Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
- tijdens het huwelijk van de vader en de moeder is geboren: [minderjarige] , op [geboortedatum] in [geboorteplaats] (hierna te noemen: [minderjarige] );
- het huwelijk van de vader en de moeder is door echtscheiding ontbonden;
- de ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit;
- [minderjarige] verblijft feitelijk bij haar vader;
- de rechtbank Den Haag heeft bij beschikking van 7 augustus 2017 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] laatstelijk verlengd van 9 augustus 2017 tot 9 augustus 2018. Daarnaast heeft de kinderrechter voor diezelfde duur de machtiging verlengd om [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen bij haar vader;
- de advocaat van de moeder heeft de gecertificeerde instelling bij emailbericht van 30 augustus 2017 verzocht een schriftelijke aanwijzing betreffende de omgang tussen [minderjarige] en de moeder op te stellen;
- de gecertificeerde instelling heeft hierop op 30 augustus 2017 de moeder geantwoord dat de omgangsregeling hetzelfde zou zijn als voor de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing, namelijk eens per drie weken;
- de gecertificeerde instelling heeft op 31 augustus 2017 bij emailbericht de ouders en hun advocaten het rooster met de data voor de begeleide bezoeken gemaild en daarbij gevraagd of de data de ouders uitkomen.
4.De omvang van het geschil
- waarbij de moeder elke week, dan wel eens in de twee weken, een heel weekend omgang heeft met [minderjarige] , waarbij een onafhankelijke derde, niet zijnde de vader, [minderjarige] naar haar moeder brengt en haar bij moeder ophaalt; dan wel
- waarbij de moeder en [minderjarige] elke week voor de duur van één dagdeel (4 uur) (on)begeleide omgang hebben op het adres van de moeder; dan wel
- die het hof in het belang van [minderjarige] acht en die (veel) uitgebreider is dan de huidige omgangsregeling.
5.De motivering van de beslissing
family lifeen mag daarom in elk geval niet verder gaan dan in het belang van de minderjarige noodzakelijk is. Dit belang is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Het hof overweegt hierbij dat uit de verslagen van de begeleide contacten tussen [minderjarige] en de moeder blijkt dat deze niet goed verlopen. De moeder houdt onvoldoende rekening met de gevoelens van [minderjarige] door weinig te vragen of te zeggen en op andere momenten te reageren met boosheid en stemverheffing. Voorts neemt het hof in aanmerking dat [minderjarige] stellig is in haar wens de moeder minder te zien. Zij heeft deze wens ten overstaan van meerdere mensen en ook tijdens het kindgesprek bij het hof geuit. Op basis van de stukken en het verklaarde ter zitting, blijkt dat contact met haar moeder veel indruk maakt op [minderjarige] en door haar als zeer belastend wordt ervaren. Zowel de vader, Stek Eigenwijs, de gecertificeerde instelling en school bevestigen dat het contact tussen [minderjarige] en haar moeder voor veel onrust bij de minderjarige zorgt. Op school merkt de leerkracht dat, wanneer het contact met de moeder dichterbij komt, [minderjarige] afwezig oogt, minder tot leren komt en met haar gedachten ergens anders lijkt. Ondanks de grote sprongen die [minderjarige] op sociaal-emotioneel gebied heeft gemaakt, is de onrust die er door het contact bij de minderjarige wordt veroorzaakt geenszins in haar belang. Het hof acht het, gelet op het voorgaande, in het belang van [minderjarige] noodzakelijk dat het contact met haar moeder op dit moment wordt teruggebracht tot eenmaal per zes weken begeleid contact. Dit betekent dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en het verzoek dat de gecertificeerde instelling in incidenteel appel heeft gedaan, zal toewijzen.