als prostituee en/of
- een deel van de huur van een prostitutiekamer en/of een hotelkamer in Antwerpen betaald en/of
- die [aangeefster 2] naar het werk gebracht en/of na het werk opgehaald en/of haar door bekenden van hem, verdachte, laten brengen en/of ophalen en/of
- die [aangeefster 2] (meermalen) heeft mishandeld (door haar te slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen en/of duwen en/of in haar keel te knijpen en/of van de galerij naar beneden te duwen) en/of
- die [aangeefster 2] (meermalen) mishandeld als zij niet wilde gaan werken en/of wanneer zij haar verdiende geld niet aan verdachte af wilde staan en/of
- ( aldus) bepaald wanneer en/of hoe lang die [aangeefster 2] moest werken en/of
- die [aangeefster 2] bedreigd met een (vuur)wapen en/of tegen die [aangeefster 2] gezegd "nu is het einde voor jou" en/of
- die [aangeefster 2] geïsoleerd en/of verhinderd dat zij contact met familie en/of vrienden zou hebben en/of
- tegen die [aangeefster 2] gezegd dat hij het geld dat zij in de prostitutie verdiende voor haar zou bewaren en/of sparen en/of een (spraytan)zaak voor haar/hen zou openen en/of
- wanneer die [aangeefster 2] zei dat ze wilde stoppen met het werken gezegd dat zij door moest werken en/of dat hij een (spraytan)zaak voor haar/hen zou openen en/of
- die [aangeefster 2] (meermalen) gedurende een werkdag gevraagd hoeveel zij had verdiend en/of
- die [aangeefster 2] (aldus) gedwongen, althans bewogen, (een groot deel) van haar met de prostitutie verdiende geld van hem af te staan en/of dat geld van die [aangeefster 2] afgepakt.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep partieel zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zesenvijftig maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht. Voorts heeft zij gevorderd dat tegen de verdachte een bevel tot gevangenneming zal worden verleend tegen de datum van de einduitspraak.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Partiële vrijspraak
Het hof is van oordeel dat voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde dwangmiddelen ‘dwang’, ‘andere feitelijkhe(i)d(en)’,‘dreiging met geweld of andere feitelijkhe(i)d(en)’, ‘afpersing’, ‘fraude’ en ‘misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht’ te weinig steunbewijs in het dossier voorhanden is. De verdachte wordt dan ook van deze dwangmiddelen partieel vrijgesproken.
Het hof spreekt de verdachte eveneens vrij van het onder 2 ten laste gelegde dwangmiddel ‘misbruik van een kwetsbare positie’.
Voorts overweegt het hof dat beide slachtoffers reeds vóór aanvang van de onder 1 en 2 ten laste gelegde perioden in Nederland werkzaam waren in de prostitutie. Uit de verklaringen van de slachtoffers noch uit enig ander bewijsmiddel valt af te leiden of en in hoeverre het (mis)handelen van de verdachte van invloed is geweest op de omstandigheid dat beide aangeefsters in de prostitutie zijn blijven werken (artikel 273f, eerste lid, onderdeel 4 Sr.). Evenmin is er voldoende (steun)bewijs dat het oordeel kan dragen dat de verdachte opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van de aangeefsters [aangeefster 1] en [aangeefster 2] (artikel 273f, eerste lid, onderdeel 6 Sr.). Dit brengt mee dat de verdachte van die onderdelen van het onder 1 en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
op een of meer tijdstippenin de periode van 12 december 2013 tot en met 31 maart 2015 te 's-Gravenhage en
/ofUtrecht en
/ofBreukelen en
/ofelders in Nederland,
A) een ander, te weten
naam[aangeefster 1],
(telkens)door
dwang,geweld
enof (een) andere feitelijkhe(i)d(en) ofdoor
dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en), door afpersing, fraude,misleiding en
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht,door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 1] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 1] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
-heeft
gedwongen dan welbewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar,
[aangeefster 1],seksuele handelingen met
en/of vooreen derde
(sub 9°) en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 1], (sub 6°),
immers heeft verdachte
- een (liefdes)relatie met die [aangeefster 1] gehad en
/of
- die [aangeefster 1] gehuisvest en
/of
- die [aangeefster 1] van en naar haar werk vervoerd en/of
- tegen die [aangeefster 1] gezegd "Samen tot het eind, of jij gaat dood, of ik ga dood", althans woorden gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [aangeefster 1] een (vuur)wapen getoond en/of
- (meermalen) de telefoon van die [aangeefster 1] heeft weggegooid om te zorgen dat er geen bewijs zou zijn en/ofdie [aangeefster 1] (meermalen) mishandeld (door haar met een pen te steken in de hand en
