ECLI:NL:GHDHA:2018:1327

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
22-005055-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot verkrachting en zware mishandeling in Den Haag

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot verkrachting van de dochter van de vrouw bij wie hij een kamer huurde, alsook aan zware mishandeling en mishandeling van twee minderjarige slachtoffers. De feiten vonden plaats op 18 december 2014 en 27 oktober 2015. De verdachte heeft de aangeefster gedwongen tot seksuele handelingen en heeft de minderjarige slachtoffers met vuisten in het gezicht geslagen en één van hen getrapt terwijl deze op de grond lag. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De uitspraak volgt op een eerdere veroordeling door de rechtbank Den Haag, waarbij de verdachte was veroordeeld tot 24 maanden gevangenisstraf, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal gevolgd, maar heeft de verdachte vrijgesproken van een poging tot zware mishandeling van een van de slachtoffers, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte deze had getrapt. De verdachte heeft een strafblad en de feiten hebben een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, wat ook psychische gevolgen met zich meebrengt. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot betaling van €50,00 aan schadevergoeding voor de materiële schade van een van de slachtoffers.

Uitspraak

PROMIS
Rolnummer: 22-005055-17
Parketnummer: 09-817345-16
Datum uitspraak: 16 mei 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 november 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Kameroen) op [geboortejaar] 1980,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 2 mei 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het 1 primair, 2 (na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep thans subsidiair) en 3 (na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep thans subsidiair) ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Voorts is een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij en is het opgeschorte bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep (feiten 2 en 3) - ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 18 december 2014 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid een persoon genaamd [aangeefster 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 1],
- de slaapkamer van die [aangeefster 1] is binnengegaan, en/of - (vervolgens) de deur van die slaapkamer van [aangeefster 1] heeft afgesloten / op slot heeft gedraaid, en/of
- ( vervolgens) die [aangeefster 1] op haar rug op het bed heeft geduwd, en/of
- ( zonder (onder)broek) bovenop die [aangeefster 1] is gaan liggen, en/of
- zijn hand in de broek van die [aangeefster 1] heeft gebracht en/of met zijn hand over de vagina van die [aangeefster 1] heeft gestreeld, en/of
- de broek van die [aangeefster 1] naar beneden heeft getrokken, en/of
- zijn penis tegen de vagina van die [aangeefster 1] heeft gebracht en/of gehouden, en
- ( aldus) voor die [aangeefster 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 18 december 2014 te 's-Gravenhage, door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, [aangeefster 1] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, bestaande uit:
- het strelen over de vagina van die [aangeefster 1], en/of
- het brengen en/of houden van zijn penis tegen de vagina van die [aangeefster 1],
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit:
- het binnengaan van de slaapkamer van die [aangeefster 1], en/of
- het afsluiten en/of op slot draaien van de deur van die slaapkamer van [aangeefster 1], en/of
- het duwen van die [aangeefster 1] op haar rug op het bed, en/of
- het (zonder (onder)broek) bovenop die [aangeefster 1] gaan liggen, en/of
- het brengen van zijn hand in de broek van die [aangeefster 1], en/of
- het naar beneden trekken van de broek van die [aangeefster 1], en
- het aldus creëren van een bedreigende situatie voor die [aangeefster 1];
2.
hij op 27 oktober 2015 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever 2] (meermalen (met de vuist) op/tegen het gezicht/het hoofd heeft geslagen en/of die [aangever 2] (meermalen) tegen het gezicht/het hoofd heeft getrapt (terwijl die [aangever 2] op de grond lag), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 oktober 2015 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, [aangever 2] heeft mishandeld door die [aangever 2] (meermalen) (met de vuist) op/tegen het gezicht/het hoofd te slaan en/of door die [aangever 2] (meermalen) tegen het gezicht/het hoofd te trappen/schoppen (terwijl die [aangever 2] op de grond lag);
3.
hij op 27 oktober 2015 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 3] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever 3] meermalen (met de vuist) met kracht tegen/op het gezicht/hoofd heeft geslagen en/of die [aangever 3] (meermalen) tegen het been en/of in of tegen het gezicht heeft getrapt, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 27 oktober 2015 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, [aangever 3] heeft mishandeld door die [aangever 3] (meermalen) (met de vuist) tegen/op het gezicht/het hoofd te slaan en/of door die [aangever 3] (meermalen) tegen het been en/of in of tegen het gezicht te trappen/schoppen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat de tenlastelegging in hoger beroep is gewijzigd.
