ECLI:NL:GHDHA:2018:1223

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
23 mei 2018
Zaaknummer
200.225.210/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oppositie KPN tegen inschrijving Benelux woordmerk PN van KPP Design Ltd.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 mei 2018 uitspraak gedaan in een oppositieprocedure tussen Koninklijke KPN N.V. (hierna: KPN) en KPP Design Ltd. (hierna: KPP) betreffende de inschrijving van het Benelux woordmerk 'PN'. KPN had eerder oppositie ingesteld tegen de inschrijving van dit merk door KPP, welke oppositie door het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) was afgewezen. KPN verzocht het hof om deze beslissing te vernietigen en de oppositie alsnog toe te wijzen voor de klassen 9 en 38, met veroordeling van KPP in de kosten.

De procedure begon met de beslissing van het BBIE op 10 augustus 2017, waarin de oppositie van KPN werd afgewezen. KPN stelde dat er visuele en auditieve overeenstemming bestond tussen haar merk 'KPN' en het teken 'PN', en dat er verwarringsgevaar bestond bij het publiek. KPP betwistte dit en stelde dat er geen overeenstemming was, vooral vanwege het verschil in de beginletter.

Het hof oordeelde dat er wel degelijk sprake was van een geringe mate van visuele en auditieve overeenstemming tussen de merken, en dat de grote bekendheid en het sterke onderscheidend vermogen van het merk KPN bijdroegen aan het verwarringsgevaar. Het hof vernietigde de beslissing van het BBIE en wees de oppositie van KPN toe voor de klassen 9 en 38, terwijl de oppositie voor klasse 25 werd afgewezen. KPP werd veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.225.210/01
Oppositiebeslissing BBIE: 2011632

Beschikking van 29 mei 2018

in de zaak van

Koninklijke KPN N.V.,

gevestigd te Den Haag,
verzoekster,
hierna te noemen: KPN,
advocaat: mr. J.J.E. Bremer te Den Haag,
tegen
de rechtspersoon naar vreemd recht
KPP Design Ltd.,
gevestigd te Folkestone, Verenigd Koninkrijk,
verweerster,
hierna te noemen: KPP,
advocaat: mr. A. Das Gupta te Amsterdam.

De procedure

1. Bij beslissing van 10 augustus 2017 heeft het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (hierna: het Bureau) de oppositie met nummer 2011632 van KPN tegen inschrijving van het Benelux woordmerk PN van KPP afgewezen.
Bij op 10 oktober 2017 bij het hof ingekomen verzoekschrift, met producties, heeft KPN het hof verzocht deze beslissing van het Bureau te vernietigen en opnieuw recht doende de door KPN ingestelde oppositie toe te wijzen voor wat betreft klasse 9 en 38, met veroordeling van KPP in de kosten van KPN in beide instanties.
Bij op 9 april 2018 bij het hof ingekomen verweerschrift, met producties, heeft KPP het verzoek bestreden.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 12 april 2018, bij welke gelegenheid partijen hun standpunten aan de hand van pleitnotities hebben doen toelichten, KPN door mr. Bremer voornoemd, mr. J.H.A.M. Klaus en mr. I. Klink, advocaten te Den Haag, en KPP door mr. B. Sujecki, advocaat te Amsterdam.

