ECLI:NL:GHDHA:2018:1158

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
16 mei 2018
Zaaknummer
200.208.751/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Rekestprocedure
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor verhuizing met minderjarige na scheiding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verhuizing van een minderjarige dochter van de vader naar een andere woonplaats. De vader had zonder toestemming van de moeder de minderjarige meegenomen naar [huidige woonplaats minderjarige] in augustus 2016. De moeder betwistte de wens van de minderjarige om daar te blijven wonen en stelde dat de vader in strijd met haar belangen had gehandeld. De bijzondere curator, die was aangesteld om de belangen van de minderjarige te behartigen, bevestigde echter dat de minderjarige zich goed voelde in haar nieuwe omgeving en daar geworteld was. Het hof overwoog dat de verhuizing naar [huidige woonplaats minderjarige] een feit was en dat het in het belang van de minderjarige was om de huidige situatie in stand te houden, ondanks dat de vader zonder toestemming van de moeder was verhuisd. Het hof verleende de vader vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen en ontsloeg de bijzondere curator van haar taak. De beslissing benadrukt het belang van stabiliteit voor de minderjarige en de noodzaak voor de ouders om hun communicatie te verbeteren.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.208.751/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 16-6948
zaaknummer rechtbank : C/09/518020
beschikking van de meervoudige kamer van 16 mei 2018
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. A.G.W. Leysen te Nijmegen,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. M.E. Kreber te Zoetermeer.
Als belanghebbende is aangemerkt:
[de bijzondere curator] ,
gevestigd te [plaats] ,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator over de minderjarige,
hierna te noemen: de bijzondere curator.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming te [locatie]
,
hierna te noemen: de raad.

1.Verder procesverloop in hoger beroep

1.1.
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in hoger beroep naar zijn tussenbeschikking van 20 december 2017, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd.
1.2.
Bij die beschikking heeft het hof, voor zover hier van belang, [de bijzondere curator] benoemd tot bijzondere curator over de minderjarige. De bijzondere curator heeft de opdracht gekregen het hof te adviseren en advies uit te brengen over de navolgende vragen:
wat is de mening van de minderjarige ten aanzien van de inmiddels gerealiseerde
verhuizing naar [huidige woonplaats minderjarige] ?
wat betekent de verhuizing naar [huidige woonplaats minderjarige] op de langere termijn voor de minderjarige in het contact met de moeder?
wat is de visie van de bijzondere curator op de impact die de verhuizing naar [huidige woonplaats minderjarige] op de minderjarige heeft gehad?
Voorts kan de bijzondere curator al datgene doen wat zij in het belang van de minderjarige acht en staat het haar vrij om op eigen initiatief een gesprek met een derde te voeren, als wordt ingeschat dat deze voor de zaak relevante informatie kan verschaffen.
1.3.
De bijzondere curator heeft bij brief van 23 februari 2018, ingekomen op 27 februari 2018, haar verslag van 23 februari 2018 aan het hof overgelegd.
1.4.
Van de zijde van de vader is op 9 maart 2018 bij het hof ingekomen zijn reactie op het verslag van de bijzondere curator.
1.5.
Van de zijde van de moeder is op 29 maart 2018 bij het hof ingekomen een journaalbericht van 28 maart 2018, met bijlagen, zijnde haar reactie op het verslag van de bijzondere curator.
1.6.
De mondelinge behandeling is op 11 april 2018 voortgezet. Verschenen zijn:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de bijzondere curator;
  • [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
1.7.
De advocaat van de vader heeft ter mondelinge behandeling vooreerst bezwaar gemaakt tegen overlegging van genoemd journaalbericht d.d. 28 maart 2018 met bijlagen, zijnde de reactie van de moeder op het verslag van de bijzondere curator, aangezien deze reactie te laat bij het hof is ingediend en één van de bijlagen het standpunt van de minderjarige bevat in de vorm van een (latere) reactie van de minderjarige op het verslag van de bijzondere curator. Het is volgens de vader niet de bedoeling dat het standpunt van de minderjarige via de ouders in het geding wordt gebracht, maar via de bijzondere curator. Het hof heeft daarop beslist dat op de bijlage – zijnde de reactie van de moeder – wel acht wordt geslagen, omdat deze kort en eenvoudig te doorgronden is en de advocaat van de vader in redelijkheid voldoende moet hebben kunnen kennisnemen van die bijlage en zich voldoende moet hebben kunnen voorbereiden op een verweer daartegen. Het hof heeft voorts aangegeven geen acht te zullen slaan op het standpunt van de minderjarige als vervat in de bijlage. Het hof heeft de bijzondere curator nu juist benoemd om (als derde) met de minderjarige te spreken. In haar verslag heeft de bijzondere curator neergelegd wat de minderjarige haar heeft verteld. Het hof ziet de meerwaarde van een nader stuk van de minderjarige dan ook niet in en zal dit stuk daarom niet tot de gedingstukken toelaten. Een andere benadering zou ook afbreuk doen aan de rol van de bijzondere curator.

