Uitspraak
Gerechtshof Den Haag
Arrest
[verdachte],
BESLISSING
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 april 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Marokko in 1978, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 7 maanden voor het telen en/of verkopen van verdovende middelen, waaronder heroïne en cocaïne. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden bevestigd, maar het hof oordeelde anders.
Tijdens de zittingen in hoger beroep op 30 maart 2018 werd het bewijs tegen de verdachte kritisch bekeken. Het hof concludeerde dat het enkele feit dat er celmateriaal van de verdachte was aangetroffen op stucmessen in de woning waar de drugs werden aangetroffen, niet voldoende was om tot een bewezenverklaring te komen. De bewijswaarde van de DNA-mengprofielen was beperkt, vooral omdat er geen hoofdprofiel van de verdachte was vastgesteld. Bovendien was er onvoldoende bewijs dat de verdachte opzettelijk de drugs had bewerkt of aanwezig had gehad.
Het hof vernietigde het eerdere vonnis en sprak de verdachte vrij, omdat de omstandigheden en het bewijs niet wettig en overtuigend bewezen dat hij de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De getuigenverklaringen en de omstandigheden rondom de inval door de politie gaven geen steun aan de beschuldigingen. Het hof concludeerde dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor de hem ten laste gelegde feiten en sprak hem vrij.