Beoordeling van het verzoek

2. Uit de processtukken en de stellingen van partijen is het volgende gebleken.
3. Op 18 november 2015 heeft KPP een Benelux-depot, met nummer 1321429, verricht van het woordmerk PN (hierna ook: het teken) voor waren en diensten in klassen 9, 25 en 38. Het depot is gepubliceerd op 24 november 2015.
4. Op 25 januari 2016 heeft KPN oppositie, met nummer 2011632, ingesteld tegen deze inschrijving. De oppositie is gebaseerd op:
a. de Benelux-inschrijving met nummer 529431 van het woordmerk KPN (hierna: merk 1), ingediend op 2 maart 1993 en ingeschreven op 1 november 1993 voor waren en diensten in klassen 9, 12, 16, 35, 36, 37, 38, 39, 41 en 42.
de Benelux-inschrijving met nummer 798741 van het hierna afgebeelde woord-/beeldmerk (hierna: merk 2), ingediend op 22 maart 2006 en ingeschreven op 7 juni 2006 voor waren en diensten in klassen 9, 35, 38, 41 en 42:
de Benelux-inschrijving met nummer 983850 van het hierna afgebeelde woord-/beeldmerk (hierna: merk 3), ingediend op 19 oktober 2015 en ingeschreven op 31 december 2015 voor waren en diensten in klassen 9, 35, 36, 37, 38, 41 en 42:
5. Bij beslissing van 10 augustus 2017 heeft het Bureau de oppositie van KPN afgewezen en beslist dat voormeld depot 1321429 wordt ingeschreven, met veroordeling van KPN in de kosten van de oppositie. Ter onderbouwing van de afwijzing van de oppositie heeft het Bureau overwogen dat geen sprake is van (visuele of auditieve) overeenstemming, zodat er geen sprake kan zijn van verwarringsgevaar; andere vragen zoals de vraag of sprake is van soortgelijkheid van waren en diensten, heeft het Bureau (daarom) niet behandeld.
6. KPN heeft acht grieven gericht tegen de beslissing van het Bureau, waarvan één grief voorwaardelijk is ingesteld (grief 8). In beroep heeft KPN haar oppositie beperkt: zij ageert alleen op grond van merken 1 en 2, en keert zich niet langer tegen inschrijving van het teken voor de waren in klasse 25 (
‘Clothing; footwear; headgear; swimwear; sportswear; leisurewear’).
7. De oppositie is gebaseerd op art. 2.14, eerste lid, aanhef en onder a, in verbinding met art. 2.3, sub b, Benelux-Verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen), hierna: BVIE. [1] In art. 2.14, eerste lid, aanhef en onder a, BVIE is bepaald:
‘1. De deposant of houder van een ouder merk kan (…) schriftelijk oppositie instellen bij het Bureau tegen een merk dat:a. in rangorde na het zijne komt, overeenkomstig de bepalingen in artikel 2.3, sub a en b, (…).’
8. Art. 2.3 BVIE bepaalt, voor zover hier van belang:
‘Bij de beoordeling van de rangorde van het depot wordt rekening gehouden met de op het tijdstip van het depot bestaande en ten tijde van het geding gehandhaafde rechten op:(…)
b. gelijke of overeenstemmende, voor dezelfde of soortgelijke waren of diensten gedeponeerde merken, indien bij het publiek verwarring, inhoudende de mogelijkheid van associatie met het oudere merk, kan ontstaan (…).’
9. Het hof stelt voorop dat bij de beoordeling van de vraag of het bestreden teken en het merk zodanig overeenstemmen dat daardoor bij het in aanmerking komende publiek van de desbetreffende waren en/of diensten directe of indirecte verwarring kan ontstaan als bedoeld in art. 2.3 sub b BVIE, in aanmerking moet worden genomen dat het verwarringsgevaar globaal dient te worden beoordeeld volgens de indruk die het teken en het merk bij de gemiddelde consument van de betrokken waren en/of diensten achterlaten, met inachtneming van de relevante omstandigheden van het concrete geval, met name de onderlinge samenhang tussen de overeenstemming tussen teken en merk en de soortgelijkheid van de betrokken waren en/of diensten. De globale beoordeling van het verwarringsgevaar dient, wat de visuele, auditieve of begripsmatige overeenstemming tussen teken en merk betreft, te berusten op de totaalindruk die door het teken/het merk wordt opgeroepen waarbij in het bijzonder rekening dient te worden gehouden met hun onderscheidende en dominerende bestanddelen. Voorts dient rekening te worden gehouden met het onderscheidend vermogen van het merk. Er moet sprake zijn van reëel verwarringsgevaar bij de gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende gewone consument van de betrokken waren en/of diensten. In het kader van een oppositie moet daarbij, voor zover hier relevant, worden gekeken naar het publiek dat gewoonlijk consument is van de waren en/of diensten waarvoor het teken is gedeponeerd en het merk is ingeschreven en dus niet naar de waren en/of diensten waarvoor en de wijze waarop het teken en het merk daadwerkelijk worden gebruikt of in de toekomst (waarschijnlijk) zullen worden gebruikt. In dit geval – zo is niet in geschil – gaat het om de gemiddelde consument. Verwarringsgevaar moet eerder worden aangenomen naarmate de waren en/of diensten (soort)gelijker zijn en andersom minder snel wanneer de waren en/of diensten minder overeenstemmen.
