ECLI:NL:GHDHA:2018:1172

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 april 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
22-003565-17
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling wegens mishandeling van voormalige partner

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Suriname in 1972, was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, wegens mishandeling van zijn voormalige partner op 27 januari 2016 te Ridderkerk. Het hof heeft het hoger beroep behandeld op 16 april 2018, waarbij het hof kennisnam van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde mishandeling heeft gepleegd, ondanks de verdediging die stelde dat de verklaringen van de aangeefster inconsistent waren. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster geloofwaardig waren en dat het letsel dat zij had opgelopen niet overeenkwam met de verdediging van de verdachte. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, met een voorwaardelijk gedeelte van 20 uren en een proeftijd van 2 jaren.

De strafmotivering was gebaseerd op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was gepleegd, en de impact op de aangeefster, die zich in haar eigen woning en in aanwezigheid van haar kinderen veilig had moeten voelen. Het hof heeft de toepasselijke wettelijke voorschriften in acht genomen en de verdachte als strafbaar verklaard.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003565-17
Parketnummer: 10-044818-16
Datum uitspraak: 30 april 2018
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 16 augustus 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortejaar] 1972,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 16 april 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het hem ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, waarvan 20 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 27 januari 2016 te Ridderkerk [aangeefster] heeft mishandeld door
- meermalen, althans eenmaal in/tegen het gezicht, althans op/tegen het hoofd te slaan en/of stompen en/of
- bij de keel/hals vast te pakken en/of (vervolgens) dicht te houden en/of te knijpen en/of
- bij de haren vast te pakken en/of (vervolgens) aan die haren te trekken.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks27 januari 2016 te Ridderkerk [aangeefster] heeft mishandeld door
-
meermalen, althans eenmaalin
/tegenhet gezicht, althans
op/tegen het hoofd te slaan en
/of stompen en/of
-
bij de keel/hals vast te pakken en/of (vervolgens) dicht te houden en/of te knijpen en/of
- bij de haren vast te pakken en
/of(vervolgens) aan die haren te trekken.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde mishandeling wel wettig maar niet overtuigend bewezen kan worden, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. Hiertoe heeft hij - kort gezegd - aangevoerd dat er zich discrepanties bevinden in de afgelegde verklaringen van de aangeefster die de geloofwaardigheid van haar verklaringen zouden aantasten. De aangeefster zou verbolgen zijn over het feit dat de verdachte een nieuwe relatie zou hebben. Volgens de verdediging zou het dan ook de aangeefster zijn geweest die de verdachte heeft aangevallen en zou de verdachte haar slechts een duw hebben gegeven.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Anders dan de raadsman stelt is het hof van oordeel dat de alternatieve lezing die de verdediging van de gebeurtenis geeft geen steun vindt in het dossier dan wel in hetgeen verhandeld is ter terechtzitting in hoger beroep. Het letsel van de aangeefster past niet bij het krijgen van ‘slechts’ een duw. Het letsel past daarentegen wel bij de verklaring van de aangeefster. Naar het oordeel van het hof geeft hetgeen door de raadsman is aangevoerd geen aanleiding om aan de geloofwaardigheid van de verklaring van de aangeefster te twijfelen. Haar verklaring vindt op relevante onderdelen steun in het dossier. Het aanwezige letsel is immers ook door de aanwezige verbalisanten waargenomen. Dat de verklaringen van de aangeefster bij de politie en ter terechtzitting in eerste aanleg niet steeds tot in detail hetzelfde waren is naar het oordeel van het hof niet vreemd en maakt haar verklaringen nog niet onbetrouwbaar. De essentie van haar verklaringen is steeds dezelfde geweest en is door haar – als getuige onder ede gehoord ter terechtzitting in eerste aanleg - bevestigd.
Het hof verwerpt dan ook het verweer.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan mishandeling van zijn voormalige partner. De verdachte heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit, de persoonlijke levenssfeer en het gevoel van veiligheid van het slachtoffer. Dit klemt te meer nu het feit heeft plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer en terwijl de kinderen thuis waren, een plaats waar het slachtoffer en haar kinderen zich juist veilig zouden moeten voelen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 maart 2018.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot
20 (twintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
10 (tien) dagenhechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door mr. A. Kuijer,
mr. M.J.J. van den Honert en mr. R.F. de Knoop, in bijzijn van de griffier mr. M.S. Ferenczy.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 april 2018.
Mr. M.S. Ferenczy is buiten staat dit arrest te ondertekenen.