In het van de bevindingen van de onderzoeken opgestelde rapport staat:
"(…)
Op 28 oktober 2015 heb ik een gesprek gehad met de heer [C] , aandeelhouder van [A] BV. In dat gesprek heeft de heer [C] samengevat het volgende verteld:
• De heer [X] [belanghebbende] heeft de heer [C] benaderd om in ruil voor financiële compensatie [A] BV op te richten met de heer [C] als aandeelhouder en bestuurder.
• Als postadres werd het adres opgegeven van een persoon waarvan de heer [C] dacht dat daar op dit moment de broer van de heer [X] woont.
• Na de oprichting is de heer [X] samen met de heer [C] naar de […] bank geweest om een rekening op naam van [A] BV te openen. De bankpas die de heer [C] ontving heeft hij moeten afstaan aan de heer [X] , samen met de inloggegevens en de PIN code. De heer [C] had op geen enkele wijze nog zicht op de mutaties die op de bankrekening plaatsvonden. De heer [C] vertelde verder een aantal maal met de heer [X] naar het bankloket te zijn geweest om grote bedragen op te nemen (bedragen die te hoog waren om per PIN op te nemen). Deze bedragen diende de heer [C] direct na het opnemen af te staan aan de heer [X] .
• Samen met de heer [X] is de heer [C] naar een bedrijfsloods aan de [D] te [E] geweest en heeft namens [A] BV een huurcontract ondertekend. De heer [C] vertelde dat hij de stukken, zoals de huurovereenkomst, bij de heer [X] heeft achtergelaten en dat hij nadien geen enkele keer meer in deze loods is geweest.
• De heer [C] vertelde dat hij afwist van de aankoop van tweedehands meubelen die de heer [X] namens [A] BV heeft ingekocht bij [F] BV. De heer [X] heeft ook gezorgd voor kapitaal om deze meubelen aan te schaffen.
• De heer [C] vertelde dat hij een leasecontract heeft afgesloten voor een bedrijfsbus op naam van [A] BV maar dat hij de sleutels heeft afgegeven aan de heer [X] . De heer [C] vertelde zelf nooit in deze bus te hebben gereden. Op 23 oktober 2013 is tijdens mijn bezoek samen met mijn collega mevrouw S. Nabavieh aan de bedrijfsloods aan de [D] te [E] , de heer [X] gesignaleerd in een witte bedrijfsbus van het merk Mercedes type Sprinter. Overigens ligt er bij de heer [C] een loonbeslag doordat de leasetermijnen van deze bus schuldig gebleven zouden zijn en de bus vervreemd is. De heer [C] vermoedde dat de bus is vervreemd door de heer [X] .
• De heer [C] vertelde geen facturen/credit facturen te hebben opgemaakt namens [A] BV. Wel heeft hij een aantal maal op documenten een handtekening geplaatst op verzoek van de heer [X] . De heer [C] vertelde wel te weten dat hij een betalingsregeling heeft ondertekend op verzoek van de heer [X] . Dit zou een betalingsregeling zijn geweest tussen [A] BV en de heer [X] .
(…)
Gezien de feiten die beschreven zijn in de voorgaande hoofdstukken ben ik van mening dat er sprake is van een constructie waarin de heer [X] feitelijk leiding gaf aan de gedragingen van [A] BV. De constructie was erop gericht om met een valse factuur een hoog bedrag aan voorbelasting te kunnen claimen waarmee de aankoop van de meubelen werd gefinancierd. [A] BV en [Y] [de onderneming van belanghebbende] zijn zodanig met elkaar verweven dat feitelijk sprake is van één onderneming. Dat wil zeggen dat de handelingen van beiden worden aangestuurd door één en dezelfde persoon t.w. de heer [X] . (…)
(…)
Gezien bovenstaande punten ben ik van mening dat de goederen feitelijk niet aangekocht zijn door [A] BV maar dat de heer [X] feitelijk rechtstreeks de goederen heeft gekocht van [F] BV. Deze goederen zijn aangekocht met toepassing van de margeregeling waardoor er geen recht op het claimen van voorbelasting bestond. Er bestaat geen feitelijke transactie tussen [A] BV en de heer [X] omdat de bestuurder van [A] BV geen transactie is aangegaan met de heer [X] . Alle fysieke handelingen en administratieve handelingen van [A] BV zijn toe te schrijven aan de wil van de heer [X] . De btw die betaald is op de factuur van [G] voor het verzorgen van de expeditie is reeds als voorbelasting geclaimd middels het btw-nummer van [A] BV. Ik zal om deze reden het resterende bedrag dat onterecht is geclaimd, naheffen op de aangifte omzetbelasting over het derde kwartaal 2013. Het volgende wordt gecorrigeerd.
(…)
Onterecht geclaimde voorbelasting op factuur (…) € 44.252,25
Op grond van de creditnota (…) gecorrigeerd (…) € 19.950,00
Nog te corrigeren op de aangifte omzetbelasting (…) € 24.302,25
(…)
Over de naheffingsaanslag zal ik een boete opleggen van 50% op grond van artikel 67f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de paragrafen 25 lid 3 en 28 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998, omdat er sprake is van opzet. De feiten en omstandigheden op grond waarvan ik deze boete opleg betreffen:
Tijdens het boekenonderzoek is gebleken dat de factuur (…) vals is. De factuur is namelijk niet uitgeschreven door en op grond van de wil van [A] BV c.q. de heer [C] . De feiten en omstandigheden zoals die aan de Belastingdienst zijn gepresenteerd zijn toe te schrijven aan uw wil. Immers heeft u de volledige regie gehad over op de aankoop, de prijsbepaling (zowel voor de debet- als voor de creditfactuur t.n.v. [A] BV), het transport, de opslag, de facturatie en de betalingen. Dit blijkt uit de vele feiten en omstandigheden die in dit rapport worden genoemd. (…) Op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden welke door middel van het boekenonderzoek alsmede op grond van de verklaring van de heer [C] zijn verkregen, stel ik vast dat u wist dat er geen sprake is van een zakelijke transactie tussen twee partijen en dat de voorbelasting fictief is. Het is daarom aan uw opzet te wijten dat de omzetbelasting ten onrechte is geclaimd.
(…)"