/ofte trappen en/of schoppen en/of slaan en/of stompen) en/of
- die [aangeefster 1] mishandeld
als zij niet wilde gaan werken en/ofwanneer zij haar verdiende geld niet aan verdachte af wilde staan en/of
- (aldus) bepaald wanneer en/of hoe lang die [aangeefster 1] moest werken en/of
- tegen die [aangeefster 1] gezegd dat hij haar in de prostitutie verdiende geld voor haar zou sparen en/of bewaren en/of een (kappers)zaak voor haar/hen zou openen en/of
- die [aangeefster 1] geïsoleerd en/of verhinderd dat zij contact met familie en/of vrienden zou hebben en/of
- die [aangeefster 1] (meermalen) gedurende een werkdag gevraagd hoeveel zij had verdiend en/of
- die [aangeefster 1] gedwongen althans bewogen lange dagen te werken in de prostitutie en/of
- die [aangeefster 1] (aldus)
gedwongen, althansbewogen (een groot deel van) haar met de prostitutie verdiende geld aan hem af te staan;
2:
hij
op een of meer tijdstippenin de periode van 1 februari 2014 tot en met 31 maart 2015 te Amsterdam en
/of's-Gravenhage en
/ofIJsselstein en
/of elders in Nederland en/ofAntwerpen te België
A) een ander
of anderen, te weten [aangeefster 2],
(telkens)door
dwang,geweld
of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) of door dreiging met geweld of (een) andere feitlijkhe(i)d(en),endoor
afpersing, fraude,misleiding
dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie,
- heeft geworven, vervoerd, overgebracht, gehuisvest of opgenomen, met het oogmerk van seksuele uitbuiting van die [aangeefster 2] (sub 1°) en/of
- heeft gedwongen en/of bewogen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard dan wel onder die omstandighe(i)d(en) enige handeling(en) heeft ondernomen waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat die [aangeefster 2] zich daardoor beschikbaar zou(den) stellen tot het verrichten van arbeid of diensten van seksuele aard (sub 4°) en/of
-heeft
gedwongen dan welbewogen verdachte te bevoordelen uit de opbrengst van haar
, [aangeefster 2], seksuele handelingen met
en/of vooreen derde
(sub 9°) en/of
B)(telkens) opzettelijk voordeel heeft getrokken uit de seksuele uitbuiting van die/een ander of anderen, te weten naam [aangeefster 2], (sub 6°),
immers heeft verdachte:
- een (liefdes)relatie met die [aangeefster 2] gehad en
/of
- misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van die [aangeefster 2] (door het recente overlijden van haar voormalige vriend) en/of
- die [aangeefster 2] overgehaald in Antwerpen te gaan werken als prostituee en/of
- een deel van de huur van een prostitutiekamer en/of een hotelkamer in Antwerpen betaald en/of
- die [aangeefster 2] naar het werk gebracht en/of na het werk opgehaald en/of haar door bekenden van hem, verdachte, laten brengen en/of ophalen en/of
- die [aangeefster 2] (meermalen)
heeftmishandeld (door haar te slaan en/of stompen en/of trappen en/of schoppen en/of duwen en/of in haar keel te knijpen
en/of van de galerij naar beneden te duwen)en/of
- die [aangeefster 2] (meermalen) mishandeld
als zij niet wilde gaan werken en/ofwanneer zij haar verdiende geld niet aan verdachte af wilde staan en/of
- (aldus) bepaald wanneer en/of hoe lang die [aangeefster 2] moest werken en/of
- die [aangeefster 2] bedreigd met een (vuur)wapen en/of tegen die [aangeefster 2] gezegd "nu is het einde voor jou" en/of
- die [aangeefster 2] geïsoleerd en/of verhinderd dat zij contact met familie en/of vrienden zou hebben en/of
- tegen die [aangeefster 2] gezegd dat hij het geld dat zij in de prostitutie verdiende voor haar zou bewaren en/of sparen en/of een (spraytan)zaak voor haar/hen zou openen en/of
- wanneer die [aangeefster 2] zei dat ze wilde stoppen met het werken gezegd dat zij door moest werken en/of dat hij een (spraytan)zaak voor haar/hen zou openen en/of
- die [aangeefster 2] (meermalen) gedurende een werkdag gevraagd hoeveel zij had verdiend en/of
- die [aangeefster 2] (aldus)
gedwongen, althansbewogen, (een groot deel) van haar met de prostitutie verdiende geld van hem af te staan en/of dat geld van die [aangeefster 2] afgepakt.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging en bespreking van de verweren
Verweer inzake de betrouwbaarheid van de aangeefsters
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig zijn overgelegde en in het dossier gevoegde pleitnotities – betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het aan hem onder 1 en 2 ten laste gelegde. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van aangeefsters [aangeefster 1] en [aangeefster 2] onbetrouwbaar zijn, nu hun verklaringen op diverse wezenlijke punten strijdig zijn met andere bewijsmiddelen en er bovendien geen bewijs in het dossier aanwezig is dat hun verklaringen voldoende ondersteunt.
