ECLI:NL:GHDHA:2018:1634
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- F. Ibili
- A.E. Sutorius-van Hees
- E.C. Punselie
- Rechtspraak.nl
Vervangende toestemming voor reis met minderjarigen naar het buitenland in het kader van omgangsregeling
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in een hoger beroep kort geding, waarin de vrouw, appellante, verzocht om vervangende toestemming voor de man, geïntimeerde, om met hun minderjarige kinderen naar Dubai op vakantie te gaan. De vrouw had eerder in een kort geding bij de rechtbank Rotterdam een verzoek van de man om met de kinderen op vakantie te gaan afgewezen. De vrouw stelde dat de man nauwelijks een rol in het leven van de kinderen speelde en dat de vakantie niet in het belang van de kinderen was. De man daarentegen betoogde dat hij een betrokken vader was en dat de kinderen eerder met hem op vakantie waren geweest.
Het hof oordeelde dat de man, als niet-gezaghebbende ouder, geen recht had op de door hem verzochte vervangende toestemmingen voor de vakantie, omdat partijen niet gezamenlijk het gezag over de kinderen uitoefenen. Het hof overwoog dat de wens van de man om met de kinderen op vakantie te gaan, kon worden aangemerkt als een verzoek tot het treffen van een voorlopige omgangsregeling. Het hof concludeerde dat de vakantie in Dubai in strijd was met de zwaarwegende belangen van de minderjarigen, die behoefte hadden aan continuïteit en stabiliteit. De minderjarigen waren voornamelijk door de vrouw opgevoed en hadden weinig contact met de man. Het hof vernietigde het bestreden vonnis voor zover het de vervangende toestemming betrof en wees de vorderingen van de man af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.