2.De verdere motivering van de beslissing

2.1.
Uit het verslag van de bijzondere curator blijkt dat de minderjarige wil blijven wonen in [huidige woonplaats minderjarige] . De minderjarige heeft het daar naar haar zin en is daar gewend geraakt. Volgens de bijzondere curator is de minderjarige zeer goed in staat om te verwoorden wat zij wil en ziet de minderjarige zowel de mogelijkheden als de onmogelijkheden. Daarnaast is de minderjarige er naar de mening van de bijzondere curator van overtuigd dat het contact met de moeder – bij instandhouding van de verhuizing – zal blijven zoals het nu is, omdat de vader haar steeds heen en weer brengt. Het komt de bijzondere curator echter voor dat het voor de minderjarige op de langere termijn niet altijd mogelijk zal zijn om de geplande weekenden bij de moeder door te brengen. Zo zullen bepaalde schoolactiviteiten en feestjes in de omgangsweekenden vallen en zal de minderjarige ook in de weekenden tijd met haar vriendinnen willen doorbrengen. De ouders dienen de minderjarige hierin te steunen en ruimte te geven, zodat zij zich hierover niet schuldig zal voelen. Dit vergt volgens de bijzondere curator flexibiliteit van de ouders in de verdeling van de weekenden en de vakanties. Uit het verslag blijkt verder dat de verhuizing een enorme impact heeft gehad op de minderjarige. Er dient dan ook duidelijkheid te komen voor de minderjarige over waar zij zal (mogen) wonen, aldus de bijzondere curator.
2.2.
De vader voert – kort samengevat, zoals aangevuld ter zitting – het volgende aan. Uit het verslag van de bijzondere curator volgt dat het de uitdrukkelijke wens van de minderjarige is om in [huidige woonplaats minderjarige] te blijven wonen. Zij is daar in de gemeenschap opgenomen, heeft daar vriendinnetjes, gaat daar naar school en zal daar binnenkort ook op zoek gaan naar een middelbare school. Het is niet in het belang van de minderjarige om – vanuit een omgeving waarin zij zich nu goed voelt – terug te verhuizen naar [voormalige woonplaats minderjarige] . Dat een terugkeer naar [voormalige woonplaats minderjarige] niet in het belang van de minderjarige is, komt ook duidelijk in het verslag van de bijzondere curator naar voren. De enige problemen die zich in de toekomst wellicht voor zouden kunnen doen, betreffen het plaatsvinden van (school)activiteiten in de omgangsweekenden. Deze problemen worden echter niet ondervangen door terug te verhuizen naar [voormalige woonplaats minderjarige] , daar deze problemen zich ook in [voormalige woonplaats minderjarige] voor zouden kunnen doen. In dat laatste geval dienen de omgangsweekenden ook te worden verschoven. Gelet op zijn financiële existentie is het voor de vader niet mogelijk om – in het geval de minderjarige terug zal moeten verhuizen – zelf ook terug te verhuizen. Vanaf het moment dat partijen in 2010 uit elkaar zijn gegaan, verzorgt de vader de minderjarige en voedt hij haar op. Wegens persoonlijke problematiek van de moeder was er slechts beperkte omgang mogelijk tussen haar en de minderjarige. De minderjarige is al die jaren dus vrijwel uitsluitend door de vader opgevoed. In die jaren heeft de minderjarige zich ontwikkeld tot een zelfstandig, zeer intelligent meisje. De vader heeft van de minderjarige begrepen dat zij graag in [huidige woonplaats minderjarige] wil blijven wonen, maar ook dat zij het contact met de moeder – zoals het nu is – wil behouden. De vader acht het daarom in het belang van de minderjarige dat de huidige situatie in stand blijft en dat de omgangsregeling tussen de minderjarige en de moeder – die thans al acht jaar bestaat – onverkort wordt uitgevoerd. De vader erkent dat de minderjarige het fijn zou vinden als er een co-ouderschapsregeling tussen de ouders zou kunnen zijn, maar weet dat een
co-ouderschapsregeling in dit geval niet zal werken. Het schort tussen de ouders namelijk nog steeds in de communicatie, aldus de vader. Zo is tot op heden nog geen schot gekomen in het traject dat de ouders zouden volgen bij Ouderschap Blijft teneinde de onderlinge communicatie te verbeteren. Tot slot merkt de vader op dat de moeder ook naar [huidige woonplaats minderjarige] zou kunnen verhuizen.