Beoordeling door het hof
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
Het hof stelt vast dat de aangeefsters [aangeefster 1] en [aangeefster 2] meermalen zijn gehoord bij de politie en één keer bij de rechter-commissaris.
Het hof deelt in zijn algemeenheid de opvatting van de raadsman dat verklaringen die bij de rechter-commissaris na een zekere tijd worden afgelegd met enige behoedzaamheid dienen te worden beoordeeld. Het tijdsverloop, het mogelijk kennisnemen van processtukken, een mogelijke beïnvloeding van het geheugen door kennis met anderen te delen of zelfs een mogelijke onderlinge afstemming van verklaringen door getuigen zijn aandachtspunten bij de uitleg en waardering van deze verklaringen.
De raadsman van de verdachte heeft aan zijn verweer ten aanzien van de betrouwbaarheid van [aangeefster 1] ten grondslag gelegd dat [aangeefster 1] het dossier heeft gelezen voorafgaande aan in ieder geval het afleggen van haar tweede verklaring bij de politie en dat er meerdere motieven kunnen zijn om belastend te verklaren (wraak en de mogelijkheid van het vorderen van een schadevergoeding). Voorts heeft hij op enkele inconsistenties in de verklaringen gewezen.
Met de raadsman constateert ook het hof enkele inconsistenties in de verschillende verklaringen van de aangeefsters, echter niet in die mate dat deze verklaringen (volledig) terzijde moeten worden gesteld. De aangeefsters hebben in de kern met betrekking tot zowel de mishandelingen door de verdachte als ten aanzien van het afstaan van het in de prostitutie verdiende geld aan hem, vanaf het moment dat zij bij de politie zijn gehoord, consistent verklaard. De verklaringen van de aangeefsters ondersteunen elkaar bovendien in dit opzicht niet alleen over en weer, maar deze verklaringen vinden ook verankering in de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] (m.b.t. [aangeefster 1]), [getuige 3] en [getuige 4] (m.b.t. beiden) alsmede in een afgeluisterd telefoongesprek van 15 december 2013 waarin de verdachte zich met het door [aangeefster 1] in de prostitutie verdiende geld bemoeit, een en ander zoals opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage.
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de door de raadsman gestelde omstandigheden in dit geval hebben geleid tot onbetrouwbare verklaringen. Ook overigens zijn geen feiten en omstandigheden aannemelijk geworden op grond waarvan aan de juistheid van de verklaringen van aangeefsters moet worden getwijfeld.
Het verweer wordt verworpen.
Verweer inzake het verbod van art. 342, tweede lid, Sv
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het dossier bijzonder zwaar leunt op de enkele stellingen van de aangeefsters. Hij heeft hierbij gewezen op het ontbreken van steunbewijs van voldoende gewicht – immers overgebrachte verklaringen uit dezelfde bron gelden niet als zodanig – en daarom dient in de visie van de verdediging vrijspraak te volgen, gelet op het bepaalde in artikel 342, tweede lid, Sv.
Beoordeling door het hof
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het hof verwerpt dit verweer. Het hof wijst daarbij ten aanzien van de bevoordeling van de verdachte op de hiervoor reeds genoemde verklaringen van de getuigen [getuige 1], [getuige 3], [getuige 4] en [getuige 2] alsmede het afgeluisterde telefoongesprek van 15 december 2013 waaruit volgt dat de verdachte zich met het prostitutiegeld van [aangeefster 1] bemoeide.
Voorts wijst het hof op de bewijsmiddelen ten aanzien van de mishandelingen, welke bewijsmiddelen staan vermeld in het onherroepelijke deel van het bestreden vonnis. Het betreffen de verklaringen van [getuige 4], [getuige 3], [getuige 2] en [getuige 5] en het proces-verbaal medische gegevens met betrekking tot [aangeefster 1]. Daar komt bij dat de verklaringen van de aangeefsters ook op dit punt elkaar onderling steunen en daarmee versterken.
