Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 17 april 2018
Het verdere verloop van het geding
De verdere beoordeling van het hoger beroep
Algemeen
Enige achtergrondinformatie
Verjaring van de vordering van € 12.667,39 grief 1
- een jaar voor het overlijden van erflater kwam er een conflict tussen erflater en [Dochter twee] . [Dochter twee] was het niet eens met het door erflater gevoerde beheer over de aandelen die tot haar vermogen behoorden;
- na het overlijden van erflater is er contact geweest tussen [Dochter twee] , erflaatster en [Dochter drie] . [Dochter twee] claimde toen een bedrag van € 13.217,00. Erflaatster en [Dochter drie] waren van mening dat er een bedrag moest worden overgemaakt aan [Dochter twee] met betrekking tot de door haar gestelde vordering. [Dochter een] verwijst naar een brief van erflaatster en [Dochter drie] van 16 juni 2005. Deze brief is als productie 18 in het geding gebracht bij memorie van grieven. Uit deze brief volgt dat erflaatster aan [Dochter twee] een bedrag van € 1.698,72 heeft betaald ter zake de vordering van [Dochter twee] van € 13.217,00. In de brief wordt eveneens aangegeven dat daarmee de zaak van [Dochter twee] met betrekking tot de aandelen is afgedaan;
- acht jaar na de brief van 16 juni 2005 presenteert [Dochter twee] wederom haar vordering uit hoofde van het beheer over de aandelen. Het hof verwijst naar randnummer 17 van de memorie van grieven;
- in randnummer 43 van de memorie van grieven geeft [Dochter een] aan dat [Dochter twee] geen vordering heeft en als zij al een vordering zou hebben gehad dat deze vordering dan is verjaard.
- zij is het eens met de feiten en omstandigheden zoals weergegeven door [Dochter een] in haar memorie van grieven randnummer 6 tot en met 43;
- in randnummer 16 stelt zij dat uit productie 18 van de memorie van grieven volgt dat door de betaling van erflaatster van een bedrag € 1.698,72 aan [Dochter twee] het geschil met betrekking tot het beheer van de aandelen volledig is geregeld tussen [Dochter twee] en erflaatster;
- in randnummer 24 van de memorie van antwoord doet zij eveneens een beroep op verjaring.
- ook na 2005 is er door [Dochter twee] contact geweest met [Dochter drie] . [Dochter drie] was aangewezen als executeur en om die reden belast met de afwikkeling van het testament van erflater. Bij haar is de vordering van [Dochter twee] dan ook na augustus 2005 kenbaar gemaakt. In pogingen om het familiecontact weer enigszins te herstellen heeft [Dochter twee] ervoor gekozen om haar vordering met betrekking tot het effectenpakket niet meer schriftelijk aan de familie kenbaar te maken. Het hof verwijst in deze naar hetgeen [Dochter twee] zelf in randnummer 45 van haar memorie van antwoord stelt;
- in randnummer 46 van haar memorie van antwoord stelt [Dochter twee] dat de verjaring ook gestuit kan worden op grond van artikel 3:318 BW. In randnummer 47 van voormelde memorie stelt zij dat in de periode van 2005 tot en met 2013 contacten zijn geweest tussen [Dochter twee] en [Dochter drie] als executeur over het effectenpakket en over de daarmee samenhangende vordering van [Dochter twee] . Uit het bericht dat [Dochter drie] in 2015 aan de notaris heeft verstuurd volgt eveneens dat [Dochter drie] de vordering heeft erkend;
- in randnummer 50 van haar memorie van antwoord verzoekt [Dochter twee] [Dochter drie] te horen als getuige;
- tot slot acht [Dochter twee] een beroep op verjaring in strijd met de maatstaven van redelijkheid en billijkheid;
- door de betaling van het bedrag van € 1.698,72 is de vordering van [Dochter twee] op erflater uit hoofde van het overhevelen van het aandelenpakket niet te niet gegaan.