ECLI:NL:GHDHA:2018:1256

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 mei 2018
Publicatiedatum
28 mei 2018
Zaaknummer
200.215.902/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding geregistreerd partnerschap door huwelijkssluiting in het buitenland en erkenning in Nederland

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ontbinding van een geregistreerd partnerschap. De man, verzoeker in hoger beroep, had in 2017 een beschikking van de rechtbank Den Haag aangevochten, waarin het geregistreerd partnerschap met de vrouw was ontbonden. De vrouw, die in Wit-Rusland woont, had op haar beurt een incidenteel appel ingediend. De partijen waren op 17 augustus 2011 in Nederland een geregistreerd partnerschap aangegaan en op 21 april 2012 in Wit-Rusland met elkaar gehuwd. De vrouw had verzocht om de ontbinding van het geregistreerd partnerschap te bekrachtigen en om alimentatie te verhogen. Het hof oordeelde dat het geregistreerd partnerschap door de huwelijkssluiting in Wit-Rusland was geëindigd, en dat dit huwelijk erkend kon worden in Nederland zonder strijd met de openbare orde. Het hof vernietigde de eerdere beschikking van de rechtbank en verklaarde de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoeken. De uitspraak benadrukt de internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter en de erkenning van buitenlandse huwelijken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Uitspraak : 23 mei 2018
Zaaknummer : 200.215.902/01
Rekestnummer rechtbank : FA RK 16-4766
Zaaknummer rechtbank : C/09/513335
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] , Verenigd Koninkrijk,
verzoeker, tevens incidenteel verweerder, in hoger beroep,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr. P.H.A. de Boer te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] , Wit-Rusland,
verweerster, tevens incidenteel verzoekster, in hoger beroep,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. M.L. van Leer te Amsterdam.

PROCESVERLOOP IN HOGER BEROEP

De man is op 16 mei 2017 in hoger beroep gekomen van een beschikking van 17 februari 2017 van de rechtbank Den Haag, hierna te noemen: de bestreden beschikking.
De vrouw heeft op 24 juli 2017 een verweerschrift tevens houdende incidenteel appel ingediend.
De man heeft op 4 september 2017 een verweerschrift op het incidenteel appel ingediend.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de man:
- op 8 juni 2017 een journaalbericht van 1 juni 2017 met bijlagen;
- op 9 juni 2017 een journaalbericht van 8 juni 2017 met bijlage;
van de zijde van de vrouw:
- op 27 december 2017 een journaalbericht van 22 december 2017 met bijlagen;
- op 4 januari 2018 een journaalbericht van diezelfde datum met bijlage.
De zaak is op 5 januari 2018 mondeling behandeld, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
Ter zitting waren de advocaten van partijen aanwezig. Het hof heeft de behandeling van de zaak aangehouden, omdat de man niet ter zitting aanwezig kon zijn.
Nadien zijn de volgende stukken bij het hof ingekomen:
- op 29 maart 2018 een faxbericht van de zijde van de man met bijlagen;
- op 4 april 2018 een faxbericht van de zijde van de vrouw.
De mondelinge behandeling van de zaak is op 6 april 2018 voortgezet.
Ter zitting zijn verschenen:
- de man, bijgestaan door zijn advocaat;
- de advocaat van de vrouw.
De vrouw is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

PROCESVERLOOP IN EERSTE AANLEG EN VASTSTAANDE FEITEN

Voor het procesverloop en de beslissing in eerste aanleg verwijst het hof naar de bestreden beschikking.
Bij die beschikking is de ontbinding van het geregistreerd partnerschap uitgesproken. Voorts is, uitvoerbaar bij voorraad, bepaald dat de man met ingang van de dag waarop de beschikking van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand:
  • voor de verzorging en opvoeding van de hierna te noemen minderjarige aan de vrouw zal betalen een bedrag van € 700,- per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
  • aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 800,- per maand tot 11 januari 2018.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten, voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
Partijen zijn op 17 augustus 2011 te Amsterdam een geregistreerd partnerschap met elkaar aangegaan en zij zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2015 te [geboorteplaats] , Wit-Rusland, verder: de minderjarige. De man en de vrouw hebben de Nederlandse nationaliteit.
In hoger beroep is voorts vast komen te staan dat partijen op 21 april 2012 in Wit-Rusland met elkaar zijn gehuwd en dat op 17 februari 2017 in Wit-Rusland de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken.

