Uitspraak
Uitspraak van 21 maart 2018
[X] B.V. te [Z] , belanghebbende
de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Den Haag, de Inspecteur,
Aanslagen, beschikkingen, bezwaren en geding in eerste aanleg
- het beroep gericht tegen de naheffingsaanslag over 2012 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente ongegrond verklaard;
- de overige beroepen gegrond verklaard;
- de uitspraken op bezwaar die betrekking hebben op de naheffingsaanslagen over 2010 en 2011, de daarbij gegeven heffingsrentebeschikkingen en boetebeschikkingen en de over 2012 opgelegde vergrijpboete vernietigd;
- de naheffingsaanslag over 2010 en de daarbij gegeven beschikking heffingsrente vernietigd;
- de naheffingsaanslag over 2011 verminderd tot op € 55.538 en de Inspecteur gelast de beschikking heffingsrente dienovereenkomstig te verminderen;
- de boetebeschikkingen vernietigd;
- de Inspecteur veroordeeld tot vergoeding van immateriële schade aan belanghebbende van € 2.000;
- de Inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.238;
- de Inspecteur opgedragen het griffierecht van € 334 aan belanghebbende te vergoeden.
Loop van het geding in hoger beroep
Beoordeling van het hoger beroep
Proceskosten
Beslissing
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank, doch uitsluitend voor zover deze betrekking heeft op de naheffingsaanslagen over de tijdvakken 2010 en 2011 en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente;
- vernietigt de uitspraken op bezwaar die zien op de naheffingsaanslagen over de tijdvakken 2010 en 2011 en de daarbij gegeven beschikkingen heffingsrente;
- vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 2010 tot op € 5.000;
- vermindert de naheffingsaanslag over het tijdvak 2011 tot op € 5.000;
- wijzigt de beschikkingen heffingsrente over de tijdvakken 2010 en 2011 met inachtneming van die verminderingen;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende in hoger beroep, vastgesteld op € 1.002.
1. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
2. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.