ECLI:NL:GHDHA:2018:1324

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2018
Publicatiedatum
31 mei 2018
Zaaknummer
2200225716
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor kindermishandeling en mishandeling van de echtgenote met oplegging van TBS met voorwaarden

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte voor kindermishandeling en mishandeling van zijn toenmalige echtgenote. De verdachte was eerder door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van 300 dagen en terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging. Het hof heeft echter geoordeeld dat een TBS met dwangverpleging op dat moment een te ingrijpende maatregel is, gezien de omstandigheden en de bereidheid van de verdachte om mee te werken aan behandeling. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, die jarenlang zijn kinderen en zijn echtgenote heeft mishandeld, nu mogelijkheden ziet voor een TBS met voorwaarden. De verdachte heeft tijdens de procedure zijn schuld bekend en heeft zich bereid verklaard om mee te werken aan behandeling in een kliniek. Het hof heeft de gevangenisstraf verhoogd naar 600 dagen, met aftrek van voorarrest, en heeft de maatregel van TBS met voorwaarden opgelegd. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de noodzaak van behandeling voor de verdachte.

Uitspraak

Rolnummers: 22-002257-16 en 22-002741-12 (TUL)
Parketnummers: 09-842520-15 en 09-808183-13 (TUL)
Datum uitspraak: 30 mei 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 3 mei 2016 en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vorderingen tot tenuitvoerlegging in de strafzaak tegen de verdachte:
[de verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] [geboortejaar],
thans gedetineerd.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzittingen in hoger beroep van dit hof op 6 september 2017 en 16 mei 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de op 16 mei 2018 gedane vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - en tot veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur gelijk aan de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal primair gevorderd dat aan de verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging zal worden opgelegd.
Subsidiair heeft de advocaat-generaal de oplegging van de terbeschikkingstelling met voorwaarden gevorderd, met dien verstande dat de voorwaarden als omschreven in het reclasseringsadvies d.d. 6 maart 2018 op enkele onderdelen op de door de advocaat-generaal voorgestelde wijze dienen te worden aangepast.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen [aangever A], [aangever B] en [aangever C] heeft de advocaat-generaal geconcludeerd tot volledige toewijzing daarvan, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Tot slot heeft de advocaat-generaal de afwijzing van de vorderingen van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen gevorderd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
hij op (een) tijdstip(pen) in de periode van 27 juni 2012 tot en met 6 mei 2015 te Gouda, althans in Nederland, een kind over wie hij het gezag uitoefende en/of een kind dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [aangever A], geboren [geboortedatum], opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [aangever A] onder meer:
- ( met de vuist) geslagen op het hoofd en/of achterhoofd, en/of
- geslagen tegen het lichaam
- laten slapen op de grond in een onverwarmde schuur zonder beddengoed en/of dekens,
- hem met kracht al dan niet met een voorwerp op de (rechter)arm geslagen
ten gevolge waarvan die [aangever A] pijn of letsel heeft bekomen, (te weten (meerdere) hematomen), althans pijn en/of letsel heeft bekomen, althans een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam heeft ondervonden;
2.
hij op (een) tijdstip(pen) in de periode van 27 juni 2012 tot en met 6 mei 2015 te Gouda, althans in Nederland, een kind over wie hij het gezag uitoefende en/of een kind dat hij verzorgde en/of opvoedde als behorend tot zijn gezin, te weten [aangever B], geboren [geboortedatum], opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [aangever B] onder meer
- ( met de vuist) geslagen op het hoofd, en/of
- geslagen op de kaak en/of in de maag en/of tegen de arm(en), en/of
- op een stoel gezet en haar mond afgeplakt met tape, en/of (vervolgens) het tape met kracht van haar mond getrokken, en/of
- een brandende aansteker bij haar vinger(s) gehouden, en/of
- laten slapen op de grond in een onverwarmde schuur zonder beddengoed en/of dekens, en/of
- geslagen met een hamer tegen haar hoofd en/of vinger(s), en/of
- een trap tegen haar neus gegeven
en/of
- haar haren tegen haar wil heeft afgeknipt
ten gevolge waarvan die [aangever B] pijn of letsel heeft bekomen, (te weten (meerdere) hematomen), althans pijn en/of letsel heeft bekomen, althans een min of meer hevige onlust veroorzakende gewaarwording in of aan het lichaam heeft ondervonden;
3.
hij op (een) tijdstip(pen) in de periode van 1 januari 2015 tot en met 6 mei 2015 te Gouda, althans in Nederland, zijn levensgevel, te weten [aangever C], opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft hij, verdachte met dat opzet meermalen, althans eenmaal, die [aangever C] onder meer
- met een stoel geslagen en/of geschopt tegen haar rib(ben) en/of een tafel tegen haar lichaam gegooid, en/of
- met een stoelpoot geslagen tegen haar rib(ben) en/of scheenbeen, en/of
- geslagen tegen haar kaak
ten gevolge waarvan die [aangever C] pijn of letsel heeft bekomen;
4.
hij op of omstreeks 04 mei 2015 te Gouda opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 8,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Amfetamine, zijnde Amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
5.
hij op of omstreeks 04 mei 2015 te Gouda opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 23,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 7,58 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 4 en 5 ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 300 dagen, met aftrek van voorarrest. Voorts is aan de verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met dwangverpleging opgelegd.
Omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen
[aangever A], [aangever B] en [aangever C] en de vorderingen van het Openbaar Ministerie tot tenuitvoerlegging van voorwaardelijk opgelegde straffen is beslist als in het vonnis waarvan beroep omschreven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Omvang van het hoger beroep
Blijkens de akte instellen rechtsmiddel is het hoger beroep niet gericht tegen de vrijspraak van het onder
4 en 5 ten last gelegde.
Dit brengt mee dat het hoger beroep is beperkt tot het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van het hof onderworpen.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de opgelegde straf en TBS-maatregel en de motivering daarvan.
In dit opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis, met dien verstande dat het hof daarin de hierna te melden wijzigingen en aanvullingen aanbrengt.