2.3.
De moeder voert – kort samengevat, zoals aangevuld ter zitting – het volgende aan. De vader heeft de minderjarige in augustus 2016 zonder toestemming van de moeder – en zonder vervangende toestemming van de rechtbank – meegenomen naar [huidige woonplaats minderjarige] . Het kan en mag niet zo zijn dat de vader daarmee – nu enige tijd is verstreken – een situatie heeft gecreëerd als gevolg waarvan het thans zo zou zijn dat het in het belang van de minderjarige is dat zij in [huidige woonplaats minderjarige] blijft. De vader heeft met de verhuizing zowel in strijd met de belangen van de minderjarige als de belangen van de moeder gehandeld. Het kan zijn dat de minderjarige inmiddels in [huidige woonplaats minderjarige] wil blijven wonen, maar de moeder betwist dat dit de uitdrukkelijke wens van de minderjarige is. Daarnaast kunnen andere belangen in dezen zwaarder wegen dan het belang van de minderjarige om thans in [huidige woonplaats minderjarige] te blijven wonen. Uit het verslag van de bijzondere curator volgt immers dat de minderjarige in een loyaliteitsconflict is geraakt daar naast de afstand tussen de ouders sprake is van slechte communicatie. De huidige situatie bemoeilijk een evenredige opvoeding door beide ouders. Over een situatie waarin de minderjarige samen met de vader terugkeert naar [voormalige woonplaats minderjarige] of [plaats] wordt niet gesproken, terwijl dat de (juridische) werkelijkheid zou zijn indien de minderjarige terug zal moeten verhuizen. Zo heeft de vader gesteld dat – zou de minderjarige terug moeten verhuizen – hij niet mee zal verhuizen naar [voormalige woonplaats minderjarige] . Dit zou volgens de moeder echter wel de beste oplossing zijn, gelet op zowel haar belang als dat van de minderjarige. De minderjarige zou het best aankunnen om terug te verhuizen. In [voormalige woonplaats minderjarige] heeft de moeder een netwerk, maar in [huidige woonplaats minderjarige] heeft zij dat niet. Daarnaast woont de beste vriendin van de minderjarige in [voormalige woonplaats minderjarige] en kan zij ook in [voormalige woonplaats minderjarige] op zoek gaan naar een middelbare school, waar zij in de eerste klas kan starten. Het is, mede gelet op de puberteit die eraan zit te komen, in het belang van de minderjarige dat zij goed contact kan onderhouden met de moeder. Dat goede contact kan niet meer zijn dan eenmaal per veertien dagen als de reisafstand tussen de moeder en de minderjarige zo groot blijft. Wanneer de ouders dicht bij elkaar zouden wonen, zal het contact tussen iedereen makkelijker worden. Het is namelijk ook van belang dat de communicatie tussen de ouders verbetert. Het traject bij Ouderschap Blijft kan daaraan bijdragen. Echter, ook hier is de afstand weer het probleem. De moeder kan de reiskosten naar de locatie van Ouderschap Blijft (in [plaats] ) namelijk niet betalen en is derhalve genoodzaakt om afspraken af te zeggen. De moeder zou graag de kans willen krijgen om haar moederrol naar behoren te vervullen. Een co-ouderschapsregeling zou dan ook het beste zijn. De minderjarige heeft zelf immers aangegeven dat zij als liefste graag zou zien dat de ouders een co-ouderschapsregeling met elkaar treffen. Als de ouders dicht bij elkaar wonen dan kan de minderjarige de andere ouder opzoeken wanneer zij dat zelf wil en zou zij met de fiets tussen de ouders kunnen reizen. Blijft de minderjarige echter in [huidige woonplaats minderjarige] wonen, dan zou het contact met de moeder kunnen verslechteren. Omgangsweekenden zouden uit kunnen vallen, omdat de minderjarige soms ook andere plannen in de weekenden heeft. De reistijd zal dan voor de minderjarige een belemmering vormen om in het omgangsweekend naar de moeder toe te gaan. De minderjarige heeft aangegeven dat zij op dit moment best gelukkig is, maar deze situatie is voor haar niet leuk en daar kan zij zelf niets aan doen, aldus de moeder.