10. Het hof zal de grieven eerst beoordelen op basis van merk 1.
Grief 1: visuele en/of auditieve overeenstemming
11. Met haar eerste grief bestrijdt KPN het oordeel van het Bureau dat er geen visuele en/of auditieve overeenstemming bestaat tussen de merken en het teken.
12. KPN stelt dat merk 1 (woordmerk KPN) en het teken (woordmerk PN) in visueel en auditief opzicht gemiddeld overeenstemmen.
13. In visueel opzicht stemmen merk 1 en teken volgens KPN op een zestal punten overeen, te weten: (i) het zijn beide korte tekens, (ii) beide zijn geen echt ‘woord’ maar een afkorting, een combinatie van letters, (iii) beide zijn in hoofdletters geschreven, (iv) beide bevatten de letters P en N, (v) deze letters staan in dezelfde volgorde (PN) en (vi) het teken PN is volledig vervat in merk 1 (KPN). Dat de beginletter verschilt, doet daar niet aan af: anders dan bij langere tekens, besteedt het publiek bij korte tekens, zoals de onderhavige, niet méér aandacht aan eerste deel van het teken, aldus KPN onder verwijzing naar rechtspraak van onder meer het Gerecht van de Europese Unie (hierna: Gerecht EU). [2]
14. Volgens KPP is er geen sprake van overeenstemming. Zij wijst er op dat er, door het verschil van één letter, een procentueel onderscheid is van maar liefst 33,33% en dat de K van ‘Koninklijke’ een belangrijke plaats inneemt in, en onlosmakelijk onderdeel is van de lettercombinatie KPN. Voorts betoogt zij, onder verwijzing naar rechtspraak van het Gerecht EU, dat juist bij korte tekens het eerste deel van het teken meer aandacht van het publiek krijgt. [3] Dat eerste deel verschilt in deze zaak.
15. Volgens vaste rechtspraak dient de globale beoordeling van het verwarringsgevaar, wat de visuele, auditieve of begripsmatige overeenstemming tussen teken en merk betreft, te berusten op de totaalindruk die door het teken/het merk wordt opgeroepen waarbij in het bijzonder rekening dient te worden gehouden met hun onderscheidende en dominerende bestanddelen. Daarbij moet in aanmerking worden genomen dat de gemiddelde consument merk en teken gewoonlijk als geheel waarneemt en niet let op de verschillende details daarvan en dat de gemiddelde consument merk en teken meestal niet tegelijk voor zich zal hebben en op die manier zal kunnen vergelijken, zodat moet worden uitgegaan van het min of meer vage totaalbeeld dat bij hem blijft hangen.
16. Naar het oordeel van het hof stemmen merk 1 en teken in visueel opzicht overeen op de hiervoor in 13 genoemde punten. Het punt dat merk en teken in hoofdletters zijn geschreven weegt daarbij niet mee, omdat merk en teken woordmerken zijn. Daarnaast is er een verschil: het woordmerk KPN bestaat uit drie letters waarvan de eerste een K is, terwijl deze K ontbreekt in het teken PN, dat uit twee letters bestaat.
17. De vraag is of dit verschil meebrengt dat, ondanks de hiervoor genoemde punten van overeenstemming, van de totaalindruk die door het woordmerk KPN en het teken PN wordt opgeroepen, niet kan worden gezegd dat sprake is van visuele overeenstemming. Volgens KPP moet bij deze beoordeling in aanmerking worden genomen dat de consument ook bij korte tekens meer belang hecht aan het eerste deel van een woord en dat bij korte tekens kleine verschillen eerder worden opgemerkt door het publiek. Veronderstellenderwijs met KPP hiervan uitgaande, is het hof van oordeel (i) dat, rekening houdend met de hiervoor genoemde punten van overeenstemming en met het verschil alsmede met de onderscheidende en dominerende bestanddelen van de beide tekens, van de totaalindruk die door het woordmerk KPN en het teken PN wordt opgeroepen, niet kan worden gezegd dat geen sprake is van visuele overeenstemming en (ii) dat er bij die veronderstelling sprake is van een geringe mate van visuele overeenstemming.
