ECLI:NL:GHDHA:2018:1214

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 mei 2018
Publicatiedatum
22 mei 2018
Zaaknummer
200.169.519
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van een arrest wegens kennelijke schrijffout en omissie in beslissingen over rangorde van vorderingen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 29 mei 2018 een beslissing genomen naar aanleiding van een verzoek tot herstel van een eerder gewezen arrest van 13 februari 2018. Het verzoek tot herstel werd ingediend door Intertech Mechanical B.V. en betrof een kennelijke schrijffout in de overwegingen van het arrest, waarbij het getal 72 moest worden vervangen door 8. Daarnaast werd verzocht om aanvulling van het arrest met betrekking tot de rangorde van de vorderingen van de vennootschappen CJSC Mosoblenergogaz en OJSC Mezhregionteploenergo (hierna gezamenlijk aangeduid als MOEG c.s.).

Intertech stelde dat er drie fouten of verzuimen in het arrest waren, waaronder een onduidelijkheid over de erkenning van finale kwijting en het ontbreken van een oordeel over bepaalde stellingen in de pleitaantekeningen. MOEG c.s. hebben gereageerd op het verzoek van Intertech en gaven aan geen bezwaar te hebben tegen de verbetering van de schrijffout, maar wel tegen de andere verzoeken tot aanvulling.

Het hof heeft de verzoeken beoordeeld en heeft besloten de kennelijke schrijffout te herstellen. Wat betreft de verzoeken tot aanvulling heeft het hof geoordeeld dat deze geen kennelijke fouten betroffen die eenvoudig hersteld konden worden. Het hof heeft echter wel vastgesteld dat er een verzuim was in de beslissing over de rangorde van de vorderingen van MOEG c.s. en heeft de motivering van het arrest aangevuld. De beslissing van het hof houdt in dat Intertech inzage moet geven in de gevraagde documenten, maar dat afschriften alleen moeten worden verstrekt op specifiek verzoek van MOEG c.s. na inzage.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.169.519/01
Zaak-rolnummer rechtbank: C/10/449656 / HA ZA 15-451

beslissing van 29 mei 2018

in de zaak van
1. de vennootschap naar het recht van de Russische Federatie
CJSC Mosoblenergogaz,
gevestigd te Moskovskaya oblast, Rusland, en
2. de vennootschap naar het recht van de Russische Federatie
OJSC Mezhregionteploenergo,
gevestigd te Vidnoe, Rusland,
hierna gezamenlijk te noemen: MOEG c.s.,
advocaat: mr. J.P.P. Latour te Amsterdam,
tegen