2.4.
De bijzondere curator heeft in aanvulling op het verslag nog het volgende naar voren gebracht. Het is inderdaad de wens van de minderjarige dat haar ouders bij elkaar in de buurt wonen zodat er een co-ouderschapsregeling uitgevoerd zou kunnen worden. De minderjarige vindt niet dat haar ouders weer bij elkaar moeten komen, maar wel dat zij bij elkaar in de buurt zouden moeten wonen. Daar is de minderjarige heel duidelijk in geweest tijdens de gesprekken. De minderjarige zit nu klem tussen haar ouders en is in een loyaliteitsconflict geraakt. De verantwoordelijkheid voor de beslissing in dezen dient daarom niet bij haar komen te liggen. Verder heeft de minderjarige duidelijk aangegeven dat het contact met de moeder voor haar heel belangrijk is. Zij wil niet dat dit contact minder wordt dan thans het geval is. Daarbij heeft de minderjarige aangegeven dat het contact met de moeder lastig te realiseren is daar de afstand tussen de ouders groot is. De minderjarige wil echter wel het liefst in [huidige woonplaats minderjarige] blijven wonen omdat zij daar gesetteld is, aldus nog steeds de bijzondere curator.
2.5.
De raad heeft het volgende naar voren gebracht. Het is duidelijk dat de minderjarige klem zit tussen de ouders. Deze ouderstrijd speelt zich op allerlei niveaus af. De ouders dienen de minderjarige emotioneel gezien ruimte te geven om positief contact te onderhouden met de andere ouder. Het contact met de moeder is naar de raad begrijpt ontzettend belangrijk voor de minderjarige. Hoewel de ouders een manier hebben gevonden om met elkaar om te gaan, is de verstandhouding tussen hen voor verbetering vatbaar. De raad merkt daarbij op dat er meer mogelijkheden zijn om de onderlinge communicatie tussen de ouders te verbeteren dan het traject bij Ouderschap Blijft. De raad heeft ter zitting een beroep op de ouders gedaan om andere mogelijkheden tot verbetering van de onderlinge communicatie te beproeven. Immers, de situatie tussen de ouders dient te veranderen alvorens de situatie van de minderjarige kan veranderen. Of de situatie voor de minderjarige zal verbeteren, hangt af van de vraag of de ouders de strijd met elkaar kunnen staken en samen kunnen kijken naar hoe zij vanuit hun verschillende rol en positie kunnen samenwerken om een betere situatie voor de minderjarige te creëren. Ondanks dat de vader geen vervangende toestemming van de rechtbank heeft gekregen om met de minderjarige naar [huidige woonplaats minderjarige] te verhuizen, is de minderjarige daar gesetteld. Het is in het belang van de minderjarige dat haar situatie niet steeds verandert, aldus de raad.
2.6.
Het hof overweegt als volgt. De vader heeft het recht en het belang om zijn leven na de relatiebreuk met de moeder opnieuw in te richten. Hij wenst dat te doen door met de minderjarige in [huidige woonplaats minderjarige] te (gaan) wonen. Sinds het uiteengaan van partijen in 2010 heeft de vader de volledige zorg voor de minderjarige op zich genomen. Bij beschikking van 23 maart 2012 is de hoofdverblijfplaats van de minderjarige dan ook bij hem bepaald. Nadat de echtelijke woning van partijen in september 2016 was verkocht en geleverd aan een derde, diende de vader op korte termijn geschikte woonruimte te vinden voor hem en de minderjarige, hetgeen naar het hof begrijpt in [voormalige woonplaats minderjarige] niet lukte. Ook was de vader genoodzaakt buiten de regio [voormalige woonplaats minderjarige] een baan te zoeken. Dit alles is de vader uiteindelijk in [huidige woonplaats minderjarige] wel gelukt. Hij woont daar samen met de minderjarige sinds augustus 2016.
2.7.
