ECLI:NL:GHDHA:2018:1154
Gerechtshof Den Haag
- Rekestprocedure
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarigen; afwijzing op basis van voldoende acceptatie van zorg door ouders
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 mei 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming. De vader, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Rotterdam, betwistte de noodzaak van de ondertoezichtstelling. Hij voerde aan dat de ouders voldoende zorg en hulpverlening voor de minderjarigen hebben geaccepteerd en dat er geen signalen van onveiligheid zijn. De rechtbank had eerder besloten de minderjarigen onder toezicht te stellen van de William Schrikker Stichting (WSS) voor een periode van een jaar, maar de vader was het hier niet mee eens.
Tijdens de mondelinge behandeling op 13 april 2018, waar de moeder niet aanwezig was, zijn verschillende partijen gehoord, waaronder de vader, de raad en de WSS. De vader stelde dat de hulpverlening in het vrijwillige kader al was opgestart en dat de ontwikkeling van de minderjarigen positief was. De raad en de WSS gaven aan dat er zorgen waren over de ontwikkeling van de oudste minderjarige, maar dat de communicatie tussen de ouders en hulpverleners soms problematisch was.
Het hof heeft de argumenten van de vader en de betrokken instanties zorgvuldig gewogen. Het hof concludeerde dat de ouders niet onwelwillend stonden tegenover de hulpverlening en dat er geen sprake was van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarigen. Daarom heeft het hof de bestreden beschikking vernietigd en het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen, met de verklaring dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.