18. Hetzelfde geldt m.m. voor de vraag naar de auditieve overeenstemming. KPN stelt terecht dat op een drietal punten sprake is van auditieve overeenstemming, te weten (i) beide tekens worden als losse letters (van een afkorting) uitgesproken, (ii) de klank van de overeenstemmende delen PN is identiek (‘pee-en’), en (iii) bij het uitspreken wordt het merendeel van de tijd die het kost om KPN en PN uit te spreken, besteed aan het deel PN.
19. Daarnaast is er een verschil: de beginklank K (‘ka’), die volgens KPP meebrengt dat geen sprake is van overeenstemming. Ook hier veronderstellenderwijs met KPP er van uitgaande dat de consument ook bij korte tekens meer belang hecht aan het eerste deel van een woord en dat bij korte tekens kleine verschillen eerder worden opgemerkt door het publiek, is het hof van oordeel (i) dat, rekening houdend met de drie hiervoor genoemde punten van overeenstemming en met het verschil alsmede met de onderscheidende en dominerende bestanddelen van beide tekens, van de totaalindruk die door het woordmerk KPN en het teken PN wordt opgeroepen, niet kan worden gezegd dat geen sprake is van auditieve overeenstemming en (ii) dat er bij die veronderstelling sprake is van een geringe mate van auditieve overeenstemming.
20. Begripsmatige overeenstemming is bij de onderhavige tekens niet aan de orde. Dit is tussen partijen niet in geschil en grief 1 bestrijdt het desbetreffende oordeel van het Bureau ook niet.
21. Uit het voorgaande volgt dat minst genomen sprake is van een geringe mate van overeenstemming in visueel en auditief opzicht. Het Bureau heeft dus ten onrechte geoordeeld dat er geen sprake is van visuele en/of auditieve overeenstemming tussen merk 1 en het teken. Grief 1 slaagt.
Grief 2: globale beoordeling verwarringsgevaar
22. Grief 2 keert zich tegen het oordeel van het Bureau dat er geen verwarringsgevaar kan zijn omdat er geen overeenstemming bestaat tussen merk en teken. Hij klaagt dat – nu er sprake is van (zekere) overeenstemming – het Bureau ten onrechte heeft nagelaten een globale beoordeling van het verwarringsgevaar te verrichten, rekening houdend met alle relevante omstandigheden van het geval.
23. De grief slaagt. Een beoordeling van het gestelde verwarringsgevaar kan alleen achterwege blijven indien in geen enkel opzicht overeenstemming bestaat tussen merk en teken. Is daarentegen sprake van een zekere, zelfs geringe, mate van overeenstemming, dan moet een globale beoordeling worden verricht om uit te maken of, niettegenstaande de geringe mate van overeenstemming tussen merk en teken, het betrokken publiek merk en teken met elkaar kan verwarren of een verband tussen beide legt, omdat er andere relevante factoren, zoals de algemene bekendheid of de reputatie van het oudere merk, bestaan. [4] In het onderhavige geval is, zoals hiervoor overwogen, sprake van minst genomen geringe overeenstemming, zodat de globale beoordeling van het verwarringsgevaar niet achterwege kan blijven.
Grief 3: onderscheidend vermogen
24. Grief 3 klaagt dat het Bureau heeft miskend dat de merken zeer bekend zijn en door intensief gebruik een zeer sterk onderscheidend vermogen hebben verkregen. KPN heeft dit uitvoerig onderbouwd in haar verzoekschrift en KPP heeft in haar verweerschrift erkend dat de merken in Nederland bekende merken zijn. Grief 3 slaagt.
Grief 4: identiteit/soortgelijkheid waren en diensten
25. Grief 4 klaagt dat het Bureau heeft miskend dat er identiteit althans een hoge mate van soortgelijkheid is tussen de waren en diensten van de merken en het teken. Daartoe heeft KPN de volgende schematische vergelijking gemaakt van enerzijds de meest in aanmerking komende waren en diensten waarvoor de merken zijn ingeschreven en anderzijds de waren en diensten waarvoor het teken is ingeschreven.
Merken
Teken
Klasse 9
Merk 1
Kl 9 Apparatuur, randapparatuur, hulpapparatuur, componenten, netwerken en computerprogramma's in relatie tot (tele)communicatie en (kantoor)automatisering, alsmede in relatie tot de opslag, het transport en de verwerking van gegevens, documenten en goederen.
Merk 2
Kl 9 (Tele)communicatie(netwerk)apparatuur en -interfaces; geregistreerde computerprogramma's; apparaten voor het opnemen, het overbrengen, decoderen en het weergeven van geluid of beeld; magnetische en optische gegevensdragers en geluidsdragers waaronder begrepen (geïntegreerde) mp3 spelers; (geïntegreerde)- fotocamera's; computerchips; chipcards en simcards; (mobiele) telefoontoestellen; antwoordapparaten.
