Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 5 juni 2018
1. InnoCapital B.V.,
2. Pursel B.V.,
Pink and Nelson B.V.
Het geding
Beoordeling van de zaak in principaal en incidenteel hoger beroep
principale grieven 1 en 2). Deze grieven kunnen niet slagen, omdat de rechtbank hiertoe niet is gehouden. Het hof zal de door InnoCapital en Pursel genoemde feiten en omstandigheden, voor zover relevant, betrekken in de beoordeling van de geschilpunten.
zaak Ihebben InnoCapital en Pursel in eerste aanleg gevorderd, voor zover in hoger beroep nog van belang:
break up feevan€ 100.000,--, vermeerderd met omzetbelasting en wettelijke handelsrente;
(1) managementvergoedingen over het derde en vierde kwartaal van 2012 van in totaal elk € 40.000,--, vermeerderd met omzetbelasting en wettelijke handelsrente, (2) buitengerechtelijke incassokosten van elk € 1.175,--, (3) de proceskosten. Het meer of anders gevorderde is afgewezen.
zaak IIheeft P&N in eerste aanleg gevorderd, voor zover in hoger beroep nog van belang:
€ 1.052.185,19 vanwege verloren gegane investeringen, vermeerderd met rente;
principaal hoger beroepvorderen InnoCapital en Pursel vernietiging van het vonnis in
zaak Ien alsnog integrale toewijzing van hun vorderingen. Het hof begrijpt uit de memorie van grieven in het principaal hoger beroep sub 5 dat “integraal toewijzen” niet ziet op de door de rechtbank afgewezen vordering tot verklaring voor recht, die mede betrekking had op de handelwijze van P1. Deze is in principaal hoger beroep niet meer aan de orde. De vorderingen inzake de buitengerechtelijke incassokosten zijn in principaal hoger beroep niet alsnog toewijsbaar. De rechtbank heeft in r.o. 5.18 van het vonnis geoordeeld dat deze vorderingen voor niet meer dan elk € 1.175,-- toewijsbaar zijn. Daartegen is door InnoCapital en Pursel in het principaal hoger beroep geen grief aangevoerd. De vordering tot hoofdelijke veroordeling van P1 in de proceskosten is in principaal hoger beroep evenmin alsnog toewijsbaar, nu P1 door InnoCapital en Pursel niet in het principaal hoger is beroep betrokken. In
incidenteel hoger beroepvordert P&N de vernietiging van het vonnis voor zover de vorderingen van InnoCapital en Pursel zijn toegewezen, en alsnog niet-ontvankelijkverklaring van hen in hun vorderingen althans afwijzing daarvan. Een en ander steeds met een proceskostenveroordeling.
principaal hoger beroepvorderen InnoCapital en Pursel in
zaak IIvernietiging van het vonnis voor zover de vorderingen van P&N zijn toegewezen en die van hen zijn afgewezen. In
incidenteel hoger beroepvordert P&N vernietiging van het vonnis voor zover haar vorderingen zijn afgewezen en alsnog toewijzing daarvan in hoger beroep. Een en ander ook steeds met een proceskostenveroordeling.
principale grieven 9 tot en met 11 en 13en de
incidentele grieven A t/m Gte behandelen. De principale grieven richten zich tegen het oordeel in r.o. 5.30 tot en met 5.32 van het vonnis dat de managementvergoedingen over het eerste en tweede kwartaal van 2012 onverschuldigd zijn betaald. De incidentele grieven richten zich tegen het oordeel van de rechtbank in r.o. 5.2 tot en met 5.9 dat P&N managementvergoedingen over het derde en vierde kwartaal van 2012 is verschuldigd. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
€ 800.000,-- (voor)financieren, aldus dat zij de voor het project benodigde betalingen zou verrichten.
€ 800.000,-- zou zijn uitgegeven. Daarmee is de rechtsgrond voor de gehoudenheid van P&N tot betaling van deze facturen gegeven. De situatie als geregeld in art. 2:93 leden 2 en 3 BW doet zich hier niet voor, nu onder de gegeven omstandigheden InnoCapital en Pursel niet als de door deze bepaling beschermde contractuele wederpartij(en) van de NV i.o. moeten worden beschouwd. Zij waren immers bestuurders en tevens oprichters van de NV i.o.
vastbedrag van € 20.000,-- (exclusief BTW) per kwartaal als managementvergoeding, in het geval Fundspark NV i.o. haar activiteiten voor 31 december 2012 staakt. In dat geval is er vanaf het kwartaal waarin de staking plaatsvindt recht op deze vaste managementvergoeding, ongeacht het aantal gewerkte uren. Daarom is er vanaf het eerste kwartaal van 2012 geen specificatieplicht meer, aldus nog steeds InnoCapital en Pursel.