Intertech Mechanical B.V.,

gevestigd te Groot-Ammers, gemeente Molenwaard,
hierna te noemen: Intertech,
advocaat: mr. M.M. Broere-Blokland te Dordrecht.
1. Het hof heeft op 13 februari 2018 in bovengenoemde zaak arrest gewezen.
2. Het hof heeft kennis genomen van het verzoek van Intertech bij brief van 28 maart 2018 om het arrest te verbeteren en aan te vullen op de voet van artikel 31 c.q. 32 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Intertech heeft in haar verzoek aangegeven dat er volgens haar drie fouten of verzuimen in het arrest zijn, te weten (kort gezegd):
a. In regel 6 van alinea 14 van het arrest staat “
Ook verwijst zij naar 72 facturen van Polykraft aan Energo Development (…)”, terwijl het niet 72, maar 8 facturen betreft.
b. Uit alinea 20 van het arrest blijkt dat het hof de finale kwijting ter zake van de overeenkomst van 25 september 2012 voor de levering van 6 generatoren wel erkent, maar uit het dictum onder I (i), (ii), en (iii) blijkt niet dat deze kwijting voor de betreffende order daarin is verwerkt.
c. Er is geen oordeel gegeven over de stellingen in de pleitaantekeningen van Intertech onder 20 en 22, dat alle ruim 1.500 beslagdocumenten zijn ingezien en dat alle aanwezige overeenkomsten en facturen met Intertech en eventuele tussenpersonen reeds in het bezit zijn gesteld van MOEG c.s. en als productie in het geding zijn gebracht.
3. MOEG c.s. zijn in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. Bij brief van 23 april 2018 hebben zij aangegeven geen bezwaar te hebben tegen inwilliging van het verzoek om verbetering van de kennelijke verschrijving hiervoor genoemd onder a, en wel bezwaar te hebben tegen inwilliging van de verzoeken tot verbetering of aanvulling hiervoor genoemd onder b en c. Tevens hebben MOEG c.s. harerzijds een verzoek ingediend tot verbetering en aanvulling van het arrest op de voet van artikel 31 of 32 Rv, betreffende (kort gezegd):
d. Het hof heeft beslist dat Intertech “
afschrift, dan wel uittreksel of inzage” van de in het dictum genoemde bescheiden moet geven. Het hof heeft geen acht geslagen op en niet beslist over de rangschikking in de vordering van MOEG c.s., namelijk:
primair: afschrift,
subsidiair: uittreksel en
meer subsidiair: inzage.
4. Intertech is in de gelegenheid gesteld op dit verzoek te reageren. Bij brief van 14 mei 2018 heeft zij aangegeven dat het verzoek moet worden afgewezen, danwel (als het hof niet afwijst) beperkt moet worden tot de ter plaatse door MOEG c.s. zelf geselecteerde stukken.
5. Het hof beslist op de verzoeken als volgt:
6. Ad a:
In de zesde zin van overweging 14 wordt het getal 72 vervangen door het getal 8.
Het getal 72 is een kennelijke verschrijving.
7. Ad b en c:
Dit betreffen geen kennelijke fouten die zich voor eenvoudig herstel lenen of verzuimen om te beslissen over een onderdeel van het gevorderde. Het hof zal het verzoek van Intertech daarom op deze onderdelen niet inwilligen.
8. Ad d:
Zoals in het arrest in overweging 11 is aangegeven, hebben MOEG c.s. hun artikel 843a-vordering tot inzage, afschrift of uittreksel van de bescheiden, ingediend als primaire (afschrift), subsidiaire (uittreksel) en meer subsidiaire (inzage) vordering. Het hof heeft in het dictum bepaald dat Intertech afschrift dan wel uittreksel of inzage moet geven. Het verzoek genoemd onder d betreft een verzuim van het hof om te beslissen over een onderdeel van het gevorderde. Nadat het hof had geoordeeld dat de vordering van MOEG c.s. kon worden toegewezen, had het hof moeten bepalen of deze toewijzing het primair, het subsidiair of het meer subsidiair gevorderde betrof. Het hof kon niet volstaan met het oordeel dat het primair dan wel subsidiair of meer subsidiair gevorderde toewijsbaar was. Het hof zal de overwegingen in het arrest tussen 22 en 23 met de navolgende overwegingen aanvullen en het dictum deels vervangen.
22.1
De toewijzing gaat om veel stukken. Voor MOEG c.s. is het niet mogelijk op voorhand specifiek aan te duiden welke concrete stukken zij voor het onder 3 genoemde bewijs in een schadevergoedingsprocedure nodig kunnen hebben (zij moeten de stukken daartoe immers inzien). Er zullen echter ook (veel) voor MOEG c.s. onbelangrijke documenten tussen de stukken zitten (zoals algemene stukken – bijvoorbeeld handleidingen – over apparatuur en machines). Daarom kan niet van Intertech worden verlangd dat zij van
allestukken die in het dictum zijn geduid, afschrift verschaft, zoals door MOEG c.s. primair gevorderd. Intertech heeft echter niet, althans niet voldoende gemotiveerd, aangevoerd dat het maken van afschriften bezwaarlijk is als het om een beperkt aantal afschriften gaat.
MOEG c.s. hebben er belang bij dat zij afschriften krijgen van de stukken die zij voor het onderbouwen van de onder 3 genoemde vorderingen nodig kunnen hebben. Voor wat betreft de primaire vordering geldt daarom dat Intertech (alleen) bij een concreet verzoek daartoe een afschrift dient te verschaffen van telkens dat document waarvan MOEG c.s. tijdens de inzage specifiek een afschrift verlangen en waarvan in redelijkheid kan worden aangenomen dat dit stuk voor MOEG c.s. van belang zou kunnen zijn ter onderbouwing van een schadevergoedingsvordering in verband met hun standpunt dat zij ten onrechte veel te hoge bedragen hebben betaald voor producten en diensten van Intertech en haar partners danwel dat producten aan hen zijn verkocht die zij niet nodig hadden.
Uiteraard kan Intertech volstaan met uittreksels of inzage indien beide partijen (ook MOEG c.s.) dat voldoende vinden en hoeft Intertech niet opnieuw afschriften te geven van stukken waarvan MOEG c.s. reeds een afschrift heeft.
22.2
Gelet op het voorgaande wijst het hof de primaire vordering (afgifte) af behalve voorzover bij inzage over specifieke door MOEG c.s. geselecteerde stukken een concreet verzoek om afschrift wordt gedaan zoals hiervoor is overwogen.
22.3
Ten aanzien van de reeds concreet in de memorie van grieven onder 3.30 tot en met 3.52 genoemde stukken – dat zijn dus de aangehaalde e-mails en de daarin genoemde facturen, contracten en andere documenten – ligt het nu al in de rede dat Intertech daarvan afschrift aan MOEG c.s. verschaft.
22.4
Intertech is niet gehouden van stukken een uittreksel (te maken en) af te geven, zoals subsidiair gevorderd. Voor zover het primair gevorderde wordt afgewezen omdat niet in redelijkheid kan worden aangenomen dat het stuk voor MOEG c.s. van belang zou kunnen zijn ter onderbouwing van een schadevergoedingsvordering, geldt dat de subsidiaire vordering (uittreksel) op dezelfde grond evenmin voor toewijzing in aanmerking komt.
22.5
Op de gronden zoals eerder in het arrest is overwogen, hebben MOEG c.s. er belang bij dat Intertech inzage in de in het dictum genoemde documenten geeft. De meer subsidiaire vordering (inzage) wordt dus toegewezen.
9. Het hof ging en gaat ervan uit dat partijen zelf, na onderling overleg, in redelijkheid hiernaar handelen.