Cl 9 Computer hardware; computer software; computer peripherals; electronic data processing equipment; computer networking and data communications equipment; computer components and parts.
Klasse 38
Merk 1
Kl 38 Transport, opslag en verwerking van licht-, geluid-, data-, informatie- en beeldsignalen, alsmede het beschikbaarhouden van de daarvoor benodigde telecommunicatie-infrastructuur; elektronisch transport van documenten en berichten.
Merk 2
Kl 38 Telecommunicatie; het verschaffen van toegang tot Internet; elektronische overdracht van data; advisering met betrekking tot de inhuur van telecommunicatieapparatuur en -randapparatuur.
Cl 38 Telecommunication services; communication services for the electronic transmission of voices; transmission of data; electronic transmission of images, photographs, graphic images and illustrations over a global computer network; transmission of data, audio, video and multimedia files; simulcasting broadcast television over global communication networks, the Internet and wireless networks; provision of telecommunication access to video and audio content provided via an online video-on-demand service.
Klasse 42
Merk 1
Kl 42 Technische advisering en het geven van voorlichting met betrekking tot het gebruik en de toepassing van de waren in klassen 9 en 12 en diensten in de klassen 37, 38 en 39; begeleiding bij de keuze van systemen, apparatuur en programmatuur en bij de invoering en het gebruik daarvan; verrichten van onderzoek, ontwikkelen, ontwerpen en construeren van produkten o.a. in relatie tot (tele)communicatie, (kantoor)automatisering, opslag, transport en verwerking van gegevens, documenten en goederen; ontwerpen, construeren, aanpassen en actualiseren van (tele)communicatie- en automatiseringsconcepten en van computerprogramma's; onderhouden en bijhouden van computerprogramma's, alsmede ter beschikking stellen van reservebestanden; toepasbaarheidsonderzoek; testen van communicatieprotocollen.
Merk 2
Kl 42 Technische advisering inzake het installeren van computersoftware; voorlichting inzake het aanpassen en actualiseren van (tele)communicatie- en automatiseringsconcepten en - programmatuur, alsmede van software ten behoeve van netwerken; technische adviezen op het gebied van ontwerpen, ontwikkelen, aanleggen en/of installeren van (tele)communicatie- en automatiserings(netwerk)apparatuur en interfaces, softwarematig; technische adviezen, al dan niet via helpdesks, met betrekking tot software en hardware, alsmede met betrekking tot de installatie van software; installeren van computerprogramma's (software); het ter beschikking stellen van computerhardware en -software benodigd voor de overdracht van data en voor het installeren en beheren van websites en andere on-line media; diensten voor ICT-specialisten; ontwerpen, schrijven, aanpassen en actualiseren van telecommunicatie- en automatiseringsconcepten en -software; installeren, onderhouden en updaten van software.
26. Volgens KPP is om drie redenen geen sprake van soortgelijkheid. In de eerste plaats betoogt KPP dat de waren waarvoor merk 1 is ingeschreven een duidelijk focus hebben op telecommunicatie. In de tweede plaats zijn bij merk 1 en het teken van elkaar afwijkende omschrijvingen van de waren en diensten gebruikt. In de derde plaats is KPN een telecomprovider en leverancier van ICT-diensten terwijl KPP dat niet is en de andere ondernemingen van de man achter KPP, de heer [naam] , evenmin.
27. Bij de beoordeling van de soortgelijkheid van de waren en/of diensten dient rekening te worden gehouden met alle relevante factoren die de verhouding kenmerken tussen de waren en/of diensten waarvoor het teken is gedeponeerd en waarvoor de opponerende merken zijn ingeschreven. Dat zijn onder meer hun aard, bestemming, gebruik en distributiekanalen, maar ook het concurrerend dan wel complementair karakter ervan. [5]
28. Naar het oordeel van het hof volgt uit de hiervoor weergegeven vergelijking van de betrokken waren en diensten van merk 1 en het teken dat die deels identiek en deels in hoge mate soortgelijk zijn. Dat de omschrijving van de waren en diensten waarvoor merk 1 is ingeschreven in bepaalde opzichten meer focust op telecommunicatie is niet relevant. Als de in het merk genoemde waren/diensten worden gedekt door een algemene benaming of een ruime categorie die voor het bestreden teken wordt gebruikt, moeten deze waren/diensten als identiek worden beschouwd. Het argument van KPP dat de omschrijvingen verschillen, snijdt geen hout; het gaat immers niet om de omschrijving maar om de begripsinhoud. Het argument dat de bedrijfsactiviteiten van enerzijds KPN en anderzijds KPP en aan haar gelieerde ondernemingen verschillen, snijdt evenmin hout; het gaat immers om de ingeschreven waren en diensten en niet om het feitelijk gebruik.