Vrijspraak feit 3 primair (aangever [aangever 3])
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 3 primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte aangever [aangever 3] in zijn gezicht heeft getrapt, zoals onder 3 primair (onder meer) is ten laste gelegd. Het hof acht wel bewezen dat de verdachte [aangever 3] in zijn gezicht heeft geslagen.
Onder omstandigheden kunnen vuistslagen in het gezicht een poging tot zware mishandeling opleveren. Hierbij is onder meer van belang de kracht waarmee wordt geslagen, de plek waar het slachtoffer wordt geraakt, de hoeveelheid klappen die wordt gegeven en de wijze waarop wordt geslagen. Op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting kan naar het oordeel van het hof ten aanzien van aangever [aangever 3] onvoldoende worden vastgesteld over de hiervoor genoemde aspecten om tot een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling te komen.
De verdachte zal daarom van het onder 3 primair tenlastegelegde worden vrijgesproken.
Bewijsoverwegingen
Feit 1 [1]
De raadsvrouw van de verdachte heeft aangevoerd – kort en zakelijk weergegeven – dat de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken omdat hij geen opzet heeft gehad op het verkrachten van de aangeefster. De verdachte heeft verklaard dat hij dacht dat de aangeefster ook seks met hem wilde en dat het niet zijn bedoeling was om haar tegen haar wil te dwingen tot het ondergaan van seksuele handelingen.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Op 18 december 2014 verbleef de aangeefster in de woning van haar moeder aan de [x] te Den Haag toen er een man (
het hof begrijpt, gelet op het hiernavolgende: de verdachte) haar slaapkamer binnenkwam en op haar bed ging zitten. De aangeefster duwde deze man van haar bed en zei hem dat hij niet op haar bed mocht zitten. Daarop duwde de man de aangeefster met zijn beide handen op haar bovenlichaam terug op het bed, aldus aangeefster. [2] De aangeefster kwam daardoor op haar rug op het bed te liggen. [3] De man ging vervolgens met zijn lichaam bovenop haar liggen en deed haar broek naar beneden. De aangeefster droeg op dat moment alleen een joggingbroek, zonder daaronder een onderbroek, waardoor zij direct naakt was. De aangeefster voelde op dat moment dat de man naakt was, omdat zij zijn penis tegen haar vagina aan voelde. Zij is gaan schreeuwen. De aangeefster duwde en schopte de man en heeft hem in een van zijn handen gebeten. De man duwde haar terug op het bed en probeerde zijn ding te doen, aldus aangeefster. Zij hoorde hem tweemaal zeggen “Je gaat zien wat ik ga doen met je vandaag”. De aangeefster bleef schreeuwen en hoorde opeens [getuige] (
het hof begrijpt, gelet op het hiernavolgende: de getuige [getuige]) - die ook in de woning van haar moeder verbleef - schreeuwen wat er gebeurde. De aangeefster riep naar hem dat zij werd verkracht en dat hij snel moest komen. Op het moment dat de aangeefster [getuige] bij de deur hoorde, besefte zij dat hij de deur niet open kreeg, omdat die op slot was. De man had blijkbaar haar slaapkamerdeur van binnenaf op slot gedraaid. [4] Op het moment dat de aangeefster naar de deur ging om deze open te maken voelde zij dat zij in haar schouder werd gebeten. [5]
De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij samen met een vrouw die hij kent als [verhuurster] en een man die hij kent als [verdachte] (
het hof begrijpt: de verdachte) woont in de woning aan de [x] te Den Haag. Op 18 december (
het hof begrijpt: 2014) hoorde [getuige] de aangeefster huilen en schreeuwen om hulp. De deur van de slaapkamer van de aangeefster was dicht. Toen de deur werd geopend zag [getuige] dat de verdachte in de kamer van de aangeefster was en dat hij geen broek aan had. De broek van de aangeefster zat op haar hielen. De aangeefster riep dat de verdachte haar wilde verkrachten en huilde. [6]
Omstreeks 18:23 uur diezelfde dag gaat de politie ter plaatse naar de woning aan de [x] te Den Haag. In de woning wordt de aangeefster – die op dat moment erg emotioneel was – aangetroffen en ook de verdachte. [7]
De verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij in de woning aan de [x] woont samen met [getuige] (