Beslissing

Het hof verbetert het arrest als volgt:
- vervangt in overweging 14

Ook verwijst zij naar 72 facturen van Polykraft aan Energo Development
door

Ook verwijst zij naar 8 facturen van Polykraft aan Energo Development
- vult de motivering van het arrest na overweging 22 en vóór overweging 23 aan met de overwegingen die in deze beslissing bij punt 8 zijn weergegeven met 22.1–22.5,
en
- vervangt in het dictum:

in conventieI veroordeelt Intertech om aan MOEG c.s. afschrift dan wel uittreksel of inzage te geven van:
door

in conventie
I veroordeelt Intertech om aan MOEG c.s. inzage te geven en afschrift te geven, doch dit laatste (afschrift) slechts indien en voor zover MOEG c.s. dit na inzage specifiek aan Intertech vraagt ten aanzien van één of meer concreet door MOEG c.s. geselecteerd(e) stuk(en) waarbij MOEG c.s. redelijkerwijs belang kan hebben ter onderbouwing van de in overweging 3 genoemde schadevergoedingsvorderingen, van:”
Deze verbeteringen worden aangebracht op de minuut en zijn in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 mei 2013.
Voor het overige blijft het arrest, ook wat betreft de datum van uitspraak, geheel in stand.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G. Dulek-Schermers, E.J. van Sandick en M.E. Honée.