ECLI:NL:GHDHA:2018:1173

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
22-000981-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging vonnis in hoger beroep inzake hulp bij illegaal verblijf

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 8 maart 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 februari 2017. De verdachte, geboren in Indonesië in 1959, was in eerste aanleg veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,- subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van 2 jaar. De tenlastelegging betrof het helpen van anderen bij het verkrijgen van verblijf in Nederland, waarbij de verdachte hen woonruimte had verhuurd, terwijl hij wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dit verblijf wederrechtelijk was.

Tijdens de behandeling in hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die bevestiging van het vonnis waarvan beroep heeft gevorderd. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van enkele aanvullingen op de gronden van het vonnis. De zaak is behandeld op basis van het onderzoek in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep op 5 oktober 2017 en 22 februari 2018. Het hof heeft geen andere beschouwingen en beslissingen genomen dan die van de eerste rechter, met uitzondering van een aanvulling betreffende de rol van de verdachte als eigenaar van een restaurant in Rijswijk.

De uitspraak van het hof bevestigt de eerdere veroordeling van de verdachte en benadrukt de ernst van de feiten, waarbij het hof de noodzaak van een strenge aanpak van illegaal verblijf in Nederland onderstreept. Het arrest is gewezen door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000981-17
Parketnummer: 09-837204-15
Datum uitspraak: 8 maart 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 16 februari 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Indonesië) op [geboortejaar] 1959,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 5 oktober 2017 en 22 februari 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 18 juli 2014 te 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, een ander, te weten
[betrokkene 1] en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/of [betrokkene 4] en/of [betrokkene 5] en/of [betrokkene 6], uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval in een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of hem daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft hij, verdachte, (telkens) aan die pers(o)n(en) een of meer kamer(s), althans enige woonruimte, verhuurd (gelegen aan de [adres]), althans tegen betaling enige verblijfsaccomodatie aangeboden, terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat dat verblijf wederrechtelijk was.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het ten laste gelegde veroordeeld tot een geldboete van € 5.000,- subsidiair 60 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 2 jaar.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met dien verstande dat het hof in het vonnis waarvan beroep de hierna te vermelden aanvulling aanbrengt.
In aanvulling op de in het vonnis op pagina 2 genoemde bewijsmiddelen neemt het hof na de zin: “[betrokkene 1] (de rechtbank begrijpt [betrokkene 1]) is de vriendin […] in de Boogaard.” het volgende op: “De verdachte is de eigenaar van het restaurant genaamd [x] in Rijswijk.” [1]
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. S.A.J. van 't Hul,
mr. G. Knobbout en mr. H.J.M. Smid-Verhage, in bijzijn van de griffier mr. S. Rommen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 8 maart 2018.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van verhoor verdachte, PL1500-2014169124-2, blz. 26 en 27.