Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
C/09/494573
1.[naam 1] ,
[naam 2] ,wonende te [woonplaats 2] , gemeente Ede,
3.
[naam 3] ,wonende te [woonplaats 3] ,
4.
[X] B.V.,
gevestigd te [plaats 2] ,
5. [naam 4] ,wonende te [woonplaats 4] , gemeente Haarlemmermeer,
6.
[naam 5] ,wonende te [woonplaats 5] ,
7. [naam 6] ,wonende te [woonplaats 6] , gemeente De Bilt,
8.
MUNT- EN POSTZEGELHANDEL [Y] B.V.,gevestigd te [plaats 1] , [gemeente] ,
9. [naam 7] ,wonende te [woonplaats 7] ,
10. [naam 8](ook te noemen: [appellant 10] ),
wonende te [woonplaats 8] ,
appellanten,
hierna tezamen te noemen: de Handelaren,
advocaat mr. F.S.P. van der Wal te Utrecht,
1.KONINKLIJKE POSTNL B.V.,gevestigd te Den Haag,2POSTNL N.V.,gevestigd te Den Haag,geïntimeerden,hierna te noemen: PostNL (vrouwelijk enkelvoud),advocaat mr. T.R.B. de Greve te Amsterdam.
(2.1) Nadat in 1989 de PTT (het Staatsbedrijf der Posterijen, Telegrafie en Telefonie) was verzelfstandigd, is in 2009 de postmarkt verder geliberaliseerd. Hierbij is PostNL belast met de universele postdienst. Uit hoofde daarvan geeft zij - onder andere - postzegels uit, die kunnen worden gebruikt als frankeermiddel voor de door haar te verrichten postvervoersdiensten.
(2.2) De Algemene Voorwaarden voor de Universele Postdienst 2010 van PostNL (hierna: de AVP 2010 ) vermelden in dit verband:
(inleiding 2 en artikel 1.2) dat de AVP 2010 van toepassing zijn op de dienstverlening door PostNL voor de uitvoering van de universele postdienst (hof: kort gezegd op vervoersovereenkomsten met betrekking tot door PostNL ter post bezorgde brieven/ poststukken);
(artikel 1.1.n) dat door middel van een door PostNL verkrijgbaar gestelde postzegel de voor de uitvoering van de universele postdienst verschuldigde bedragen kunnen worden voldaan;
(artikel 5.1) dat PostNL de tarieven voor de diensten vaststelt;
(artikel 14.2, onder 2);
“Ongebruikte, geldige, door Koninklijke TNT Post uitgegeven postzegels kunnen niet worden teruggenomen.”(artikel 14.2, onder 3)
“Koninklijke TNT Post bepaalt welke postzegels verkrijgbaar zijn en welke, niet meer verkrijgbare, postzegels niet meer geldig zijn. Tevens wordt bekend gemaakt gedurende welke periode niet meer geldige, ongebruikte postzegels tegen geldige postzegels kunnen worden ingewisseld.”(2.3) Sinds 2012 is voormeld artikel 14.2, onder 3 niet meer opgenomen in de Algemene Voorwaarden voor de Universele Postdienst van PostNL.
(2.4) De Handelaren (met uitzondering van [appellant 10] die op enig - voor het hof niet bekend - moment een postzegelverzameling heeft geërfd) zijn (beroeps)filatelisten en houden zich onder meer bezig met de handel daarin. Een deel van hen is lid van de Nederlandsche Vereeniging van Postzegelhandelaren (hierna:NVPH).
(2.5) Na de invoering van de chartale euro op 1 januari 2002 zijn door PostNL geen postzegels meer uitgegeven met een frankeerwaarde in guldens c.q. gulden-centen (hierna: guldenzegels). In verband met de invoering van de euro en de daarmee samenhangende uitgifte van eurozegels is aanvankelijk omwisseling van guldenzegels overwogen. Hiervan is afgezien. De vóór 2002 uitgegeven guldenzegels, die niet al eerder hun geldigheid hadden verloren, bleven hun geldigheid als frankeermiddel behouden. Dit is tevoren met (ook) NVPH besproken (zie ook hierna in rechtsoverweging 2.6 de brief van 26 april 2001).
(2.6) Onder meer in april 2001 heeft PostNL een aantal malen met NVPH gesproken over de invoering van zegelwaarden met waardevermelding in euro en de eventuele consequenties daarvan voor (de geldigheid van) zegelwaarden met een waardeaanduiding in guldens. In dat kader is gesproken over de rol van NVPH bij de indertijd voorziene omwisselprocedure.