Grief 5: verwarringsgevaar
29. Grief 5 klaagt dat het Bureau ten onrechte heeft geconcludeerd dat er geen overeenstemming bestaat tussen de merken en het teken. Gelet op de aanzienlijke mate van overeenstemming tussen merken en teken, de identiteit althans hoge mate van soortgelijkheid van de betrokken waren en diensten alsmede de grote bekendheid en het sterke onderscheidend vermogen van de merken, is volgens KPN sprake van verwarringsgevaar. Daar komen nog twee omstandigheden bij. In de eerste plaats maakt geen van de andere aanbieders van telefoon, internet, televisie en/of ICT-infrastructuur gebruik van een teken dat ook maar in enige mate gelijkend is aan de merken van KPN; dit betekent dat het publiek bij het zien van een merk als PN al snel geneigd zal zijn te denken dat het iets met KPN heeft te maken. In de tweede plaats bestaat de mogelijkheid dat KPP haar eigen naam in combinatie met PN gaat gebruiken, hetgeen niet ongebruikelijk is in deze branche. Dan zou zij de markt op kunnen gaan met aanduidingen als ‘KPP PN telecom’, ‘KPP PN Internet’ en ‘KPP PN televisie’, en dan is de verwarring compleet, aldus KPN.
30. KPP betwist dat sprake is van verwarringsgevaar. Volgens haar is er geen overeenstemming tussen de merken en het teken, zodat er ook geen verwarringsgevaar kan zijn. Bovendien heeft KPN geen marktonderzoek overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van verwarringsgevaar. KPP betwist de twee door KPN genoemde bijkomende omstandigheden.
31. De vraag of sprake is van verwarringsgevaar moet worden beoordeeld aan de hand van de hiervoor in 9 genoemde maatstaf. Het hof gaat daarbij uit van de gemiddelde consument met een normaal aandachtsniveau. Voorts geldt dat een geringe mate van overeenstemming tussen merk en teken kan worden gecompenseerd door andere relevante factoren zoals met name identiteit of een hoge mate van soortgelijkheid van de betrokken waren en diensten alsmede grote bekendheid en een sterk onderscheidend vermogen van het merk. [6]
32. Hiervoor in 21 heeft het hof vastgesteld dat
minst genomensprake is van een geringe mate van overeenstemming in visueel en auditief opzicht. Uitgaande van een dergelijke geringe mate van overeenstemming, is naar het oordeel van het hof, gelet op de identiteit althans de hoge mate van soortgelijkheid van de betrokken waren en diensten alsmede de grote bekendheid en het sterke onderscheidend vermogen van merk 1, niettemin toch sprake van (direct en/of indirect) verwarringsgevaar als bedoeld in art. 2.3 sub b BVIE. Voor die beoordeling is niet vereist dat KPN een marktonderzoek overlegt. Grief 5 slaagt dus. De twee door KPN aangevoerde bijkomende omstandigheden behoeven geen beoordeling.
Grieven 6, 7 en 8
33. Gelet op het voorgaande slagen ook grief 6 (over de proceskostenveroordeling door het Bureau) en grief 7 (algemene veeggrief). Grief 8, die is ingesteld onder de voorwaarde dat KPP normaal gebruik van (een van) de merken betwist, behoeft geen behandeling omdat deze voorwaarde niet is vervuld.
34. Een beoordeling van de vraag naar verwarringsgevaar op basis van merk 2 kan achterwege blijven (zie hiervoor in 10).
35. Het getuigenbewijsaanbod van KPP wordt gepasseerd nu het niet gespecificeerd is.
Slotsom
36. Het bovenstaande brengt mee dat de beslissing van het Bureau moet worden vernietigd en dat de oppositie alsnog zal worden toegewezen behalve voor de waren in klasse 25 (
‘Clothing; footwear; headgear; swimwear; sportswear; leisurewear’; zie hiervoor in 6).
37. KPP zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van de oppositie en het beroep. Wat betreft de kosten voor de oppositie bij het Bureau overweegt het hof dat KPP geen kosten is verschuldigd nu de oppositie gedeeltelijk zal worden toegewezen (art. 2.16 lid 5 BVIE). Wat betreft de kosten van het beroep zal het hof de kosten begroten aan de hand van het (per 1 mei 2018 gewijzigde) liquidatietarief. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard, zoals door KPN verzocht.