Het hof is van oordeel dat het steunbewijs in samenhang met de op belangrijke onderdelen de verdachte belastende verklaringen van de aangeefsters van voldoende gewicht zijn om een bewezenverklaring van de mensenhandel te kunnen dragen. Beiden verklaren dat de verdachte een relatie met hen was aangegaan; beiden verklaren over het agressieve en gewelddadige gedrag van de verdachte; beiden verklaren dat een groot deel van het met de prostitutie verdiende geld onvrijwillig werd afgestaan aan de verdachte en beiden verklaren dat de verdachte hen het opzetten van een onderneming voorspiegelde. Voorts heeft [aangeefster 2] ook over [aangeefster 1] verklaard en andersom.
De kwetsbare positie waarin aangeefster [aangeefster 1] zich bevond, vindt voorts steun in de eigen verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep. Deze verklaring komt er kort gezegd op neer dat de verdachte wist dat [aangeefster 1] ernstig bedreigd werd door haar pooier toen hij haar leerde kennen en banden met haar aanknoopte.
De slotsom is, dat er ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde (behoudens de onderdelen waarvan de verdachte door het hof wordt vrijgesproken) voldoende wettig bewijs is, zoals opgenomen in de bewijsmiddelenbijlage. Het door de raadsman gestelde beletsel zoals neergelegd in art. 342, tweede lid, Sv doet zich derhalve niet voor.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:

Mensenhandel, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich - gedurende een periode van meer dan één jaar - schuldig gemaakt aan mensenhandel ten aanzien van twee vrouwen. Hij is een relatie met beide vrouwen aangegaan waarbij hij heeft voorgewend dat zij voor een (gezamenlijke) onderneming spaarden met het door de vrouwen verdiende geld. Hij schuwde door zijn zucht naar geldelijk gewin geen geweld. Bij slachtoffer [aangeefster 1] heeft de verdachte ook misbruik gemaakt van haar kwetsbare positie. Op het moment dat zij in contact met de verdachte kwam, werd zij ernstig bedreigd door haar vorige pooier. De verdachte heeft haar geen hulp geboden maar haar daarentegen misbruikt voor geldelijk gewin. Slachtoffers van dergelijke misdrijven kunnen daarvan doorgaans nog lange tijd psychische gevolgen ondervinden. Dat dit ook in de onderhavige zaak het geval is, kan uit de door de aangeefsters opgestelde schriftelijke slachtofferverklaringen worden opgemaakt. Het hof rekent de verdachte dit ernstig aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte vanaf zijn jeugd meerdere keren onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van misdrijven. Van enige positieve gedragsverandering ten gevolge van gerechtelijke bestraffingen lijkt geen sprake te zijn. Het hof acht het aangewezen om de maatschappij tegen het criminele gedrag van de verdachte te beschermen. Een langdurige gevangenisstraf ligt daarom in de rede.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
De vordering tot gevangenneming zal worden afgewezen, nu het hof daartoe geen termen ziet.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster 1]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 ten laste gelegde tot een bedrag van € 236.100,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in hoger beroep gehandhaafde bedrag. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft daartoe ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig haar overgelegde en in het dossier gevoegde schriftelijke toelichting vordering benadeelde partij - een materiële schadevergoeding gevorderd van:
primair een bedrag van € 221.100,-,
subsidiair een bedrag van € 104.997,93,
meer subsidiair een bedrag van € 83.552,- en
meest subsidiair een bedrag van € 80.400,-.
Voorts heeft zij een immateriële schadevergoeding gevorderd van € 15.000,-.
De advocaat-generaal heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Bevoegdheid van de raadsvrouw van de benadeelde partij
De raadsman van de verdachte heeft allereerst aangevoerd dat mr. Wellen niet is gemachtigd tot het indienen van de vordering en dat de vordering daarom niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De raadsvrouw van het slachtoffer, mr. Wellen, heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard uitdrukkelijk gevolmachtigd te zijn en dat zij dat ook in eerste aanleg was.
In het dossier bevindt zich een voegingsformulier als bedoeld in artikel 51g, eerste lid, Sv. Vast staat dat de machtiging van mr. Wellen die op het voegingsformulier onder 2 staat vermeld, niet is getekend door het slachtoffer. Anders dan de raadsman van de verdachte is het hof van oordeel dat dit in dit geval niet leidt tot de niet-ontvankelijkheid van de vordering.