Bij brief van 26 april 2001 aan NVPH heeft PostNL onder meer geschreven:
“(…)3. Direct aan u aangekondigd en zoals besproken tijdens ons constructieve overleg van vrijdag 13 april jl. heeft PTT Post besloten dat zegelwaarden met een waardevermelding in guldens/centen voor onbepaalde tijd geldig zullen blijven voor frankering. (Dit betreft zegelwaarden vanaf 1977 en/of de serie Juliana Regina).4. Tijdens ons overleg van 23 april jl. hebben PTT Post en de N.V.P.H. over de consequenties van bovenstaande ontwikkeling gesproken en overeenstemming bereikt over een alternatieve vorm van samenwerking, zulks in afwijking van de eerdere besprekingen over de omwisselprocedure.5. U heeft de weergave van onze bespreking van 23 april 2001 gelezen en, naar ik begrijp, geaccordeerd. Volledigheidshalve voeg ik een kopie van het verslag bij. (….)8. Het verheugt PTT Post dat zij met de N.V.P.H., ter vervanging van hetgeen in het kader van de omwisselprocedure is besproken, thans tot de hierboven en in het verslag gerelateerde afspraken heeft gemaakt.(…)”(2.7) Op 28 januari 2013 heeft PostNL – door middel van een persbericht – haar besluit kenbaar gemaakt dat de guldenzegels vanaf 1 november 2013 ongeldig zijn als frankeermiddel bij de verzending van poststukken.
(2.8) De Handelaren hebben vervolgens de onderhavige procedure aanhangig gemaakt tegen PostNL. Zij hebben daarbij na wijziging van eis – samengevat – gevorderd om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
PostNL hoofdelijk te bevelen om, gedurende een termijn van 36 maanden, dan wel gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn, door elk van de Handelaren bij PostNL in te leveren originele, postfrisse en onbeschadigde postzegels met waardeaanduiding in guldens en/of guldencenten, (voor de eerste keer) uitgegeven na 1 januari 1977 of behorend tot de serie ‘Juliana Regina’ of ‘cijferzegels type Crouwel’, welke guldenzegels door PostNL per 1 november 2013 ongeldig zijn verklaard, om te ruilen voor postzegels, die per datum vonnis voor onbepaalde duur geldig zijn en waarvan de totale frankeerwaarde gelijk is aan het totaal van de frankeerwaarde van de door elk van de Handelaren ingeleverde guldenzegels en voornoemd(e) (pakket aan) geldige zegels aan de betreffende Handelaar beschikbaar te stellen binnen een termijn van één maand na de dag waarop het equivalent aan guldenzegels is ingeleverd bij PostNL, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag waarop PostNL hiermee in gebreke is met een maximum van € 1.000.000;
dan wel (subsidiair):
PostNL hoofdelijk te bevelen om de aan ieder van de Handelaren op 28 januari 2013 geldige en aan hem of haar toebehorende, originele, postfrisse en onbeschadigde postzegels met waarde aanduiding in guldens en/of guldencenten, welke postzegels in totaal een frankeerwaarde hebben van de hieronder per Handelaar aan te geven waarde, om te ruilen voor een totaal aan postzegels die per datum vonnis voor onbepaalde duur geldig zijn en waarvan de totale frankeerwaarde gelijk is aan de hierna (per Handelaar) te noemen bedragen en aan ieder van de Handelaren beschikbaar te stellen binnen een termijn van één maand na de dag waarop voornoemde guldenzegels zijn ingeleverd bij PostNL, een en ander op straffe van een dwangsom van € 5.000 voor iedere dag waarop PostNL hiermee in gebreke is met een maximum van € 1.000.000;
[naam 1] € 167.100
[naam 2] € 192.000
[naam 3] € 187.940
[X] B.V. € 243.530
[naam 4] € 118.450
[naam 5] € 247.000
[naam 6] € 110.270
[Y] B.V. € 176.210
[naam 7] € 135.000
[appellant 10] € 13.130
primair en subsidiair:
PostNL hoofdelijk te veroordelen in de kosten van het geding.