De vorderingen tot tenuitvoerlegging

Net als de rechtbank zal het hof de beide vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerder voorwaardelijk opgelegde straffen afwijzen, enerzijds omdat die tenuitvoerlegging geen redelijk doel meer dient gelet op de opgelegde TBS-maatregel, anderzijds gelet op de omstandigheid dat de verdachte langer in voorarrest heeft gezeten dan de duur van de gevangenisstraf die aan hem zal worden opgelegd.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve - behoudens voor zover het wordt vernietigd – onder wijziging en aanvulling van gronden te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en TBS-maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek op de terechtzittingen.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich jarenlang schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn twee oudste kinderen door hen – al dan niet met een voorwerp – te slaan en hen ’s nachts alleen in een onverwarmde donkere schuur op de grond zonder beddengoed en dekens te laten slapen. De verdachte heeft de mond van zijn oudste dochter met tape afgeplakt en die vervolgens met kracht van haar mond getrokken.
Ook heeft de verdachte een brandende aansteker bij de vinger(s) van zijn dochter gehouden en tegen haar wil haar haren afgeknipt. De kinderen waren eigenlijk altijd op hun hoede voor hun vader en beducht dat hij op onverwachte momenten weer (fysiek) tegen hen te keer zou gaan. Steun van moeder konden zij niet verwachten; dat zou de verdachte nog bozer maken en de situatie verergeren. Door aldus te handelen heeft de verdachte gedurende lange tijd voor zijn kinderen een zeer onveilige en bedreigende situatie geschapen en hen veel pijn gedaan, terwijl zij er juist op moesten kunnen rekenen dat de verdachte, die immers hun vader is, hen zou beschermen en geborgenheid zou bieden. Het is algemeen bekend dat de gevolgen van kindermishandeling doorgaans zeer schadelijk voor de ontwikkeling zijn en tot (ver) in de volwassenheid negatief kunnen doorwerken. Ook in de samenleving roepen feiten als deze gevoelens van afschuw, geschoktheid en onbegrip op.
Daarnaast heeft de verdachte zijn toenmalige echtgenote, tevens de moeder van zijn kinderen, mishandeld door haar met een stoel(poot) tegen haar lichaam te slaan en op haar kaak te slaan. De kinderen waren hierbij of er van op de hoogte. Door aldus te handelen heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de moeder van de kinderen en daarmee ook de kinderen wederom angsten bezorgd.
Uit de zich in het dossier bevindende schriftelijke slachtofferverklaring blijkt hoezeer de slachtoffers onder het gedrag van de verdachte hebben geleden en dat hebben ervaren als een schrikbewind.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 2 mei 2018, waaruit blijkt dat de verdachte in het nabije en verdere verleden vaker onherroepelijk is veroordeeld voor huiselijk geweld en daarnaast voor afpersing, ook tot deels onvoorwaardelijke gevangenisstraffen.