Beslissing

Het hof:
- vernietigt de beslissing in oppositie met nummer 2011632 van het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom van 10 augustus 2017;
en opnieuw rechtdoende:
- besluit:
- de oppositie wordt toegewezen voor de waren en diensten in klassen 9 en 38; de oppositie wordt afgewezen voor de waren in klasse 25;
- het Benelux-depot 1321429 wordt ingeschreven (alleen) voor de waren in klasse 25;
- veroordeelt KPP in de kosten van het beroep, tot op heden aan de zijde van KPN begroot op € 716,- aan griffierechten en € 2.148,- aan salaris voor de advocaat;
- verklaart deze beschikking ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.J. Schaafsma, M.P.J. Ruijpers en P.H. Blok; zij is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 29 mei 2018, in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.
2.Met name Gerecht EU 20 april 2005, T-273/02, ECLI:EU:T:2005:134 (CALYPSO/CALPICO); Gerecht EU 21 oktober 2008, T-95/07, ECLI:EU:T:2008:455 (PREZAL/PRAZOL).
3.Met name Gerecht EU 13 februari 2007, T-353/04, ECLI:EU:T:2007:47 (EURON/CURON); Gerecht EU 23 mei 2007, T-342/05, ECLI:EU:T:2007:152 (COR/DOR); Gerecht EU 12 november 2009, T-438/07, ECLI:EU:T:2009:434 (SPA/SpagO).
4.Vgl. in het kader van (thans) Verordening (EU) 2017/1001 inzake het Uniemerk (codificatie),
5.Vgl. HvJ EG 29 september 1998, C-39/37, ECLI:EU:C:1998:442 (Canon/Cannon); HvJ EU 21 januari 2016, C-50/15P, ECLI:EU:C:2016:34 (Carrera).
6.Vgl. HvJ EG 29 september 1998, C-39/97, ECLI:EU:C:1998:442 (Canon/Cannon); HvJ EG 18 juni 2009, C-487/09, ECLI:EU:C:2009:378 (l’Oréal/Bellure).