ECLI:NL:GHDHA:2018:1502
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in hoger beroep tegen vonnis kinderrechter inzake rijden zonder rijbewijs en alcoholgebruik
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 juni 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kinderrechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1999, was beschuldigd van het rijden zonder rijbewijs en onder invloed van alcohol op 3 september 2017 te Delft. In eerste aanleg was de verdachte schuldig verklaard zonder oplegging van straf of maatregel. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis. De raadsman van de verdachte stelde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat de zaak op een OM-zitting had moeten worden behandeld in plaats van door de kinderrechter. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in de vervolging. Het hof overwoog dat de officier van justitie voldoende had gemotiveerd waarom tot dagvaarden was overgegaan, met inachtneming van de strafrichtlijn van het openbaar ministerie, waarin een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen (OBM) als contra-indicatie voor een strafbeschikking wordt genoemd. Het hof vulde de strafmotivering aan door te verwijzen naar een eerdere veroordeling van de verdachte door de Kantonrechter voor een samenhangende overtreding. Het hof bevestigde het vonnis waarvan beroep, met enkele verbeteringen in de gronden.