Art. 51c, derde lid, Sv schrijft niet voor dat een bijzondere schriftelijke volmacht vereist is voor een advocaat die namens het slachtoffer optreedt ter terechtzitting. Voor een advocaat is voldoende dat deze verklaart daartoe uitdrukkelijk gemachtigd te zijn. Aangezien mr. Wellen op het tableau onder nummer A07349 staat ingeschreven als advocaat en gelet op het feit dat een advocaat ook zonder voegingsformulier een vordering mondeling ter terechtzitting kan indienen (artikel 51g, derde lid, Sv), is het hof van oordeel dat aan haar – nu zij heeft verklaard zowel in eerste aanleg als ter terechtzitting in hoger beroep uitdrukkelijk gevolmachtigd te zijn en nu zij in beide instanties de opgave mondeling aan de orde heeft gesteld en toegelicht – niet kan worden tegengeworpen dat de handtekening van het slachtoffer op het voegingsformulier ontbreekt waardoor de vordering niet-ontvankelijk is. Het hof ziet dan ook geen aanleiding (en acht dat ook disproportioneel ten opzichte van het belang van de voortgang van de zaak) om het onderzoek te heropenen teneinde de benadeelde partij alsnog in de gelegenheid te stellen om de machtiging op het formulier te ondertekenen en verwerpt het verweer. De benadeelde partij [aangeefster 1] is ontvankelijk in haar vordering.
Materiële schade
Ten aanzien van de materiële schade overweegt het hof dat, nu een deugdelijke financiële administratie ontbreekt, het hof de omzet moet schatten en derhalve ook een schatting moet maken van het schadebedrag.
Het dossier biedt wel concrete aanknopingspunten voor de gewerkte dagen door de benadeelde partij tijdens de bewezenverklaarde periode. Voor de gemiddelde omzet wordt een in de rechtspraak inmiddels gangbaar forfaitair bedrag van € 200,- per dag gerekend. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om daarvan af te wijken.
De kosten zijn betwist voor zover zij een bedrag van € 1.000,- per maand zouden overstijgen. Het hof heeft dat bedrag aan kosten als uitgangspunt genomen nu er aanknopingspunten zijn dat inderdaad allerlei kosten, waaronder de huur van het woonhuis, uit de omzet werden betaald.
In het voordeel van de verdachte heeft het hof de maanden december 2013 en januari 2014 in de berekening buiten beschouwing gelaten, omdat [aangeefster 1] heeft verklaard dat het afdragen van geld in het begin geleidelijk verliep. In het begin zag ze het geld nog wel, maar dat werd steeds minder (zie proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangeefster 1] (p. 5 e.v.,i.h.b. p. 9)).
Omdat volstrekt onduidelijk is hoeveel geld er in die beginperiode is afgedragen, levert de behandeling van dit onderdeel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op en wordt de benadeelde partij op dit onderdeel niet-ontvankelijk verklaard
Het hof komt tot de volgende berekening:
Berekening over de periode 1 februari 2014 tot en met 28 februari 2015:
maand: dagen gewerkt:
februari 2014 12
maart 2014 17
april 2014 23
mei 2014 19
juni 2014 17
juli 2014 8
augustus 2014 4
september 2014 10
oktober 2014 26
november 2014 16
december 2014 23
januari 2015 24
februari 2015 21
------------
Totaal: 220 dagen
220 x € 200,- (=forfaitair bedrag) = € 44.000,-
-/- levensonderhoud 13 maanden x
€ 1.000,- (=forfaitair bedrag) = € 13.000,-
-----------
Totaal materiële schadevergoeding = € 31.000,-
Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 februari 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof (nu deze niet zijn gevorderd) vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer
[aangeefster 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 36.000,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster 1].
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster 2]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster 2] zich als benadeelde partij gevoegd en oorspronkelijk een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 94.694,72.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in hoger beroep gehandhaafde bedrag. De raadsvrouw van de benadeelde partij heeft daartoe ter terechtzitting in hoger beroep - overeenkomstig haar overgelegde en in het dossier gevoegde schriftelijke toelichting vordering benadeelde partij – een materiële schadevergoeding gevorderd van € 74.694,72 en een immateriële schadevergoeding van € 20.000,-.
De advocaat-generaal heeft met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij zich gerefereerd aan het oordeel van het hof.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Bevoegdheid van de raadsvrouw van de benadeelde partij
Allereerst heeft de raadsman van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk is omdat de machtiging op het voegingsformulier niet is getekend door het slachtoffer.