(2.9) De Handelaren hebben hun vorderingen in de eerste plaats (primair) gebaseerd op artikel 6:162 BW (onrechtmatige daad) en in de tweede plaats (subsidiair) op artikel 6:212 BW (ongerechtvaardigde verrijking). Daartoe hebben zij primair het volgende gesteld. Het door PostNL ongeldig verklaren van guldenzegels zonder het tegelijkertijd aanbieden van een (redelijke) inruilfaciliteit is in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en derhalve onrechtmatig. De wettelijke basis aan een ongeldigverklaring van postzegels door een privaatrechtelijke rechtspersoon ontbreekt. De beslissing om de zegels ongeldig te verklaren zonder inruilfaciliteit is in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder de beginselen van zorgvuldigheid, rechtszekerheid, het voorkomen van willekeur en van voldoende motivering. De ongeldigverklaring moet aldus ook als een inbreuk op een recht worden aangemerkt. De vorderingen strekken tot opheffing van het onrechtmatig handelen van PostNL.
(i) dat het geschil beoordeeld moet worden tegen de achtergrond van eerdere ongeldigverklaringen van postzegels, het beleid van (de rechtsvoorganger van) PostNL daarover en de mededelingen van PostNL aan NVPH bij de brief van 26 april 2001 (na de overleggen voorafgaand aan de invoering van de Euro),
(ii) dat sinds 1899 postzegels met een zekere regelmaat ongeldig werden verklaard en dat daarbij geen omruilmogelijkheid in het leven werd geroepen,
(iii) dat in de beleidsregel uit 1968 met ‘onbepaalde’ geldigheidsduur van de postzegel niet wordt bedoeld ‘onbeperkte’ geldigheidsduur, maar een “nog niet bepaalde termijn” en uit niets blijkt dat PostNL na 1968 op enigerlei wijze aan het begrip “onbepaald” een andere uitleg heeft gegeven,
(iv) dat PostNL in 2001 uitdrukkelijk heeft overwogen om de omruil van postzegels mogelijk te maken én dat zij daartoe niet heeft besloten,
(v) dat PostNL bevoegd was om op 28 januari 2013 te beslissen om de guldenzegels ongeldig te verklaren, althans zonder de Handelaren een inruilmogelijkheid te bieden,
(vi) dat PostNL daartoe ook voldoende zwaarwegende redenen had,
(vii) dat de Handelaren er niet gerechtvaardigd op hebben mogen vertrouwen dat de guldenzegels onbeperkt geldig zouden blijven, dan wel dat bij ongeldigverklaring een inruilmogelijkheid zou worden geboden,
(viii) dat, mede gelet op het feit dat na vijf jaar 99% van alle postzegels voor frankering is gebruikt, niet gezegd kan worden dat PostNL tot een andere afweging had moeten komen, zeker niet nu de bezitter van guldenzegels nog negen maanden de tijd had om de zegels ‘weg te plakken’,
(ix) dat van strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur geen sprake is.
Het achterwege laten van omruilmogelijkheid onrechtmatig?
“Koninklijke TNT Post bepaalt welke postzegels verkrijgbaar zijn en welke, niet meer verkrijgbare, postzegels niet meer geldig zijn. Tevens wordt bekend gemaakt gedurende welke periode niet meer geldige, ongebruikte postzegels tegen geldige postzegels kunnen worden ingewisseld.”.
Ook dit beroep faalt. In de eerste plaats verdient opmerking, zoals gezegd, dat de aankoop of het bezit van een postzegel geen recht geeft op een vervoerovereenkomst met PostNL en evenmin een dergelijke vervoerovereenkomst tot stand doet komen (zie rechtsoverweging 2.2). In zoverre zijn de AVP 2010 niet rechtstreeks van toepassing op degene die guldenzegels bezit, zolang geen vervoerovereenkomst met PostNL is aangegaan. In de tweede plaats geeft de betreffende passage geen onvoorwaardelijk recht op inwisseling van ongeldige ongebruikte postzegels, zeker niet nu in 2001 terzake concrete andersluidende (voor handelaren voordelige) afspraken zijn gemaakt. In de derde plaats bevatten de nadien, ten tijde van de ongeldigverklaring geldende, algemene voorwaarden van PostNL de betreffende passage niet meer, zodat niet gezegd kan worden dat toen op basis van de algemene voorwaarden van PostNL (in enige vorm van reflexwerking) het vertrouwen in een omruilfaciliteit werd gewekt.
Het beroep op ongerechtvaardigde verrijking, grief XV
Grief XVI
Slotsom
€ 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 68,--, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen;
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, A. Dupain en H.C. Grootveld en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 januari 2018 in aanwezigheid van de griffier.