ECLI:NL:GHDHA:2018:1531

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
21 juni 2018
Zaaknummer
BK-17/00690 t/m BK-17/00692
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van naheffingsaanslagen loonheffingen en wijziging heffingsrentebeschikkingen na compromis tussen partijen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Den Haag, gaat het om een hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag. De rechtbank had op 6 juni 2017 uitspraak gedaan over naheffingsaanslagen loonheffingen voor de jaren 2010, 2011 en 2012. De belanghebbende, [X] B.V., had tegen deze aanslagen bezwaar gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep tegen de naheffingsaanslag over 2012 ongegrond, maar verklaarde de beroepen tegen de aanslagen over 2010 en 2011 gegrond, waardoor de naheffingsaanslagen en de daarbij behorende heffingsrentebeschikkingen werden vernietigd of verminderd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2018 bereikten partijen een compromis. Ze kwamen overeen dat de naheffingsaanslagen voor de jaren 2010 en 2011 moesten worden verminderd tot respectievelijk € 5.000 en € 5.000, en dat de heffingsrentebeschikkingen dienovereenkomstig zouden worden gewijzigd. Het Hof stemde in met dit compromis en verklaarde dat de naheffingsaanslagen over de tijdvakken 2010 en 2011 zouden worden vastgesteld op de afgesproken bedragen.

Het Hof vernietigde de eerdere uitspraak van de rechtbank, maar alleen voor zover deze betrekking had op de naheffingsaanslagen over de jaren 2010 en 2011. Tevens werd de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 1.002. De uitspraak werd op 21 maart 2018 in het openbaar uitgesproken, en partijen werden geïnformeerd over hun recht om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-17/00690 t/m BK-17/00692

Uitspraak van 21 maart 2018

in het geding tussen:

[X] B.V. te [Z] , belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,

op het hoger beroep van de Inspecteur tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 6 juni 2017, nummers SGR 16/2804, SGR 16/2806 en SGR 16/2811 betreffende de hierna vermelde aanslagen en beschikkingen.

Aanslagen, beschikkingen, bezwaren en geding in eerste aanleg

BK-17/00690
1.1.1.
Aan belanghebbende is over het tijdvak van 1 januari 2010 tot en met 31 december 2010 een naheffingsaanslag in de loonheffingen van € 85.218 opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 6.529 aan heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 5.000 opgelegd.
BK-17/00691
1.1.2.
Aan belanghebbende is over het tijdvak van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2011 een naheffingsaanslag in de loonheffingen van € 75.232 opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikkingen is € 3.742 aan heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 4.400 opgelegd.
BK-17/00692
1.1.3.
Aan belanghebbende is over het tijdvak van 1 januari 2012 tot en met 31 december 2012 een naheffingsaanslag in de loonheffingen van € 10.381 opgelegd. Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 269 aan heffingsrente in rekening gebracht en is een vergrijpboete van € 600 opgelegd.
Alle zaken
1.2.
Bij uitspraken op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag, de beschikking heffingsrente en de boetebeschikking voor het tijdvak 2010 gehandhaafd, de naheffingsaanslagen voor de tijdvakken 2011 en 2012 verminderd tot respectievelijk € 74.317 en € 6.505, alsmede de gelijktijdig gegeven beschikkingen heffingsrente dienovereenkomstig verminderd en boetebeschikkingen gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft:
  • het beroep gericht tegen de naheffingsaanslag over 2012 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente ongegrond verklaard;
  • de overige beroepen gegrond verklaard;
  • de uitspraken op bezwaar die betrekking hebben op de naheffingsaanslagen over 2010 en 2011, de daarbij gegeven heffingsrentebeschikkingen en boetebeschikkingen en de over 2012 opgelegde vergrijpboete vernietigd;
  • de naheffingsaanslag over 2010 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente vernietigd;
  • de naheffingsaanslag over 2011 verminderd tot op € 55.538 en de Inspecteur gelast de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig te verminderen;
  • de boetebeschikkingen vernietigd;
  • de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 2.000;
  • de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.238;
  • de Inspecteur opgedragen het griffierecht van € 334 aan belanghebbende te vergoeden.

Loop van het geding in hoger beroep

2.1.
De Inspecteur is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend.
2.2.
De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 7 februari 2018, gehouden te Den Haag. Partijen zijn verschenen.

Beoordeling van het hoger beroep

3.1.
Partijen hebben ter zitting bij wijze van compromis overeenstemming bereikt over hetgeen hen verdeeld heeft gehouden, inhoudende dat:
(i) de naheffingsaanslag over het tijdvak 2010 wordt vastgesteld op € 5.000;
(ii) de naheffingsaanslag over het tijdvak 2011 wordt vastgesteld op € 5.000;
(iii) de heffingsrentebeschikkingen dienovereenkomstig worden gewijzigd.
3.2.
Het Hof sluit zich aan bij dit compromis.
3.3.
Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof verklaard haar verzoek om vergoeding van door haar geleden immateriële schade niet te handhaven.

Proceskosten

4. Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de door belanghebbende in hoger beroep gemaakte proceskosten. Het Hof stelt deze kosten, op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht in verbinding met het Besluit proceskosten bestuursrecht en de daarbij behorende bijlage, vast op € 1.002 wegens beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor het Hof: 2 punten à € 501 x 1 (gewicht).

Beslissing

Het Gerechtshof:
  • vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de naheffingsaanslagen over de tijdvakken 2010 en 2011 en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente;
  • vernietigt de uitspraken op bezwaar die zien op de naheffingsaanslagen over de tijdvakken 2010 en 2011 en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente;
  • vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 2010 tot op € 5.000;
  • vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 2011 tot op € 5.000;
  • wijzigt de beschikkingen heffingsrente over de tijdvakken 2010 en 2011 met inachtneming van die verminderingen;
  • veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep, vastgesteld op € 1.002.
De uitspraak is vastgesteld door G.J. van Leijenhorst, U.E. Tromp en F.G.F. Peters, in tegenwoordigheid van de griffier N. El Allaoui. De beslissing is op 21 maart 2018 in het openbaar uitgesproken.
aangetekend aan
partijen verzonden:
Zowel de belanghebbende als het daartoe bevoegde bestuursorgaan kanbinnen zes wekenna de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

-
- de naam en het adres van de indiener;
-
- de dagtekening;
-
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
-
- de gronden van het beroep in cassatie.

Het beroepschrift moet worden gezonden aan de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.