De op te leggen straf

Gelet op de aard en ernst van de bewezenverklaarde feiten, de impact die de feiten op de slachtoffers hebben gehad, alsmede gelet op de recidivestaat van de verdachte, is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een vrijheidsbenemende straf.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.

De op te leggen maatregel

Ten aanzien van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zijn – voor zover hier van belang - na te melden rapporten opgemaakt:
- een rapport van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC) d.d. 12 februari 2016;
- een Pro Justitia Rapport d.d. 1 december 2016 opgesteld door dr. R.A.R. Bullens, klinisch psycholoog;
- een Pro Justitia Rapport d.d. 9 december 2016 opgesteld door drs. A. Gosker, psychiater, onder supervisie van drs. R. Thomassen, psychiater;
- een maatregelrapport d.d. 10 mei 2017 opgesteld door J. van Duijn, reclasseringswerker bij Palier;
- een aanvullend Reclasseringsadvies d.d. 6 maart 2018 opgesteld door F. Agter, reclasseringswerker bij Fivoor.
Het hof heeft bij de beraadslaging in het bijzonder acht geslagen op de inhoud van de hierboven genoemde Pro Justitia rapporten d.d. 1 december 2016 en 9 december 2016 opgemaakt door respectievelijk dr. Bullens en drs. Gosker.
Rapporteur Bullens komt tot de conclusie dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een persoonlijkheidsstoornis Niet Anderszins Omschreven (NAO), met borderline, antisociale en narcistische trekken. Voorts is er volgens genoemde rapporteur bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis in de vorm van cannabis-afhankelijkheid en misbruik van alcohol (beide in langdurige, gedeeltelijke remissie, vanwege detentie) en misbruik van speed, XTC en cocaïne (in langdurige, volledige remissie, vanwege detentie).
Rapporteur Gosker concludeert dat er bij de verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, narcistische, antisociale en borderline trekken. Die scheefgroei van de persoonlijkheid van de verdachte is gerelateerd aan mishandeling en seksueel misbruik gedurende zijn jeugdjaren. De mishandeling en het seksueel misbruik van de verdachte hebben in de weg gestaan aan een goede hechting en de ontwikkeling van een basaal vertrouwen en pro-sociaal gedrag. Tevens is er volgens genoemde rapporteur sprake van zwakbegaafdheid. Die zwakbegaafdheid is een belangrijke factor bij het zeer beperkte vermogen van de verdachte zich in te leven in anderen en het basale onbegrip van anderen en wantrouwen doordat hij situaties en gedragingen van anderen moeilijk kan doorgronden. Voorts is vanaf zijn dertiende sprake van middelengebruik. De verdachte gebruikt drugs als stressreductie maar dit leidt tot impulscontroleproblemen met risico op toename van paranoïde, jaloezie, agressieve gevoelens en het overspoeld raken door emoties.
Volgens beide rapporteurs hebben de bij de verdachte geconstateerde ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde beïnvloed.
De rapporteurs komen op grond van hun bevindingen tot de conclusie dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Gelet op de beschreven combinatie van persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid en een ernstige verslavingsproblematiek achten beide rapporteurs de kans zeer groot dat de verdachte recidiveert. Om de kans daarop te verkleinen is een behandeling in een zeer stevig kader volgens hen geïndiceerd. De behandeling moet zich inhoudelijk richten op de verslavingsproblematiek van de verdachte. Voorts moet de behandeling zijn gericht op het aanleren van adequate coping strategieën. Om gedragsverandering te stimuleren worden motiverende gesprekstechnieken van belang geacht. Opvoedingsondersteuning dient onderdeel te zijn van de behandeling. Belangrijke aandachtspunten zijn: het vinden van zinvol werk en vrijetijdsbesteding, een ondersteunend pro-sociaal netwerk en schuldsanering.