“opdrachtgever haar activiteiten […] staakt”. De afspraken over de vaste managementvergoeding zouden anders zonder betekenis zijn indien de NV i.o. wel “haar” activiteiten staakt, maar niet tot oprichting komt. Het is duidelijk dat deze regeling van de interne verhoudingen bedoeld is om InnoCapital en Pursel tegemoet te komen als de activiteiten van het project zouden worden gestaakt. Hetgeen P&N hiertegen heeft ingebracht is onvoldoende om aan te nemen dat partijen op het punt van de vaste managementvergoeding iets anders voor ogen stond.
eind 2011is gestaakt, verworpen. Daartoe overwoog de rechtbank dat hun voorschotnota’s over de eerste twee kwartalen nog door P&N zijn betaald, dat er nadien nog besprekingen tussen partijen hebben plaatsgevonden over de beëindiging en dat onvoldoende concreet is onderbouwd dat het project al feitelijk in november 2011 door de nieuwe commissaris van P&N, de heer Nijs, is beëindigd. Het hof verenigt zich met dit oordeel en de gronden waarop het berust en maakt deze tot de zijne. Wat door InnoCapital en Pursel in hoger beroep is aangevoerd werpt geen relevant ander licht op dit oordeel.
“over het scheiden der wegen”– anders gezegd: over het beëindigen van de samenwerking tussen partijen zelf – van gedachten te wisselen. Op dat moment was er tussen partijen debat over de (hierna te behandelen) al dan niet verschuldigdheid van een ‘break up fee’. Gesteld noch gebleken is dat er toen nog een vooruitzicht was dat de activiteiten van het project zouden worden hervat.
als persoonen onvoldoende is onderbouwd dat hij bij dit gedrag handelde als bestuurder/vertegenwoordiger van InnoCapital en/of Pursel.
principale grieven 3 tot en met 6betogen InnoCapital en Pursel dat zij elk recht hebben op een vergoeding van € 100.000,-- vanwege het staken van het project Fundspark (hierna: de break up fee). Daartoe voeren zij aan dat [familie 2] dit recht heeft bevestigd, terwijl het ook volgt uit het emailbericht van 19 april 2009 van [betrokkene 1] .
business casevan de samenwerking temeer voor de hand gelegen. Immers, P&N zou bij het staken van de activiteiten van het project nog eens € 200.000 extra kwijt zijn, naast de (wel schriftelijk vastgelegde) vaste bedragen aan managementvergoeding, terwijl zij ook al alle overige kosten voor haar rekening had genomen (zij zou € 800.000 investeren). InnoCapital en Pursel zouden dan geen enkel risico hebben gelopen, terwijl zij naast P&N, beoogd oprichters (en aandeelhouders) waren.
zijhet project verlaten (zie r.o. 27). Niet wordt gerefereerd aan het geval P&N de activiteiten van het project staakt. Wat daar ook van zij: P&N heeft op dit
e-mailbericht niet gereageerd.
“Notitie ter vastlegging besprekingen en voorstellen alsmede voor besluitvorming”. In deze notitie komt de gestelde afspraak niet voor. Dit duidt er op dat InnoCapital en Pursel er ook zelf van uitgingen dat P&N/[familie 2] en [familie 1] niet akkoord waren gegaan met het voorstel van [betrokkene 1] in zijn e-mailbericht van 19 april 2009. Voorts valt op dat de notitie, die nog meer onderwerpen kent, eindigt met:
principale grief 12bouwt voort op de gestelde, maar afgewezen aanspraak op de break up fee, zodat deze eveneens faalt, althans niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kan leiden.
principale grieven 7 en 8stellen InnoCapital en Pursel dat de door P&N gelegde conservatoire beslagen onrechtmatig zijn gelegd en dienen te worden opgeheven. Volgens InnoCapital en Pursel heeft P&N geen vorderingen op hen en zijn daarom de beslagen onrechtmatig gelegd. Deze grieven falen. In zaak II zijn de vorderingen van P&N in ieder geval gedeeltelijk en voor aanzienlijke bedragen toegewezen. Deze veroordelingen van InnoCapital en Pursel zijn in hoger beroep niet met een grief bestreden. Bij deze stand van zaken is niet in te zien waarom de beslagen onrechtmatig zijn gelegd.
incidentele grief Hkeert P&N zich tegen de toewijzing van de vordering tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. Volgens P&N is ten onrechte aan InnoCapital en Pursel elk een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten toegekend, nu het gaat om dezelfde vorderingen en zij zich bedienden van dezelfde advocaat met dezelfde argumenten. Deze grief slaagt. Volstaan kan worden met het in zaak I toewijzen van het door de rechtbank genoemde bedrag van € 1.175,-- voor hen gezamenlijk.
