ECLI:NL:GHDHA:2018:1492
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Invloed van diefstal van hennep op het reparatoir karakter van de ontneming in concreto
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 9 juni 2006. De zaak betreft een ontnemingsprocedure waarbij de veroordeelde, geboren in Turkije in 1974, werd verplicht tot betaling van een bedrag van € 23.412,49 aan de Staat, als wederrechtelijk verkregen voordeel uit een hennepkwekerij. De politierechter had eerder de veroordeelde veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal, wat leidde tot een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Tijdens de zitting op 17 mei 2018 heeft het hof de vordering van het Openbaar Ministerie gehoord, die het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 21.071,24 wilde vaststellen. Het hof heeft echter geoordeeld dat de eerdere beslissing niet in stand kan blijven. De verdachte had verklaard dat zijn hennepplanten in januari 2005 waren gestolen, nog voordat hij deze kon verkopen. Dit werd bevestigd door getuigenverklaringen en objectief bewijs van inbraak.
Het hof concludeert dat, hoewel de verdachte in theorie voordeel had kunnen behalen uit de hennep, dit voordeel niet kan worden aangemerkt als reparatoir voor de ontnemingsmaatregel, aangezien hij door de diefstal weer in de oorspronkelijke toestand is geraakt. De vordering van het Openbaar Ministerie werd dan ook afgewezen, en het hof vernietigde de eerdere beslissing en wees de vordering tot betaling af.