het hof begrijpt: de getuige [getuige]) en de dochter van de verhuurster, genaamd [aangeefster 1] (aangeefster). [8] Voordat hij gearresteerd werd (
het hof begrijpt: op 18 december 2014), kwam de verdachte rond 18:00 uur terug van zijn werk. Hij is de slaapkamer van de aangeefster binnengegaan en heeft de deur dichtgedaan met de sleutel. [9] De aangeefster lag op bed en de verdachte is op haar bed gaan zitten. [10] Toen de aangeefster zei dat de verdachte op een stoel naast het bed moest gaan zitten, werd de verdachte daar heel emotioneel van. De verdachte heeft verklaard dat hij vervolgens bovenop de aangeefster is geklommen en haar is gaan strelen. De aangeefster ging schreeuwen en beet de verdachte in zijn arm. [11] De verdachte heeft verklaard dat hij over de vagina van aangeefster heeft gestreeld met zijn hand in haar broek. [12] Zijn onderbroek was naar beneden toen hij op de aangeefster lag, aldus de verdachte. [13]
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de handelingen van de verdachte tegen de wil van het slachtoffer hebben plaatsgevonden en dat de verdachte dat had moeten en kunnen begrijpen. De gedragingen van de verdachte kunnen naar hun uiterlijke verschijningsvormen naar het oordeel van het hof niet anders worden gezien dan een poging om tegen de wil van het slachtoffer over te gaan tot het seksueel binnendringen van het lichaam.
Het verweer van de verdachte dat hij op grond van eerdere contacten kon menen dat het slachtoffer wel seksueel contact met hem wilde vindt geen enkele steun dan wel aanknopingspunten in het dossier. In tegendeel, de aangeefster heeft verklaard dat zij, toen zij drie dagen eerder in de woning van haar moeder aankwam, had gezien dat er een man aanwezig was, dat zij deze man niet kent, niet weet hoe hij heet, en dat die man op 18 december 2014 haar kamer binnenkwam. [14]
Het verweer wordt verworpen.
Feiten 2 en 3 [15]
Ten aanzien van het onder 2 primair tenlastegelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de verdachte behoort te worden vrijgesproken, omdat hij
kort en zakelijk weergegeven – geen opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ter zake van de onder 2 subsidiair en 3 subsidiair tenlastegelegde eenvoudige mishandelingen heeft de raadsvrouw zich aan het oordeel van het hof gerefereerd.
Het hof overweegt het volgende.
Aangevers [aangever 3] en [aangever 2] hebben op 27 oktober 2015 aangifte gedaan van mishandeling.
[aangever 2] heeft verklaard dat hij op die dag in Leidschendam een man tegenkwam die kranten bezorgt (
het hof begrijpt, gelet op het hiernavolgende: de verdachte). De man pakte de voet van de aangever, waardoor hij op de grond viel. Toen [aangever 2] op de grond lag zag hij dat de man naast hem stond. Hij voelde dat de man hem op zijn gezicht sloeg en zag en voelde dat de man hem trapte. De aangever zag de schoen van de verdachte. De man trapte hem tegen zijn gezicht. De man ging er vol op, aldus [aangever 2]. Hij schopte en sloeg [aangever 2] meerdere keren tegen zijn hoofd. Als de man hem in het gezicht sloeg deed hij dat met gebalde vuisten. [aangever 2] voelde meerdere malen vuistslagen op de linkerkant van zijn hoofd. [16]
De getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij op 27 oktober 2015 samen met zijn vriend [aangever] (
het hof begrijpt: aangever [aangever 2]) op straat liep toen een man op [aangever 2] afkwam en hem vastpakte. Hij zag dat de man [aangever 2] met een gebalde vuist een harde klap in zijn gezicht gaf, waardoor [aangever 2] zijn evenwicht verloor en op de grond viel. De getuige zag dat de man meerdere malen met veel kracht met gebalde vuisten in het gezicht van [aangever 2] sloeg. Ook schopte de man [aangever 2], aldus de getuige. [17]
Ook aangever [aangever 3] bevond zich op 27 oktober 2015 te Leidschendam toen de man (