Het hof stelt vast dat ook met betrekking tot deze vordering de machtiging niet is ondertekend en dat mr. Sent (ingeschreven als advocaat op het tableau onder nummer A30070) op de terechtzitting heeft verklaard zowel in eerste aanleg als in hoger beroep uitdrukkelijk gevolmachtigd te zijn. In beide instanties heeft zij de vordering ter terechtzitting uiteengezet en toegelicht.
Het hof gaat om dezelfde redenen als overwogen ten aanzien van de benadeelde partij [aangeefster 1], voorbij aan het verweer en acht de benadeelde partij ontvankelijk in haar vordering.
Materiele schade
Ten aanzien van de materiële schade overweegt het hof dat, nu een deugdelijke financiële administratie ontbreekt, het hof de omzet moet schatten en derhalve ook een schatting moet maken van het schadebedrag. Het dossier biedt wel concrete aanknopingspunten voor de gewerkte dagen. Voor de gemiddelde omzet wordt een in de rechtspraak inmiddels gangbaar forfaitair bedrag van € 200,- per dag gerekend. Het dossier biedt geen aanknopingspunten om daarvan af te wijken.
De kosten zijn betwist voor zover zij een bedrag van € 1.000,- per maand zouden overstijgen. Het hof heeft dat bedrag aan kosten als uitgangspunt genomen nu er aanknopingspunten zijn dat er inderdaad allerlei kosten, waaronder de huur van het woonhuis, uit de omzet werden betaald.
[aangeefster 2] heeft verklaard dat zij vanaf maart 2014 het door haar verdiende geld in de prostitutie niet meer terug kreeg van de verdachte (zie proces-verbaal van verhoor aangeefster [aangeefster 2] (p. 34 e.v., i.h.b. p. 35)).
Periode: 1 maart 2014 tot en met 31 januari 2015
maand: dagen gewerkt:
([adres] te Den Haag)
maart 2014 3
mei 2014 3
([adres] te Amsterdam)
maart 2014 20
april 2014 23
mei 2014 14
juni 2014 20
juli 2014 24
augustus 2014 17
september 2014 7
oktober 2014 18
november 2014 25
december 2014 25
januari 2015 28
------------
Totaal: 227 dagen
227 x € 200,- (=forfaitair bedrag) = € 45.400,-
-/- levensonderhoud 13 maanden x
€ 1.000,- (= forfaitair bedrag) = € 13.000,-
-/- aanschaf auto à € 7.500,- = € 7.500,-
-----------
Totaal: € 24.900,-
Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is voorts van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 5.000,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof (nu deze niet zijn gevorderd) vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer[aangeefster 2]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 29.900,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster 2].
Vordering tot tenuitvoerlegging
Het Openbaar Ministerie zal niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf, omdat het hof – met de rechtbank, de verdediging en het Openbaar Ministerie – heeft vastgesteld dat de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 16 februari 2015 voorwaardelijk opgelegde straf op 7 december 2015 onherroepelijk is geworden. Dit is na de pleegperiode van de aan de verdachte verweten feiten zoals deze tenlastegelegd zijn.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 57, 63 en 273f van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover thans nog aan de orde en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
44 (vierenveertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster 1] ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 36.000,- (zesendertigduizend euro) bestaande uit € 31.000,- (eenendertigduizend euro) materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster 1], ter zake van het onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 36.000,- (zesendertigduizend euro) bestaande uit € 31.000,- (eenendertigduizend euro) materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
197 (honderdzevenennegentig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 februari 2014.

Vordering van de benadeelde partij [aangeefster 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster 2] ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 29.900,- (negenentwintigduizend negenhonderd euro) bestaande uit
€ 24.900,- (vierentwintigduizend negenhonderd euro) materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster 2], ter zake van het onder 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 29.900,- (negenentwintigduizend negenhonderd euro) bestaande uit
€ 24.900,- (vierentwintigduizend negenhonderd euro) materiële schade en € 5.000,- (vijfduizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
168 (honderdachtenzestig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 1 maart 2014.
Verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vordering tenuitvoerlegging, met parketnummer 16-145668-13.
Wijst af de vordering tot het verlenen van een bevel tot gevangenneming van de verdachte.
Dit arrest is gewezen door mr. S.A.J. van 't Hul,
mr. M.I. Veldt-Foglia en mr. R.J. de Bruijn, in bijzijn van de griffier mr. C.M.A. Ellens-Veenhof.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 juni 2018.