Een forensisch psychiatrische kliniek (hierna: FPK) of een forensisch psychiatrische verslavingskliniek (hierna: FVK) voor de duur van minimaal een jaar wordt in eerste instantie het meest passend geacht. Daarbij is het van belang dat de klinische voorziening passend is voor mensen met zowel persoonlijkheidsproblematiek als een verstandelijke beperking. Na de klinische opname is blijvend controle en toezicht nodig. Een beschermende woonvorm binnen eventueel forensisch kader is waarschijnlijk aangewezen. De voorwaarden voor behandeling en begeleiding moeten concreet en eenduidig vastgelegd worden afgestemd op het verstandelijk niveau van verdachte. Met afspraken over alcohol- en druggebruik met daarbij horende controles.
Het is belangrijk dat er een crisissignaleringsplan wordt opgesteld, waarin opgenomen middelengebruik, gedragsveranderingen, stresserende omstandigheden en de maatregelen die nodig zijn voordat er sprake is van een acuut gevaar op delict recidive.
Volgens de rapporteurs kunnen deze interventies worden gerealiseerd binnen terbeschikkingstelling met voorwaarden.
In dit verband overwegen de rapporteurs dat de verdachte gemotiveerd lijkt te zijn voor een behandeling van zijn verslavingsproblematiek. Hij realiseert zich dat die problematiek en zijn gedragsproblemen met elkaar samenhangen. Ook is de verdachte bereid tot langdurige controle en toezicht.
Nu de verdachte lijkt in te zien dringend hulp nodig te hebben, hij bereid lijkt te zijn om die hulp te aanvaarden en aan alle behandelingen mee te werken, hij eerder nog niet voor zijn verslavingsproblematiek is behandeld en hij binnen detentie redelijk goed heeft gefunctioneerd, is het volgens de rapporteurs te vroeg om te denken aan terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Een behandeling in het kader van een gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden is volgens rapporteurs te weinig effectief om ook het alcohol- en druggebruik van de verdachte te doen stoppen.
Geadviseerd wordt dan ook om aan de verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
Mede naar aanleiding van het advies van de rapporteurs Bullens en Gosker heeft het hof op de terechtzitting in hoger beroep van 6 september 2017 de behandeling van de zaak aangehouden, teneinde de mogelijkheid voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden te laten onderzoeken. Met het oog daarop is de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van 16 oktober 2017 geschorst en is de verdachte opgenomen in de FPK Transfore te Balkbrug. Het doel van de opname betrof observatie, diagnostiek en behandeling.
Omtrent het verloop van de behandeling bij genoemde kliniek heeft de Reclassering Fivoor op 6 maart 2018 een rapport uitgebracht. Daarin wordt (onder andere) geconcludeerd dat de verdachte voldoende heeft meegewerkt aan de opname. De behandeling die FPK Transfore kan bieden sluit echter niet aan bij de leerstijl van de verdachte. Mede vanwege de lage intelligentie van de verdachte adviseert de FPK om hem een behandeling aan te bieden die gericht is op het leren door ervaring (het doen) en niet op basis van inzicht.
Vermoedelijk zal er een lange periode nodig zijn om de verdachte het inzicht te verschaffen in zijn persoonlijkheid en de factoren die kunnen leiden tot problematisch gedrag. FPK Transfore omschrijft dit als “leren door fouten te maken”. Desalniettemin mag de verdachte, wanneer hij zorg ontvangt die op zijn niveau is afgestemd, in staat worden geacht om gedragspatronen te ontwikkelen die de kans op toekomstig gewelddadig gedrag verminderen. FPK Transfore acht een behandeling succesvol binnen het LVB-circuit. De verdachte is inmiddels toe geleid naar Ipse De Bruggen, behandelcentrum Middenweg.
Ter terechtzitting in hoger beroep van 16 mei 2018 heeft de verdachte bekend zich aan de hem ten laste gelegde feiten te hebben schuldig gemaakt. Voorts heeft de verdachte zich bereid verklaard mee te werken aan een behandeling, in welke kliniek dan ook. Daarnaast is hij bereid zich te houden aan de huisregels die in de kliniek gelden, alsmede aan de voorwaarden die hem in het kader van een terbeschikkingstelling met voorwaarden zullen worden opgelegd.