BEOORDELING VAN HET PRINCIPALE EN HET INCIDENTELE HOGER BEROEP

1. De man verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en de verzoeken van de vrouw alsnog af te wijzen.
2. De vrouw verweert zich daartegen. Zij verzoekt het hof bij beschikking voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de bestreden beschikking te bekrachtigen voor zover de ontbinding van het geregistreerd partnerschap tussen partijen aangegaan op 17 augustus 2011 te Amsterdam is uitgesproken;
de verzoeken van de man in appel niet-ontvankelijk te verklaren en/of ongegrond te verklaren, en
in incidenteel appel
de bestreden beschikking te vernietigen voor zover daarin de ingangsdatum van de kinderalimentatie en partneralimentatie is bepaald op de datum van inschrijving van de beschikking van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap in de registers van de burgerlijke stand, en in zoverre opnieuw beschikkende:
te bepalen dat de man zal zijn gehouden om met ingang van indiening van het verzoekschrift tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige aan de vrouw een bedrag te betalen van € 1.200,- per maand of zoveel meer als de man conform artikel 92 van de Code of marriage and family (Wit-Rusland) zou moeten voldoen en/of met ingang van zodanige datum als het hof redelijk acht;
primair te bepalen dat de man met ingang van de dag waarop de beschikking van de ontbinding van het geregistreerd partnerschap zal zijn ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand aan de vrouw zal uitkeren een bedrag van € 800,- per maand, subsidiair (bij toepassing van Wit-Russisch recht) te bepalen dat de man met ingang van de datum van indiening van het verzoekschrift tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap aan de vrouw tot haar levensonderhoud zal uitkeren een bedrag van € 800,- per maand tot 11 januari 2018.
3. De man verzet zich daartegen.
4. Uit de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de vrouw haar verzoeken III tot en met V in incidenteel appel intrekt. Uitsluitend aan het hof ligt thans nog ter beoordeling voor het verzoek met betrekking tot de duurzame ontwrichting van het geregistreerd partnerschap van partijen.
5. De man stelt dat de rechtbank ten onrechte de ontbinding van het geregistreerd partnerschap heeft uitgesproken. Partijen hebben nog steeds een relatie en het partnerschap is niet duurzaam ontwricht. De vrouw heeft slechts financiële motieven, omdat zij een naar Wit-Russische maatstaven hoge alimentatie wil ontvangen. Zij maakt misbruik van de procedure in Nederland.
6. De vrouw bestrijdt het standpunt van de man gemotiveerd.
Beoordeling
7. De Nederlandse rechter komt op grond van artikel 4 lid 4 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering internationale bevoegdheid toe om kennis te nemen van het verzoek tot ontbinding van het geregistreerd partnerschap, aangezien het geregistreerd partnerschap in Nederland is aangegaan. Het hof is evenwel van oordeel dat, gelet op het in het buitenland gesloten huwelijk tussen partijen, geen voor ontbinding vatbaar geregistreerd partnerschap voorligt. Het hof legt dat als volgt uit.
8. Vast staat dat partijen op 17 augustus 2011 te Amsterdam een geregistreerd partnerschap met elkaar zijn aangegaan. Eveneens staat vast dat dit geregistreerd partnerschap niet wordt erkend in Wit-Rusland, om welke reden partijen op 21 april 2012 in [plaats] , Wit-Rusland, met elkaar in het huwelijk zijn getreden. Dat partijen met deze huwelijkssluiting kennelijk hebben beoogd een einde te maken aan hun geregistreerd partnerschap, althans dit geregistreerd partnerschap te doen overgaan in een huwelijk, blijkt uit de omstandigheid dat zij gezamenlijk om inschrijving van dit huwelijk hebben verzocht in de burgerlijke stand in Nederland. Hieruit volgt dat het nimmer de intentie van partijen is geweest om een hinkende rechtsverhouding in het leven te roepen en in stand te laten, waarbij zij naar Nederlands recht als geregistreerde partners zouden gelden en naar Wit-Russisch recht als echtgenoten.
9. Volgens artikel 1:80c lid 1 sub e van het Burgerlijk Wetboek (BW) eindigt het geregistreerd partnerschap door omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk. Artikel 1:80g BW regelt de wijze van omzetting ten overstaan van de ambtenaar van de burgerlijke stand in Nederland. In het onderhavige geval ontbreekt een in deze bepaling bedoelde akte van omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk. Dat neemt niet weg dat het geregistreerd partnerschap van partijen, volgens het hof, door de huwelijkssluiting op 21 april 2012 in [plaats] , Wit-Rusland, is omgezet in een huwelijk, aangezien in rechte vast staat dat dit huwelijk ingevolge het recht van de staat waar de huwelijksvoltrekking plaatsvond rechtsgeldig is (artikel 10:31 lid 1 BW) en dit huwelijk vatbaar is voor erkenning in Nederland. Van een strijd met de openbare orde is volgens het hof geen sprake, nu door de huwelijkssluiting in [plaats] , Wit-Rusland, een einde is gekomen aan het geregistreerd partnerschap en zich daarom niet de situatie voordoet waarin de erkenning van een buitenlands huwelijk afstuit op de grond dat een van de echtgenoten op het tijdstip van de sluiting van het huwelijk reeds een geregistreerd partnerschap had gesloten (artikel 10:32 BW).
10. Gelet op het vorenstaande zal het hof het verzoek van de man toewijzen en de bestreden beschikking vernietigen.

BESLISSING OP HET HOGER BEROEP

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking;
verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoeken.
Deze beschikking is gegeven door mrs. F. Ibili, A.N. Labohm en A.R.J. Mulder, bijgestaan door mr. A.C. van Waning als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 mei 2018.