ECLI:NL:GHDHA:2018:1600

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 juni 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
22-003022-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een psychiatrische maatregel en de toepassing van artikel 38v Sr in het strafrecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging, maar kreeg wel de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd voor de duur van één jaar, evenals een contactverbod en locatieverbod voor twee jaren. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en dat de verdachte alsnog een vrijheidsbeperkende maatregel zou krijgen.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar de opgelegde maatregelen vernietigd. Het hof oordeelde dat de wet geen ruimte biedt voor het opleggen van een maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, omdat de verdachte als ontoerekeningsvatbaar werd verklaard en derhalve van alle rechtsvervolging werd ontslagen. Dit betekent dat er geen veroordeling plaatsvond, wat noodzakelijk is voor de toepassing van artikel 38v Sr.

Het hof heeft ook rekening gehouden met de behandeling van de verdachte in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen, waaruit bleek dat de verdachte behandeltrouw was en baat had bij de behandeling. Het hof concludeerde dat een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet nodig was, omdat dit de reeds ingezette behandeling zou doorkruisen. De beslissing van het hof was om geen maatregel op te leggen en het vonnis voor het overige te bevestigen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003022-17
Parketnummer: 10-710344-16
Datum uitspraak: 29 juni 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 23 juni 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[naam verdachte],

geboren te [plaats[ op [datum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op
22 januari 2018 en 15 juni 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet strafbaar verklaard en ontslagen van alle rechtsvervolging met oplegging van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar alsmede de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren, inhoudende een contactverbod met de aangeefster en een locatieverbod, met vervangende hechtenis zoals opgenomen in het vonnis waarvan beroep. Voorts is dadelijke uitvoerbaarheid van de vrijheidsbeperkende maatregel gelast.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2016 tot en met 03 augustus 2016 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [A] (medewerker bij [bedrijf] gelegen op/aan [adres]), in elk geval van een ander, met het oogmerk die [A], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk en met voornoemd oogmerk op verschillende data in voormelde periode (onder meer) (telkens)
- zich opgedrongen (door haar aan te spreken en/of naar haar te lachen) aan die [A] en/of
- veelvuldig, althans meermalen, zich bevonden en/of opgehouden in (de nabijheid van) voornoemde [bedrijf] en/of (daarbij) (gedurende lange en/of enige tijd) door het/de ra(a)m(en) van [bedrijf] en/of gekeken en/of gestaard (naar die [A]);
2.
hij op of omstreeks 03 augustus 2016 te Hoogvliet Rotterdam, gemeente Rotterdam, wederrechtelijk is binnengedrongen in een besloten lokaal, te weten een winkel, gelegen aan de [adres] en in gebruik bij [bedrijf], althans bij een ander of anderen dan bij verdachte, immers heeft hij, verdachte, die winkel betreden, terwijl hem schriftelijk de toegang tot die winkel/dat lokaal (ingaande op 19 augustus 2014 voor een periode van twee jaar) was ontzegd en waarvan hij kennis heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging en dat de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) zal worden opgelegd, inhoudende - kortgezegd - een contactverbod met [A] en een locatieverbod voor [bedrijf], gelegen aan de [adres], voor de duur van 2 jaren, subsidiair 2 weken hechtenis voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar zal worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof is van oordeel, dat de eerste rechter op juiste gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist, zodat het vonnis, waarvan beroep, met overneming van gronden behoort te worden bevestigd, behalve voor wat betreft de opgelegde maatregelen en de motivering daarvan.
Het vonnis moet op die onderdelen worden vernietigd en in zoverre moet opnieuw worden rechtgedaan.
Geen maatregel ex artikel 38v Sr
Anders dan de advocaat-generaal heeft gevorderd, zal het hof geen vrijheidsbeperkende maatregel in de zin van artikel 38v Sr opleggen, nu de wet die ruimte niet biedt. Artikel 38v Sr maakt oplegging van deze maatregel immers alleen mogelijk bij een veroordeling voor een strafbaar feit of waarbij met toepassing van artikel 9a Sr geen straf of maatregel wordt opgelegd. Nu de verdachte door het hof ontoerekeningsvatbaar zal worden verklaard en dientengevolge zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging is van een veroordeling geen sprake en evenmin van toepassing van artikel 9a Sr.
Voorts heeft het hof acht geslagen op in hoger beroep overgelegde stukken, waaronder de beschikking van de rechtbank Rotterdam d.d. 27 februari 2018 met betrekking tot de verdachte, betreffende een voorwaardelijke machtiging tot 28 augustus 2018 in het kader van de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen. Deze is verleend met de voorwaarde – kort gezegd - dat de betrokkene (verdachte) zich onder behandeling stelt. Ter terechtzitting in hoger beroep is genoegzaam gebleken dat deze behandeling in het kader van de Wet BOPZ goed verloopt, dat de verdachte behandeltrouw is, de hem voorgeschreven medicatie gebruikt en dat de verdachte zichzelf ook gebaat acht bij deze behandeling.
Naar het oordeel van het hof is een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis niet aan de orde, nu dit naast
de reeds ingezette behandeling in het kader van de Wet BOPZ geen meerwaarde heeft en deze zelfs zou doorkruisen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde maatregelen en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Bepaalt dat aan de verdachte geen maatregel zal worden opgelegd.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. J.M. van de Poll en mr. L.C. van Walree,
in bijzijn van de griffier mr. F. van Vliet.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 29 juni 2018.
Mr. J.M. van de Poll is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.