het hof begrijpt: de verdachte) dichterbij kwam en direct met zijn vuist op [aangever 3] begon te slaan. De eerste klap die de man gaf was een volle vuistslag in zijn gezicht, ter hoogte van de rechterzijde van zijn neus. [aangever 3] voelde direct pijn na de klap die de man hem gaf. De man gaf de klap met flinke kracht. Na die eerste klap heeft de man [aangever 3] nog meerdere vuistslagen in zijn gezicht gegeven. Daarnaast gaf de man [aangever 3] diverse trappen tegen zijn onderbeen. [aangever 3] viel op de grond en als hij probeerde op te staan, gaf de man hem weer een trap waardoor hij op de grond viel. Even later sloeg de man [aangever 3] opnieuw meermalen op zijn neus. [18]
De verdachte heeft verklaard dat hij beide aangevers heeft geschopt en geslagen. [19] Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte voorts verklaard dat hij aangever [aangever 2] met vuisten tegen het gezicht heeft geslagen en dat hij aangever [aangever 3] heeft getrapt. [20]
Het hof is gelet op het vorenstaande van oordeel dat uit de verklaring van [aangever 2] kan worden afgeleid dat de verdachte hem met de schoen tegen het gezicht heeft getrapt, meerdere vuistslagen heeft gegeven en dat de verdachte “er vol op ging”. [21] Het hof vindt hiervan bevestiging in de foto’s op pagina 28, 29 en 30 van het dossier, waarop het letsel van [aangever 2] is waar te nemen. Het hof neemt waar dat bij het slachtoffer [aangever 2] op zowel het voorhoofd als de zijkant van het gezicht op diverse plaatsen verwondingen te zien zijn. [22] Aangever [aangever 2] is voor zijn letsel naar het ziekenhuis geweest en moest elke twee uur worden wakker gemaakt.
Het hof overweegt voorts dat het hoofd een kwetsbaar deel van het lichaam is en dat het trappen daartegen en het op voornoemde wijze uitoefenen van geweld daarop naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans meebrengt dat zwaar lichamelijk letsel ontstaat.
Door [aangever 2] meerdere keren met gebalde vuist hard in het gezicht te slaan en tegen het hoofd te trappen zoals hierboven weergegeven (terwijl hij weerloos op de grond lag) heeft de verdachte naar het oordeel van het hof bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [aangever 2] hierdoor zwaar lichamelijk letsel zou kunnen oplopen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
(primair)
hij op
of omstreeks18 december 2014 te 's-Gravenhage
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid
en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheideen persoon genaamd [aangeefster 1] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangeefster 1],
- de slaapkamer van die [aangeefster 1] is binnengegaan, en
/of-
(vervolgens
)de deur van die slaapkamer van [aangeefster 1]
heeft afgesloten /op slot heeft gedraaid, en
/of
-
(vervolgens)die [aangeefster 1] op haar rug op het bed heeft geduwd, en
/of
-
(zonder
(onder
)broek
)bovenop die [aangeefster 1] is gaan liggen, en
/of
- zijn hand in de broek van die [aangeefster 1] heeft gebracht en
/ofmet zijn hand over de vagina van die [aangeefster 1] heeft gestreeld, en
/of
- de broek van die [aangeefster 1] naar beneden heeft getrokken, en
/of
- zijn penis tegen de vagina van die [aangeefster 1] heeft gebracht
en/of gehouden, en
-
(aldus
)voor die [aangeefster 1] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
(primair)
hij op 27 oktober 2015 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [aangever 2] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet die [aangever 2]
(meermalen (met de vuist) op/tegen het gezicht/het hoofd heeft geslagen en
/ofdie [aangever 2]
(meermalen)tegen het gezicht/het hoofd heeft getrapt
(terwijl die [aangever 2] op de grond lag
), zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
subsidiair:
hij op
of omstreeks27 oktober 2015 te Leidschendam, gemeente Leidschendam-Voorburg, [aangever 3] heeft mishandeld door die [aangever 3]
(meermalen
) (met de vuist
)tegen/op het gezicht/het hoofd te slaan en
/ofdoor die [aangever 3]
(meermalen
)tegen het been
en/of in of tegen het gezichtte trappen
/schoppen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de hiervoor weergegeven – in de voetnoten 1 tot en met 22 aangeduide – bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot bewezenverklaring.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:

poging tot verkrachting.

Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:

poging tot zware mishandeling.