incidentele grief Ikeert P&N zich tegen de verwerping van het beroep op verrekening van de toegewezen vorderingen van InnoCapital en Pursel in zaak I met wat P&N heeft gevorderd in zaak II. De rechtbank heeft dit beroep op verrekening afgewezen omdat het onvoldoende is onderbouwd. Deze grief kan vanwege een gebrek aan belang niet tot vernietiging van het vonnis leiden. In hoger beroep komen de toegewezen vorderingen vast te staan, met verschillende data van ingang van renteverplichtingen. Dat er daarnaast belang is om ook nog verrekeningen toe te passen, is onvoldoende onderbouwd.
incidentele grief Jluidt dat de vordering tot schadevergoeding van P&N ten onrechte is afgewezen vanwege het ontbreken van causaal verband tussen de gestelde schade en de gestelde tekortkomingen/onrechtmatige daad. In r.o. 5.26 van het vonnis is geoordeeld dat causaal verband tussen de schade, bestaande uit het niet kunnen terugverdienen van de investeringen van P&N en (i) het niet langer verrichten van werkzaamheden door InnoCapital en Pursel, (ii) het tekortschieten van InnoCapital en Pursel en/of (iii) het onrechtmatig handelen van InnoCapital en Pursel, onvoldoende is onderbouwd. Het hof verenigt zich met dit oordeel en de gronden waarop het berust en maakt deze tot de zijne, met de volgende aanvulling. In hoger beroep heeft P&N aanvullend gesteld dat InnoCapital en Pursel door hun handelwijze P&N
“iedere kans”hebben ontnomen om haar investering terug te verdienen. De stelling dat
“iedere kans”is ontnomen is een onvoldoende onderbouwing. Het gaat in dit geval om een investering die per definitie risicodragend is. Het had op de weg van P&N gelegen om haar vordering op het punt van het causaal verband tussen de gestelde normschending(en) en het teloorgaan van deze investering te concretiseren, reeds omdat in de bestreden rechtsoverweging vrij precies – en op juiste wijze – wordt aangegeven in welk opzicht deze concretisering in eerste aanleg onvoldoende was.
incidentele grief Kbetoogt P&N dat haar de bescherming van
art. 2:93 lid 2 BW toekomt en zij zodoende op grond van de Financieringsovereenkomst de door haar in het project Fundspark geïnvesteerde bedragen van InnoCapital en Pursel als schadevergoeding kan vorderen. De rechtbank heeft dit standpunt in r.o. 5.27 en 5.28 verworpen omdat – in de kern samengevat – P&N bij de financieringsovereenkomst niet als contractuele wederpartij van de NV i.o. moet worden beschouwd, maar als investeerder en beoogd oprichter/aandeelhouder. Het hof verenigt zich met dit oordeel en de gronden waarop het berust en maakt deze tot de zijne, met de volgende aanvulling. De financieringsovereenkomst heeft blijkens de considerans tot doel te verzekeren dat de investeringen van P&N – de voorfinanciering – door NV, na oprichting, worden terugbetaald zodra deze daartoe
“uit gerealiseerde omzet”in staat is. In deze context bezien moet worden geoordeeld dat de financieringsovereenkomst in de verhouding tussen P&N enerzijds en InnoCapital en Pursel anderzijds, geen wijziging beoogde in de afspraken over de inbreng van partijen en de onderlinge afwikkeling daarvan, maar tot niet meer strekt dan het verstrekken van een titel aan P&N om, zodra dit uit gerealiseerde omzet mogelijk is, de investeringen van de NV terug te krijgen. Aldus is P&N geen “derde” die op grond van art. 2:93 lid 2 BW bescherming toekomt.
Beslissing
8 juli 2015, maar uitsluitend op het punt van het ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen bedrag;
- veroordeelt P&N aan InnoCapital en Pursel ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten een bedrag te betalen van € 1.175,-- ;
- bekrachtigt dit vonnis voor het overige;
- veroordeelt InnoCapital en Pursel hoofdelijk in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van P&N tot op heden begroot op € 2.580,-- aan griffierecht en € 5.879,-- aan salaris advocaat (1,5 punt, tarief € 3.919,--);
- veroordeelt P&N in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van InnoCapital en Pursel tot op heden begroot op € 2.939,-- aan salaris advocaat (0,75 punt, tarief € 3.919,--);
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van
- veroordeelt InnoCapital en Pursel hoofdelijk in de kosten van het geding in principaal hoger beroep, aan de zijde van P&N tot op heden begroot op € 2.580,-- aan griffierecht en € 2.940,-- aan salaris advocaat , (1,5 punt, tarief € 1.960,--);
- veroordeelt P&N in de kosten van het geding in incidenteel hoger beroep, aan de zijde van InnoCapital en Pursel tot op heden begroot op € 1.470,-- aan salaris advocaat (0,75 punt, tarief € 1.960,--);
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.