GERECHTSHOF DEN HAAG
Uitspraak : 17 januari 2018
Zaaknummer : 200.216.314/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 16-3976
Zaaknummer rechtbank : C/09/511662
[appellante] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster, tevens incidenteel verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. B. Fresco te Voorburg, gemeente Leidschendam-Voorburg,
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerder, tevens incidenteel verzoeker, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. J. Brouwer te Den Haag.
PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP
De moeder is op 23 mei 2017 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 28 maart 2017 van de rechtbank Den Haag.
De vader heeft op 4 augustus 2017 een verweerschrift, tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De moeder heeft op 15 september 2017 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
- op 22 juni 2017 een V-formulier van 20 juni 2017 met bijlagen;
- op 24 november 2017 een V-formulier van 22 november 2017 met bijlagen;
van de zijde van de vader:
- op 23 november 2017 een brief van 22 november 2017 met bijlagen.
De zaak is op 6 december 2017 mondeling behandeld.
Ter zitting waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat.
PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN
Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Voor zover in dit hoger beroep van belang is bij die beschikking – met wijziging in zoverre van de onderling getroffen regeling, zijnde het op 28 augustus 2015 opgestelde ouderschapsplan – de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding ten behoeve van de hierna te noemen minderjarigen met ingang van 25 oktober 2016 bepaald op € 262,- per maand per kind en met ingang van 1 januari 2017 op € 254,- per maand per kind, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen.
BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP
1. In geschil is de door de vader aan de moeder te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding, hierna: kinderalimentatie, ten behoeve van de minderjarigen [naam 1] , geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] en [naam 2] , geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] hierna te noemen: de minderjarigen.
2. De moeder verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, de kinderalimentatie met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift tot en met 31 december 2016 te bepalen op € 348,- per maand per kind en met ingang van 1 januari 2017 op € 342,- per maand per kind, althans op een zodanig hoger bedrag dan de rechtbank heeft bepaald en met ingang van een zodanig eerdere datum dan 26 oktober 2016 als het hof vermeent te behoren.
3. De vader verzoekt de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar beroep, dan wel haar verzoeken in hoger beroep af te wijzen.
In incidenteel appel verzoekt de vader de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw beschikkende, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de kinderalimentatie met ingang van 28 maart 2017 te bepalen op € 120,- per maand per kind, dan wel te bepalen op een bedrag als het hof vermeent te behoren, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
Voorts verzoekt de vader de moeder te veroordelen in de kosten van deze procedure (het hof leest: de kosten van het geding in hoger beroep).
4. De moeder verzoekt de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn incidenteel appel dan wel zijn verzoeken af te wijzen.
5. De ingangsdatum van de te wijzigen kinderalimentatie houdt partijen verdeeld. De moeder stelt dat de rechtbank op aanvechtbare gronden heeft besloten de vader een advocaat toe te voegen. Bovendien stelt de moeder dat de vader zich ten tijde van de indiening van het verzoek bewust was van hetgeen werd verzocht. Om die reden verzoekt de moeder de ingangsdatum te bepalen op 26 mei 2016, de datum van indiening van het verzoek in eerste aanleg, in plaats van 26 oktober 2016, zijnde de datum die de rechtbank volgens de moeder ten onrechte als ingangsdatum heeft genomen.
6. De vader verzet zich eveneens tegen de ingangsdatum van de te wijzigen kinderalimentatie. Hij acht de datum van de bestreden beschikking (28 maart 2017) redelijk, aangezien de moeder heeft getracht de rechtbank te misleiden door een beroep te doen op een door haar aangeleverde verklaring die de vader op 25 juli 2016 zou hebben ondertekend, inhoudende dat de vader zou afzien van het voeren van verweer.
7. Het hof oordeelt als volgt. Vast staat dat de vader lijdt aan een ernstige bipolaire stoornis waardoor hij inmiddels volledig arbeidsongeschikt is geworden. Niet betwist is dat de moeder haar verzoekschrift tot wijziging heeft ingediend tijdens de gesloten opname van de vader in een kliniek te Alphen aan den Rijn. Aangezien die opname ruim twee maanden heeft geduurd en de moeder ruim een week na de opname van de vader haar wijzigingsverzoek heeft ingediend, acht het hof het aannemelijk dat de vader op dat moment niet in staat was om deugdelijk verweer te voeren. Het hof is van oordeel dat derhalve terecht een advocaat aan de vader is toegevoegd. Dat die toevoeging lang op zich heeft laten wachten is niet aan (één van) partijen te wijten. Gelet hierop kan het hof zich vinden in de door de rechtbank in aanmerking genomen ingangsdatum en de gronden waarop die beslissing berust. Het hof ziet derhalve geen aanleiding om een andere ingangsdatum dan 26 oktober 2016 in aanmerking te nemen.
8. De behoefte van de minderjarigen aan een bijdrage van € 605,- per maand per kind staat in hoger beroep als niet bestreden vast. Vanwege de wettelijke indexering bedraagt de behoefte van de minderjarigen in 2017 € 618,- per maand per kind.
9. De draagkracht van de moeder staat in hoger beroep evenmin ter discussie, zodat het hof uit gaat van de door de rechtbank berekende draagkracht, te weten € 352,- per maand per kind in 2016 en € 350,- per maand per kind in 2017.