Het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot verkrachting van de dochter van de vrouw bij wie hij een kamer huurde. Door aldus te handelen heeft de verdachte zeer ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer, voor wie het bewezen verklaarde buitengewoon beangstigend is geweest. Het feit heeft bovendien plaatsgevonden in de woning van de moeder van het slachtoffer, een plek waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. De verdachte heeft het fysieke en psychische welzijn van het slachtoffer ondergeschikt gemaakt aan de bevrediging van zijn eigen seksuele behoeften. Slachtoffers van feiten als het onderhavige, lijden dikwijls nog geruime tijd onder de psychische gevolgen van hetgeen hun is aangedaan.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling en aan een mishandeling. De verdachte heeft de destijds minderjarige slachtoffers met vuisten in het gezicht geslagen en één van hen in het gezicht getrapt terwijl hij op de grond lag. De twee jongens hebben hierdoor pijn en letsel bekomen. Met zijn handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op hun lichamelijke integriteit. Algemene ervaringsregels leren dat slachtoffers van dergelijke feiten nog lange tijd de psychische gevolgen daarvan ondervinden. Bovendien worden daardoor in de maatschappij levende gevoelens van angst en onveiligheid aangewakkerd.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 16 april 2018, waaruit blijkt dat de verdachte al eens onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een geweldsfeit.
Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is overschreden, nu de verdachte reeds op 18 december 2014 ter zake van het onder 1 tenlastegelegde is aangehouden en daarmee de termijn van vervolging is aangevangen en door de rechtbank pas op 14 november 2017 eindvonnis is gewezen. Daarmee is de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in eerste aanleg met bijna een jaar overschreden. Het hof is echter van oordeel dat deze termijnoverschrijding wordt gecompenseerd door een voortvarende afdoening van de zaak in hoger beroep. Bij de op te leggen straf is wel rekening gehouden met de ouderdom van de feiten, met name van het onder 1 tenlastegelegde feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [aangever 3]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden
materiëleschade als gevolg van het aan de verdachte onder 3 subsidiair ten laste gelegde feit, tot een bedrag van € 200,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag van € 200,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 50,00, te vermeerderen met de wettelijke rente, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van € 50,00 materiële schade is geleden. Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 oktober 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet heeft aangetoond voor het overige materiële schade te hebben geleden. Het hof betrekt bij dat oordeel dat de aankoop bon van de jas ontbreekt en dat de benadeelde partij de jas gelet op de aard van de schade nog kan laten repareren. De vordering zal derhalve voor het overige deel worden afgewezen.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 50,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever 3].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 63, 242, 300 en 302 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 3 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
20 (twintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [aangever 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever 3] ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 50,00 (vijftig euro) ter zake van materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever 3], ter zake van het onder 3 subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 50,00 (vijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
1 (één) dag hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële schade op 27 oktober 2015.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.C.M. Bruinsma,
mr. L.F. Gerretsen-Visser en mr. I.P.A. van Engelen,
in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 mei 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met nummer [x], van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 62).
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 18 december 2014 (blz. 22 e.v.).
3.Proces-verbaal informatief gesprek zeden d.d. 3 februari 2015 (blz. 19 e.v.).
4.Proces-verbaal aangifte d.d. 18 december 2014 (blz. 22 e.v.).
5.Proces-verbaal aangifte d.d. 18 december 2014 (blz. 22 e.v.).
6.Proces-verbaal verhoor getuige d.d. 18 december 2014 (blz. 29 e.v.)
7.Proces-verbaal aanhouding d.d. 18 december 2014 (blz. 8 e.v.).
8.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 19 december 2014 (blz. 33 e.v.).
9.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 20 december 2014 (blz. 40)
10.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 19 december 2014 (blz. 37).
11.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 19 december 2014 (blz. 37).
12.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 31 oktober 2017.
13.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 31 oktober 2017.
14.Proces-verbaal aangifte d.d. 18 december 2014 (blz. 22).
15.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt – tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met nummer [x], van de politie Eenheid Den Haag, met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 36).
16.Proces-verbaal aangifte [aangever 2] d.d. 28 oktober 2015 (blz. 25 e.v.).
17.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 27 oktober 2015 (blz. 23 e.v.).
18.Proces verbaal aangifte [aangever 3] d.d. 27 oktober 2015 (blz. 17 e.v.)
19.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 31 oktober 2017.
20.Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 2 mei 2018.
21.Proces-verbaal aangifte [aangever 2] d.d. 28 oktober 2015 (blz. 26).
22.Eigen waarneming van het hof op de foto’s horende bij het proces-verbaal aangifte d.d. 27 oktober 2015 (blz. 27, 28 en 29).