ECLI:NL:GHDHA:2018:1194
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep kort geding
- D. Wachter
- A. Zonneveld
- K. van Barneveld-Peters
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep kort geding omgangsregeling tussen vader en kinderen
In deze zaak gaat het om een hoger beroep in een kort geding betreffende een omgangsregeling tussen een vader en zijn twee minderjarige kinderen. De appellanten, bestaande uit de moeder, de grootmoeder en de partner van de grootmoeder, hebben in hoger beroep beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Rotterdam, dat op 20 februari 2017 is gewezen. De voorzieningenrechter had een omgangsregeling vastgesteld, die uitvoerbaar bij voorraad was, en een dwangsom opgelegd voor het geval de appellanten deze regeling niet zouden nakomen. De appellanten hebben op 15 maart 2017 hun grieven ingediend en op 14 december 2017 heeft het pleidooi plaatsgevonden.
Het hof heeft de grieven van de appellanten beoordeeld. De eerste grief, die zich richtte tegen de bevoegdheid van de voorzieningenrechter, is ingetrokken. De tweede grief, die zich richtte tegen de veroordeling van de grootmoeder en haar partner, is verworpen. Het hof oordeelt dat de voorzieningenrechter op goede gronden heeft geoordeeld dat de dwangsom ook aan de grootmoeder en haar partner kon worden opgelegd, gezien hun eerdere weigering om medewerking te verlenen aan de omgangsregeling.
De derde grief, die zich richtte tegen de uitbreiding van de omgangsregeling, is eveneens verworpen. Het hof heeft vastgesteld dat de rechtbank Rotterdam op 6 juni 2017 een beschikking heeft gegeven die in kracht van gewijsde is gegaan, en dat de door de rechtbank vastgestelde omgangsregeling overeenkomt met die van de voorzieningenrechter. Het hof concludeert dat de voorgedragen grieven falen en bekrachtigt het bestreden vonnis. De appellanten worden hoofdelijk in de proceskosten veroordeeld, die tot op heden zijn begroot op € 2.101,-.