Tegenover het belang van de vader staat het belang van de moeder en de minderjarige om de tijd die zij thans met elkaar doorbrengen, niet te bekorten. De vader ziet het belang van goed contact tussen de moeder en de minderjarige in en wil zich daar voor blijven inzetten. Ter zitting in hoger beroep is het hof gebleken dat er als gevolg van de verhuizing naar [huidige woonplaats minderjarige] niets is veranderd in de zorgregeling tussen de moeder en de minderjarige. Zij hebben thans nog steeds één weekend per twee weken omgang met elkaar en elke woensdag hebben zij telefonisch contact. Bovendien komt de vader in het probleem van de door de verhuizing vergrote reisafstand tegemoet door de minderjarige in de omgangsweekenden naar de moeder toe te brengen en haar aldaar weer op te halen. Het hof acht het in het belang van de minderjarige dat ook in de toekomst uitvoering aan deze zorgregeling zal worden gegeven. De moeder speelt immers een belangrijke rol in het leven van de minderjarige, zeker nu de puberteit eraan zit te komen.
2.8.
Voorts overweegt het hof dat de verhuizing naar [huidige woonplaats minderjarige] in september 2016 een feit is geworden. De minderjarige is daar thans geworteld en heeft daar een sociaal netwerk opgebouwd. Een verhuizing naar [voormalige woonplaats minderjarige] zou het leven van de minderjarige opnieuw overhoop halen, hetgeen veel onzekerheid, onveiligheid en onrust voor haar met zich mee zal brengen. Het is immers niet zeker of de vader met de minderjarige mee zal verhuizen naar [voormalige woonplaats minderjarige] daar hij in [huidige woonplaats minderjarige] werkt en in [voormalige woonplaats minderjarige] niet over woonruimte beschikt. Gelet op het voorgaande acht het hof het van belang om, ondanks dat de vader destijds zonder toestemming van de moeder – en zonder vervangende toestemming van de rechtbank – met de minderjarige naar [huidige woonplaats minderjarige] is verhuisd, de huidige situatie in stand te laten. Het hof is niet gebleken dat het niet goed gaat met de minderjarige en dat haar belangen zich tegen de verhuizing naar [huidige woonplaats minderjarige] verzetten. Daarbij neemt het hof in aanmerking dat de verhuizing niet heeft geleid tot een wijziging in de zorgregeling en dat het in het belang van de minderjarige is om de zorgregeling niet (verder) te beperken. Ook de raad heeft ter zitting geadviseerd om de huidige situatie in stand te laten. Naar het oordeel van het hof weegt het belang van de vader om met de minderjarige te verhuizen naar [huidige woonplaats minderjarige] daarom zwaarder dan de belangen van de moeder. Het hof zal de bestreden beschikking dan ook, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en de vader alsnog vervangende toestemming verlenen om met de minderjarige naar [huidige woonplaats minderjarige] te verhuizen.
2.9.
Verder verdient het aanbeveling dat partijen met behulp van professionele hulpverlening werken aan verbetering van hun communicatie en toename van het onderlinge vertrouwen. Dit is in het belang van de minderjarige. Het is echter aan partijen zelf om de nodige bereidheid daartoe tegenover elkaar uit te spreken en om een gezamenlijke inspanning hiervoor te leveren. Ter zitting is het hof gebleken dat het traject bij Ouderschap Blijft nog niet is opgestart, nu de moeder de reiskosten daarvan niet kan betalen. Blijken partijen echter niet in staat of bereid te zijn hun onderlinge communicatie te verbeteren, dan verdient het aanbeveling dat partijen (eerst) ieder afzonderlijk hulpverlening zoeken om te komen tot een situatie waarin zij wel kunnen leren beter met elkaar te communiceren.
2.10.
Nu de bijzondere curator haar taak – zoals omschreven in r.o. 5.13. van de beschikking van dit hof van 20 december 2017 – heeft vervuld, zal het hof haar ontslaan van haar werkzaamheden.
2.11.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in het hoger beroep:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en,
in zoverre, opnieuw beschikkende:
verleent de vader vervangende toestemming om met de minderjarige te verhuizen naar [huidige woonplaats minderjarige] ;
ontslaat de bijzondere curator [de bijzondere curator] van haar taak als bijzondere curator over de minderjarige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I. Obbink-Reijngoud, P.B. Kamminga en
K. van Barneveld-Peters, bijgestaan door mr. B.L. Lok als griffier en is op 16 mei 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.