Oordeel van het hof

Het hof neemt de conclusies van de rapporteurs dat er bij de verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens over.
Het hof acht op grond van de bevindingen van de rapporteurs aannemelijk geworden dat de ziekelijke stoornis en de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens ten tijde van de bewezen verklaarde feiten aanwezig waren en dat die de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte hebben beïnvloed. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd.
Voorts acht het hof de kans dat de verdachte recidiveert groot. In dit verband verwijst het hof naar hetgeen de rapporteurs Bullens en Gosker daaromtrent hebben geconcludeerd, in samenhang bezien met de recidivestaat van de verdachte, waaruit blijkt van een patroon van huiselijk geweld. Dit klemt naar het oordeel van het hof te meer nu in het gezin van de verdachte nog twee kinderen zijn en de verdachte ter terechtzitting heeft verklaard de band met zijn kinderen te willen voortzetten.
Om de kans op recidive te verkleinen dient een passende straf dan wel maatregel te worden opgelegd.
Het hof is van oordeel dat de problematiek van de verdachte zodanig is dat die niet voldoende effectief kan worden behandeld in het kader van een gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden.
Om aan de verdachte de maatregel terbeschikkingstelling te kunnen opleggen, dient te worden voldaan aan de voorwaarden als omschreven in artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof stelt vast dat aan die voorwaarden is voldaan. Tijdens het begaan van de bewezen verklaarde feiten bestond bij de verdachte immers een gebrekkige ontwikkeling en ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens. De bewezen verklaarde feiten betreffen misdrijven waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren is gesteld. Gelet op de omstandigheid dat de kans op recidive groot is, eist de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van genoemde maatregel.
Nu aan de voorwaarden is voldaan, rijst de vraag of aan de verdachte een terbeschikkingstelling met dwangverpleging dient te worden opgelegd, zoals de rechtbank heeft gedaan, of dat (vooralsnog) kan worden volstaan met het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden.
Anders dan de rechtbank – die de conclusies van de gedragsdeskundigen van het PBC heeft overgenomen – is het hof van oordeel dat een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op dit moment een te ingrijpende maatregel is.
Daartoe overweegt het hof dat zowel de gedragsdeskundigen Bullens en Gosker als de reclassering mogelijkheden zien voor een terbeschikkingstelling met voorwaarden. Dat zij die mogelijkheden zien is het gevolg van de omstandigheid dat de verdachte – anders dan in eerste aanleg – heeft meegewerkt aan onderzoek. Bovendien heeft de verdachte zich bereid verklaard en gemotiveerd getoond om mee te werken aan zijn behandeling, in welke kliniek dan ook, en zich te houden aan de in dat kader opgelegde voorwaarden.
In bovengenoemde feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, ziet het hof aanleiding om aan de verdachte de maatregel terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen. Daarbij zal het hof – ingevolge het bepaalde in artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht – de dadelijke uitvoerbaarheid van de terbeschikkingstelling met voorwaarden bevelen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 57, 63, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep ten aanzien van de opgelegde straf, de TBS-maatregel en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
600 (zeshonderd) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld onder na te melden voorwaarden.

