In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag op zijn babyzoontje, geboren op 7 mei 2013. De verdachte heeft zijn kind, ten tijde van het ten laste gelegde nog geen zes maanden oud, met kracht geschud, wat heeft geleid tot ernstig lichamelijk letsel. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, mede door zijn geestelijke toestand en verleden van affectieve verwaarlozing en seksueel misbruik. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, maar het hof heeft deze straf herzien. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 365 dagen, waarvan 362 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en daarnaast een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de gedragingen van de verdachte en de impact op het slachtoffer, dat blijvende schade kan ondervinden. Het hof heeft ook rekening gehouden met de lange duur van de procedure, maar oordeelt dat de redelijke termijn niet is overschreden. De beslissing van het hof is in overeenstemming met de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing zijn op deze zaak.