Stelt daarbij als voorwaarden:

1. de veroordeelde verblijft in een door de reclassering nader aan te duiden instelling ter overbrugging van de periode tot zijn plaatsing in het behandelcentrum als bedoeld in de volgende voorwaarde. De veroordeelde zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. aan de voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op;
2. de veroordeelde verblijft bij behandelcentrum Middenweg van Ipse de Bruggen of een soortgelijke instelling, zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. aan de voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op;
3. de veroordeelde zal niet van verblijfplaats veranderen dan na overleg met zijn behandelaren en de reclassering;
4. de veroordeelde zal desgevraagd openheid geven aan de reclassering over zijn eventuele sociale contacten;
5. de veroordeelde houdt zich aan de voorschriften en aanwijzingen die zijn en worden gegeven door GGZ Reclassering Fivoor;
6. de veroordeelde zal zich onthouden van alcohol- en harddruggebruik en zich niet onttrekken aan controles hierop;
7. de veroordeelde zal niet op eigen initiatief contact opnemen met de slachtoffers, behoudens met toestemming van zijn behandelaars of de reclassering;
8. de veroordeelde geeft - indien daarom wordt verzocht - toestemming om informatie omtrent zijn financiën bij de bewindvoerder op te doen vragen;
9. de veroordeelde zorgt ervoor dat hij altijd bereikbaar is voor zijn begeleiders en behandelaars;
10. de veroordeelde is verplicht om zich bij de reclassering te melden, zo frequent als en op de plaats waar de reclassering het nodig acht;
11. indien geïndiceerd, werkt de veroordeelde mee aan een plaatsing in een vervolgsetting zoals een RIBW of begeleide woonvorm en zal zich houden aan de daar geldende huis- en leefregels c.q. aan de voorwaarden die daar aan hem gesteld worden en stelt zich hierin begeleidbaar op;
12. de veroordeelde pleegt geen strafbare feiten;
13. de veroordeelde geeft toestemming aan de reclassering tot het opvragen en uitwisselen van informatie bij of aan alle instellingen die zij relevant achten en die van belang zijn voor een goede behandeling c.q. begeleiding. Tevens verleent hij zijn medewerking aan het maken van een digitale foto ten behoeve van zijn dossier en zal hij meewerken aan de identificatieplicht;
14. de veroordeelde geeft toestemming aan de reclassering en aan zijn begeleiders, dat in geval van ongeoorloofde afwezigheid of calamiteiten of het niet nakomen van bovengenoemde voorwaarden, deze informatie aan alle betrokken partijen gemeld wordt;
15. de veroordeelde werkt mee aan een Ambulant Forensisch Psychiatrisch Toezicht (FPT) bij een nader te indiceren klinische behandelsetting, ook als dit betekent een time-out opname van maximaal tweemaal een periode van zeven weken. Daarnaast worden er binnen het FPT afspraken gemaakt (na een klinisch traject) inzake onder andere tijdelijke crisisopvang;
16. tijdens de gehele TBS-maatregel is het voor de veroordeelde niet toegestaan om zich buiten de Nederlandse landsgrenzen te begeven.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige, met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. L.F. Gerretsen-Visser, mr. W.P.C.M. Bruinsma en mr. A.J.M. Kaptein, in bijzijn van de griffier mr. G. Schmidt-Fries.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 mei 2018.